Nu de Eerste Kamer zich buigt over het wetsvoorstel van D’66 Kamerlid Pia Dijkstra verschijnen ook in christelijk Nederland allerlei reacties. Voor en tegenstanders van de wet manifesteren zich. Rentmeesterschap en naaste liefde zijn hierbij begrepen die veelvuldig gebruikt worden. Om niet in herhaling te vallen wil ik een andere insteek maken. Namelijk vanuit #MeToo.

In oktober 2017 ging de hashtag, die al in 2006 bedacht is, viral. Aanleiding is het seksueel misbruik van vrouwen door mannen in machtsposities. Het moet afgelopen zijn met seksuele intimidatie en aanranding en wie zijn handen niet kan thuis houden die wordt openlijk beschuldigd. De hashtag #MeToo laat duidelijk zien dat je van een ander en in het bijzonder van de intieme delen van het vrouwelijke lichaam afblijft. Alleen wanneer een vrouw zonder dwang nadrukkelijk toestemming geeft, mag een man zijn hand uitstrekken naar haar geslachtsorganen.

Het principe is helder. Nee is nee, maar geen nee betekent geen ja.

 

Laten we dit principe nu eens toepassen op orgaandonatie. Wie in het donorregister aangegeven heeft dat de organen na het overlijden niet beschikbaar zijn voor transplantatie heeft duidelijk nee gezegd en nee is nee. Maar is het juist om een ja te veronderstellen wanneer iemand geen nee heeft gezegd? Dit gaat in tegen het principe dat we tegengekomen zijn bij #MeToo. Geen nee betekent geen ja.

 

Het lijkt mij dat er alles aangedaan mag worden om mensen te stimuleren om de organen na het overlijden beschikbaar te stellen voor transplantatie. Maar wanneer iemand dit niet heeft aangegeven in het donorregister is het ongepast om een ja te veronderstellen.

Handen af van ieder orgaan zonder uitdrukkelijke toestemming van de persoon zelf of bij orgaantransplantatie van de nabestaanden.

   
Weet u, bij ons hangen bij de kerkdeuren zendingsbussen. De gemeenteleden hebben elke zondag tot twee keer toe de gelegenheid om het zendingswerk te ondersteunen. Trouw wordt het opgehaalde geld overgemaakt naar de GZB. Onder andere voor Willem-Jan de Wit in Egypte. Misschien herkent u dit wel.

O wacht even.

Elk jaar staat er ook in het kerkblad dat mensen het dagboekje van de GZB kunnen bestellen. Bij trouwe lezers gaat de zendingscommissie langs de deur. Door ‘Een hand vol koren’ brengen we de zending ook onder de aandacht van de gemeenteleden. Misschien herkent u dit wel.

O wacht even.

Is door deze twee manieren de hele gemeente enthousiast voor zending? Krijgt op deze twee manieren zending binnen de gemeente de aandacht die het verdient? Nee, ik zet geen streep door de zendingsbussen, laat ze maar mooi hangen, en ik zet ook geen streep door het dagboekje, gewoon ieder jaar weer proberen te verkopen. Ik zet er geen streep door en ik plaats ook geen vraagtekens bij het nut van de zendingsbussen en de dagboekjes. Ik stel er wel een vraag bij. Krijgt zending werkelijk op deze manier de aandacht die het verdient?

Misschien moeten we de vraag eerst opsplitsen, want er komt nogal wat ter sprake. Het gaat over zending en de aandacht daarvoor binnen de gemeente. Nu is er binnen de gemeente veel wat aandacht verdient, maar welke plek krijgt zending hierin? Welke aandacht moet er binnen de gemeente voor zending zijn? Daar komt nog een vraag bij. Is de gemeente overtuigd dat zending aandacht verdient binnen de gemeente? Loopt ze er warm voor

Dat zijn nogal wat vragen waar je als Thuis Front Commissie tegenaan kunt lopen. U zat misschien al in de zendingscommissie of u was al een bekende van de persoon of het gezin dat namens de GZB uitgezonden is. Het was niet onlogisch om plaats te nemen in de TFC. Natuurlijk. Vanzelfsprekend.

Van harte wilt u de gemeente stimuleren om met gebed, meeleven en financiële steun bij de zendingswerker betrokken te zijn. Ook heeft het uw hart om het werk van de zendingswerker zo goed mogelijk voor het voetlicht te brengen. U ervaart in het begin dat het allemaal loopt. De uitzenddienst was geweldig. Zegenrijk. U ervaart ondersteuning van uw werk, maar vooral van het werk van de zendingswerker. Maar na verloop van tijd verdwijnt het enthousiasme.

Op welke manier kan zending binnen de gemeente de aandacht krijgen die het verdient? Deze vraag dringt zich op. Want in de gemeente spelen na verloop van tijd andere zaken die volop de aandacht krijgen. Waar enthousiasme voor is. Er zijn andere acties waar gebed en ook geld voor gevraagd worden. En de gemeenteleden zijn ook zelf weer met andere zaken betrokken.

We hebben de vraag in stukje geknipt. Laten we die stukjes een voor een ter hand nemen. We hebben gezegd dat er binnen de gemeente veel is wat aandacht verdient. Jongeren en ouderen. Zieke en rouw dragende gemeenteleden. Daarnaast vraagt het vluchtelingenwerk meer aandacht. Ook zijn er talloze kerkelijke activiteiten. Catechese, clubwerk, Vorming en Toerusting, het evangelisatiewerk. Welke plek krijgt zending temidden van die activiteiten?

Het lijkt alsof er een plek bevochten moet worden. De ellenbogen gebruiken om zending meer in het voetlicht te krijgen. Dat is toch al te gek. Maar dat zending aandacht behoort te krijgen is helder. Een kerk zonder zending verliest de band met de wereldkerk. Verliest ook een deel van de opdracht die de kerk heeft. Hoe de gemeente enthousiasmeren voor zending?

Hier gaat een vraag aan vooraf. Welke aandacht moet er binnen de gemeente voor zending zijn? Welk antwoord geven jullie op deze vraag? Waarbij gezegd mag worden dat dit een vraag is waarvan het goed is dat jullie als TFC’s hierover nagedacht hebben. In andere woorden: Wat zouden we willen bereiken? Moet heel de gemeente enthousiast zijn en evenveel weten van de ondersteunde zendingswerker of mag dit gedifferentieerd zijn? Wat is het minimale waarvan we willen dat bij iedereen bekend is? Het minimale enthousiasme. Ik kom hier later op terug.

 

Naast opvatting van de TFC’s over de aandacht van zending binnen de gemeente, is er ook de vraag of de gemeente overtuigd is dat zending aandacht verdient binnen de gemeente? Nu draaien we de vraag om en bekijken we het van de kant van de gemeente. Een TFC kan van alles willen, maar hoe staat de gemeente daartegenover. Is er al iets enthousiasme?

Wanneer we deze vraag stellen dan kijken we naar de huidige interesse van de gemeente voor zending. Die kan hoog zijn. Die kan op het gewenste niveau zitten. Maar die kan ook beneden alle peil zijn. In hoeverre is het nodig dat de gemeente allereerst groeit in het besef van de noodzakelijkheid van zending. Laat ik het anders zeggen. Is er in de gemeente een bodem waarop de TFC het werk kan doen? In Giessenburg was er een bodem.

Toen ik als predikant verbonden werd aan de hervormde Gemeente Giessen-Nieuwkerk werd er ondersteuning gegeven aan een zendingsechtpaar. Zij werken via de GZB in Malawi. Hun terugkeer naar Nederland maakte een einde aan deze ondersteuning. Was het toen vanzelfsprekend om opnieuw iemand te gaan ondersteunen. Ik moet zeggen van ja. Tegelijk is hier niet alles mee gezegd. Dat de zendingscommissie in het bijzonder er werk van maakte om iemand anders te ondersteunen had namelijk een drietal redenen. Als eerste is er een zeker bewust zijn van de noodzaak van zending. Dit bewust zijn bewerkt dat er regelmatig mensen een beroep doen op de diaconie omdat zij een tijdelijke activiteit ondernemen die onder gebracht kan worden onder de kop zending.

Doordat er tijdelijke activiteiten zijn van gemeenteleden die onder de noemer van zending gebracht kunnen worden en die ondersteund werden door de diaconie, wordt de gemeente telkens weer bepaald bij zending. Het mooie is dat andere initiatieven niet bedreigend hoeven te zijn, maar juist ten positieve kunnen doorwerken. Wat voor de daadwerkelijke keuze vooral bepalend is geweest, is de reis die ik zelf twee jaar geleden gemaakt heb naar Egypte, maar daar later meer over.

De vraag was of er in de gemeente een bodem is waarop de TFC het werk kan doen? Wanneer die bodem ontbreekt, gaat het anders en zal binnen de TFC, de zendingscommissie en de kerkenraad hierover gesproken moeten worden. Beginpunt is het besluit tot het ondersteunen van een zendingswerker. Dit is niet iets van een paar mensen, maar van heel de gemeente. Gezamenlijk zal gekeken behoren te worden op welke wijze er een fundament voor het belang van het zendingswerk gelegd kan worden of hoe het enthousiasme voor zending omhoog gekrikt kan worden.

Het mooie van deze gezamenlijke discussie is dat deze niet slechts gevoerd wordt door de TFC en door de zendingscommissie, maar ook door de kerkenraad. Op deze manier wordt er een vloertje gelegd. Samen kan besproken worden op welke manier vormgegeven wordt aan het zendingswerk. Op welk niveau moet het gaan leven?

 

Heel minimaal is dat meer dan het overgrote deel van de gemeente de naam en het gezicht kent van de zendingswerker. Natuurlijk kunt u een foto bij de zendingsbussen hangen. U kunt ook de hele kerkzaal vol hangen met foto’s. Ik vermoed dat u zelf wel een tussenweg kunt bedenken. Wezenlijk is dat er een lampje gaat branden wanneer mensen de naam horen of de foto zien. Waarbij herhaling wezenlijk is.

Vlak boven dit minimum is de kennis over het land waar de zendingswerker werkzaam is. Op allerlei manieren is het mogelijk om dit land zo nu en dan centraal te stellen. Dan kunt u denken aan hapjes op een gemeenteavond die horen bij het betreffende land. Maar u bent waarschijnlijk veel creatiever dan ik ben in het bedenken van mogelijkheden. Maar door het land zichtbaar te maken komt onbewust ook de zendingswerker voor het voetlicht te staan. Zo wordt aandacht gegenereerd voor zending.

Een tijd geleden heb ik via Facebook de vraag gesteld of men weet wie we namens de GZB ondersteunen. In welk land deze persoon werkt en wat hij daar doet. Hoewel in sommige antwoorden de naam verkeerd geschreven was, was ik niet ontevreden. Het maakte dat ik op zijn verjaardag gerust een foto van hem kon posten met de vraag hem te feliciteren met zijn verjaardag. Velen wisten wie hij was en wat hij deed.

Facebook is één van de sociale media. Persoonlijk is naast de aandacht voor zending in de prediking de sociale media voor mij een middel dat volop gebruikt kan worden. Hiervoor kreeg ik twee jaar geleden via de GZB een geweldige kans. Een reis naar Egypte gaf de mogelijkheid om via de website hervormdgiessenburg.blogspot.nl en via Facebook informatie te geven over de christenen aldaar. Zo was er een korte periode waarin de gemeente veel meekreeg over zending in deze tijd. Vooral 30-plussers werden zo geïnformeerd. De oudere gemeenteleden hoorden het op een gemeenteavond.

Foto’s, filmpjes, verhalen. Ze komen nog weleens terug. Mede door het jongerenproject van dit jaar van de GZB en de HGJB. Ik kan met een gerust hart de jongeren verzekeren dat de situatie in Caïro er zo uit ziet als de filmpjes laten zien. Ik kan daarbij iets vertellen over de armoede die ik in de zuidelijke provincie Minya heb aangetroffen.

U begrijpt dat dit niet alleen iets doet met de catechisanten, maar ook iets met mij gedaan heeft. De tijd in Egypte, was kort, maar vormt een mens. Het Midden-Oosten was mij bekend door vier reizen naar Israël, maar dit is geheel anders. Vooral door de ontmoeting met gewone protestantse christenen. Ik mocht deze ontmoetingen hebben in het zuiden van Egypte, maar ook in de achterstandswijken van Caïro waar het vuil meters hoog op straat ligt en mensen dicht op elkaar gepakt wonen.

 

Toen vorig jaar het ondersteunen van het zendingsechtpaar afliep vanwege hun terugkeer, kreeg de zendingscommissie drie opties aangeboden van de GZB. Een daarvan was Willem Jan de Wit in Caïro. Die kenden ze al van de berichten op Facebook en dat maakte dat de leden van de zendingscommissie tegelijk enthousiast werden om hem te ondersteunen. Voor de gemeente was het ook makkelijker om de stap te maken want hij was ook bij hen bekend. De bekendheid groeide door zijn bezoek eind augustus aan de gemeente. Dat is van grote invloed voor het enthousiasmeren van de gemeente. Maar indirecte aanwezigheid werkt ook door. Dit mocht ik ervaren toen eind november twee Egyptische predikanten op bezoek waren. Collega’s die ik heb leren kennen toen zij nog studeerden bij Willem Jan de Wit en zo hebben we ze ook aangekondigd. Zo kwam Willem Jan de Wit ook in beeld.

Van het bezoek heeft heel de gemeente niet veel meegekregen. Ze hoorden dat ze zondags in de kerk waren. Mogelijk hebben ze hen gezien bij de verkoopdag van de vrouwenvereniging die de zaterdag ervoor plaatsvond. Toch hebben ze indirect veel meegekregen. Want Via Facebook en Instagram heb ik verslag gedaan van de belevenissen met hen. Het bezoek aan de Nederlandse piramides, de molens van Kinderdijk, maar ook de maaltijd bij een diaken en met diakenen en bij een lid van de zendingscommissie met anderen leden daarbij.

Zo kan de sociale media prima ingezet worden om zending onder de aandacht te brengen door verslag te doen en dit nadrukkelijk te linken aan de ondersteunde persoon. Nu heb ik het met Willem Jan de Wit wel getroffen. Want toen is onderzoek deed naar zijn naamsbekendheid in de gemeente. Reageerde hij ook met een verwijzing naar zijn blogs. Door deze links kwamen gemeenteleden op zijn website terecht, lazen ze wat meer over hem en doen dit mogelijk in het vervolg ook. Zo is Facebook een goed middel om de gemeenteleden tussen 30 en 80 jaar te bereiken met zending.

Maar natuurlijk kan ook zo nu en dan, niet elke week of twee weken, in het kerkblad of de zondagse nieuwsbrief iets over de werkzaamheden verteld worden van de zendingswerker. Hierbij kan verwezen worden naar de Facebookpagina of de website van de zendingswerker, of naar de site van de GZB. Mogelijk kan zo’n artikel gepaard gaan met de voorbede in de kerkdienst, maar ook met de oproep om thuis in de voorbede de zendingswerker voor Gods troon te brengen en een zegen te vragen over het zendingswerk. Zo komt er door het gebed in het hart van de gemeente en de gemeenteleden plaats voor zending en ontstaat enthousiasme.

 

Dan is er de hoop en het gebed dat de gemeente enthousiast wordt en overtuigd raakt van de noodzaak van zending. Tenminste, ze raakt bekend met iemand die namens de GZB uitgezonden is om zendingswerk te bedrijven. Want wat de vraag betreft hoe zending in de gemeente de aandacht krijgt die ze verdient, hebben we vooral gefocust op het onder de aandacht brengen en niet op zending. Overtuigd raken van de noodzaak van zending is misschien wel een ander verhaal.

Wat is daarvoor nodig? Noodzakelijk is het besef dat het Evangelie van Jezus Christus aan alle creatuur verkondigd moet worden, omdat alleen door de Heere Jezus er eeuwige verlossing te verkrijgen is. Het is het besef dat het geloof in de eigen verlossing en de liefde van en voor de Heere Jezus niet slechts bestemd is voor het eigen privé-archief, maar dat het gedeeld moet worden zodat steeds meer mensen over het rond der wereld het Evangelie liken en in het netwerk komen van Jezus Christus.

 

Dus ja, we proberen te verwezenlijken dat zending in de gemeente de aandacht krijgt die ze verdient. Daarvoor is een fundament nodig. Hiervoor heb ik eerder de vraag gesteld op welke manier er een fundament voor het belang van het zendingswerk gelegd kan worden of hoe dit omhoog gekrikt kan worden. Het antwoord is niet door aandacht te genereren. Het fundament  is Jezus Christus. Zowel zending, als het onder de aandacht brengen van zending begint bij Hem, die mensen uitzendt in Zijn wijngaard.

Deze noodzaak van zending en van het ondersteunen van broeders en zusters elders heb ik ervaren door het bezoek aan Egypte en door het bezoek van de twee Egyptische collega’s aan Nederland. In Egypte heb ik ook ervaren hoe dicht er geleefd wordt bij de Heere Jezus en hoe de kerk leeft in hoopvolle verwachting.

Tijdens mijn tijd in Egypte mocht ik een bijdrage leveren aan een college missiologie aan het Evangelical Theological Seminary Cairo, het ETSC. De vraag die ik mocht beantwoorden was wat mijn indruk was van de kerk in Egypte. Ik heb toen gezegd: “The church in Egypt is a dreamful church with a heart full of hope”. De kerk in Egypte is een kerk vol dromen en met een hart vol van hoop. Zo was en is mijn beleving.

 

Ik ontmoette in een achterstandswijk van Caïro pastor John. Zij gemeente was officieel nog geen gemeente, maar hoopte dit wel te worden. Het is aan de staat om officieel tot kerk te verklaren. Ze hadden met kerst al bekers laten maken met daarop de tekst dat ze kerk zijn. Maar ze liepen veel verder vooruit. Hun droom was om discipelen te maken en vervolgens elders een nieuwe gemeente te beginnen om ook elders in de miljoenenstad Caïro mensen te winnen voor Jezus.

Dit soort verhalen en deze ontmoetingen zorgen ervoor dat een christelijk hart sneller gaat kloppen voor zending. Het laat zien hoe hard andere christenen ons gebed en onze steun nodig hebben. Het maakt bewust dat geloven geen privézaak is. Als christenen zijn we wereldwijd aan elkaar verbonden en hebben we de opdracht om Christus te prediken aan alle creaturen. Zo krijgt zending in de gemeente de aandacht die het verdient.

Ik dank u.

 

 

Hoe krijgt zending binnen de gemeente de aandacht de het verdient?

  1. Stel duidelijke doelen over de gewenste aandacht voor zending. In welke mate moeten gemeenteleden betrokken zijn?
  2. Zie andere zendingsdoelen niet als bedreiging, maar als stimulans om aandacht voor zending in de gemeente te creëren.
  3. Onderzoek op welke platforms gemeenteleden en de zendingswerker te bereiken zijn
  4. Maak gebruik van het materiaal dat er is (van de GZB en van de zendingswerker)
  5. Wees bewust en draag uit dat zending logischerwijs volgt uit het geloof in Jezus

De kerkredactie van het Reformatorische Dagblad plaatste donderdag 25 januari een artikel met als titel: “Duitse predikant Beile: Liberalen en evangelicalen bevinden zich op verschillende planeten“. Het artikel bleef hangen en ik vroeg op op Twitter af of dit ook in Nederland herkenbaar is. Dit bracht mij gedachten niet in rustig vaarwater. Want hoe komt Markus Beile aan zijn opmerking? Hoewel ik het Reformatorisch Dagblad niet van nepnieuws verdenk, leek het mij goed eerst om het oorspronkelijke Duitse artikel in het Deutsches Pfarrerblatt op te zoeken en te lezen. Conclusie trekken uit een krantenartikel zonder het origineel bestudeerd te hebben past niet.

 

Markus Beile begint zijn artikel met het feitelijke gegeven dat in 2016 bijna 200.00 mensen een van de evangelischen Landeskirchen heeft verlaten. Wat voor hem ook feitelijk is, is het zwijgen hierover. Waarom wordt er geen denktank opgericht om de leegloop te stoppen en het tij te keren? Hij ziet dat er in de kerk niet gepraat wordt over kernpunten. De oorzaak ligt voor hem in het gegeven dat er slechts oppervlakkig dezelfde taal gesproken wordt.

Om zijn punt duidelijk te maken, schetst hij de verschillende theologieën in de kerk. Hij begint met de traditionele theologie die vandaag de dag in de door Karl Barth gestempelde kerken te vinden is. De kern is dat God zich geopenbaard heeft in Jezus Christus. Dit verkondigd de Bijbel die ook Woord van God genoemd kan worden. Tegelijk wordt de Bijbel in haar tijd verstaan en worden er geen directe ethisch-sociale uitdagingen afgeleid.

Aansluitend behandelt hij de Evangelische theologie. Er zijn duidelijke verbindingen met de traditionele theologie, maar ook een groot verschil. De Evangelische theologie gaat er namelijk vanuit dat de Bijbel wel maatgevende elementen bevat voor de huidige tijd. Het gaat om het aannemen van de redding die Jezus Christus aanbiedt. Een redding die ook verworpen kan worden, maar dit heeft consequenties.

Een derde theologie die Beile tegenkomt in zijn kerk is de liberale theologie. Een theologie die zich duidelijk onderscheid van de traditionele theologie. Ze verwerpt de openbaringstheologie omdat deze de open dialoog met de wetenschap en andere religie belemmert. Deze dialoog is noodzakelijk omdat de waarheid niet alleen in het christendom te vinden is. Daarbij is religiositeit eerder een antropologisch fenomeen.

Tot slot onderscheid Markus Beile de seculiere theologie. Jezus Christus is wel het centrum van de theologie, maar tegelijk moet alle transcendente worden ontmanteld. Hij koppelt de naam van Dorothe Sölle aan deze seculiere theologie. Een theologie die gerust verbonden kan worden met het woord ontmythologiseren en dan kan ook de naam van Rudolf Bultmann er aan gehangen worden.

 

Door deze geheel verschillende manieren waarop mensen in de kerk staan wordt uit verschillende theologische basisopvattingen geredeneerd en komt men niet tot het verstaan van elkaar. Zo komt hij aan de gedachte dat men op verschillende planeten leeft. In de praktijk heeft dit vier consequenties. Het eerste gevolg is dat er slechts oppervlakkig gediscussieerd wordt. Daarnaast verschuilen mensen zich achter standaardzinnen. Als derde gevolg noemt Beile de mogelijkheid dat er van alles iets gepakt wordt en een compromistheologie gecreëerd wordt. Een laatste gevolg is dat het verleden verheerlijk wordt. Hierbij verwijst hij naar het Lutherjaar dat hij ziet als een gemiste kans. Het was uitermate goed geweest om in het Lutherjaar te spreken over de urgente problemen.

Maar hoe nu verder. Markus Beile ziet geen heil in de zwijgcultuur. Maar als er over zaken gesproken moet worden, zoals de vraag of homoseksuele mensen kerkelijk gezegend mogen worden, dan blijft de kerk daar mee worstelen en komt niet verder. Het breekt alleen de kerk maar af. Maar de keuze om een duidelijke theologische positie te kiezen ziet hij ook niet zitten. Dat zal de kerk doen breken. Hierom komt hij uit bij het Amerikaanse model van kerkverbanden. Meerdere kerken die naast elkaar bestaan en zich duidelijke positioneren.

 

Nu is dit een model dat wij in Nederland kennen. Het bevreemdt mij dan ook dat Beile naar Amerika kijkt en niet naar het kleine westelijk gelegen buurland. Tegelijk is de grootste protestantse kerk in Nederland een conglomeratie van zeer uiteenlopende theologieën. De situatie die Beile schetst is dan ook zeer herkenbaar. De laatst gehouden synodevergadering van de Protestantse Kerk in Nederland waar het inzegenen van andere levensverbintenissen dan het huwelijk tussen één man en één vrouw ter sprake kwam, is hier een voorbeeld van. Meer dan regelmatig scheurt en botst het in de synode, op de classes en in de werkgemeenschappen. Terwijl de één belijdt, dat het met de Bijbel meer gaat om het verhaal dan om de moraal omdat alles wat van boven gezegd wordt van beneden komt, wil een ander alle ethische standpunten alleen baseren op de Bijbel als Gods onfeilbaar woord. Het Woord van Hem die beleden wordt als persoonlijk en drie-enig God, Vader, Zoon en Heilige Geest, en waarvan door anderen gezegd wordt dat hij niet bestaat of moeder genoemd wordt.

Wie dit alles op een rijtje zet die kan niet anders dan concluderen dat het onmogelijk is dat de Protestantse Kerk in Nederland met één mond belijdend kan spreken. De bespreking van het rapport ‘Brandpunten in de verkondiging’ is hier een bewijs van. De Protestantse Kerk in Nederland is geen belijdende kerk. Het is een instituut van mensen die iets met Jezus hebben. Als ik het zo op schrijf dan lijkt dit heel mooi. Geweldig toch dat mensen iets met Jezus hebben. Zeker. Maar met welke Jezus? In de afgelopen 2000 jaar kerkgeschiedenis is er veel over Jezus gezegd en geschreven en de kerk heeft vele zaken weggezet als ketterij. Kies ik er dan voor om in tegenstelling tot Markus Beile wel één theologie centraal te stellen? Die neiging kan ik haast niet onderdrukken. Tegelijk ben ik dankbaar voor de breedte die in de kerk aanwezig is. Maar dit betekent mijns inziens niets dat die breedte alsmaar opgerekt kan worden. De vrijzinnigheid hoort net als de orthodoxie bij de kerk, maar er zijn grenzen. Sinds de synode van Dordrecht werden die bepaald door de Drie formulieren van enigheid. Hier is allang geen overeenstemming meer over. Maar het basale als de apostolische geloofsbelijdenis staat ook onder kritiek. Of we moeten er mee kunnen leven dat de een het letterlijk belijdt en de ander slechts spiritueel. Dit laatste vind ik meer dan lastig. Want het gaat mij om Jezus Christus en Die gekruisigd. Dit is de kern van het christelijke geloof en behoort de kern te zijn van de kerk. Wie niet belijdt dat Jezus Gods Zoon is die op de aarde kwam en als het Lam van God voor de zonde van wereld gestorven is aan het kruis en na drie dagen waarlijk opgestaan is uit het graf, die kan misschien een plek vinden in de Protestantse Kerk in Nederland, maar vindt geen aansluiting bij de Kerk van Christus.

 

De gedachte pikte ik op uit het essay ‘Heilige Strijd’ van Beatrice de Graaf.

 

Bij haar beschrijving van een religieuze benadering van veiligheid verwijst zij naar Ezechiël 34 vers 28. In het betreffende hoofdstuk uit dit Oudtestamentische Bijbelboek gaat het over de leiders van Israël die als herder het volk moeten leiden en beschermen. Deze bescherming is tegen wolven en dergelijke. Maar de leiders van Israël blijken valse herders te zijn. Hun leven verrijken zij ten koste van de kudde.

 

Wat we in dit hoofdstuk zien is tweeledig. Daar zijn de wolven. Zij staan voor het kwaad van buiten. Daarnaast zijn er de valse herders. Zij symboliseren het kwaad van binnenuit. Het kwaad van buiten is een reëel gevaar. De wolven zijn er en kunnen zo opdoemen. Maar het gevaar van binnenuit is ook werkelijk. Misschien zelfs wel meer verwoestend. In ieder geval minder zichtbaar. Want valse herders lijken net echte herders.

 

In onze westerse samenleving is er veel nadruk op het gevaar van buitenaf. Er is veel waar mensen angst voor hebben. De angst voor terroristische aanslagen. De angst voor de gevolgen van de klimaatverandering. De angst voor het verliezen van de nationale identiteit. De angst voor verlies van privacy.

Een gevolg is dat we ons gaan bewapenen. Niet met revolvers en geweren zoals in de Verenigde Staten, maar het is wel hetzelfde principe. In Amerika is het recht om een wapen te dragen diep verankerd in de wet. Je moet je immers kunnen verdedigen als burger. In de uitgestrekte delen van Amerika is dit ook nog wel te begrijpen.

Zo is het ook begrijpelijk dat wij er alles aan doen dat wij niet getroffen worden door een terroristische aanslag. Dat we gevolgen van de klimaatverandering voor blijven. Wie vreest dat de nationale identiteit steeds meer te grabbel wordt gegooid zal er alles aandoen om Neêrlands trots hoog te houden en vreemde elementen uit de cultuur te weren. Zo wapenen we ons tegen het gevaar van buitenaf.

 

Maar er is niet alleen gevaar van buitenaf. Misschien moeten we ons wel meer bewust zijn van het gevaar van binnenuit. Ik denk vooral aan populisme en polarisatie. Een groot aantal leiders van politieke partijen zegt de stem van het volk te laten klinken om tegen de elite in te gaan. Al die populisten zorgen ervoor dat de tegenstellingen tussen verschillende bevolkingsgroepen versterkt wordt. Interne verdeeldheid wordt gecreëerd. Deze polarisatie zorgt ervoor dat in de samenleving mensen harder tegenover elkaar komen te staan. Burgers staan tegenover burgers. Voor een land is dit desastreus. Onderlinge verdeeldheid maakt een land zwak. Dan kunnen we ons nog zo goed verdedigen tegen gevaar van buitenaf, maar dan schieten we onszelf in de voet.

 

Misschien zijn de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 een goed begin. Laten we beginnen om de stem niet te geven aan politieke leiders die de inwoners van ons land uiteendrijven. Het vakje voor de naam van die persoon moeten we rood kleuren die zoekt naar en werkt aan een samenleving waar respect is en saamhorigheid. Ons land heeft leiders nodig die bijeenbrengen en verbinden. Het is de hoogste tijd dat we gaan polderen.

 

Het waterbeheer in de Nederlandse polders laat zien hoe dat moet. Het water moet niet te hoog staan, zodat het land drassig en onbegaanbaar is. Maar het waterpeil moet ook niet te laag wezen, want dan klinkt het land in. Het gaat om het juiste evenwicht. Zo zal ook in de politiek en in de hele Nederlandse samenleving weer gezocht moeten worden naar een evenwicht, zodat Nederland in alle opzichten op niveau blijft en begaanbaar.

 

In de RKK was er de commissie Deetman. Velen. Zeer velen deden bij hem beklag over seksueel ontoelaatbaar gedraag in de kerk. De kerk kwam zelfs bekend te staan als een plaats waar seksueel overschrijdend gedrag plaats vond. Inmiddels weten we beter. In de filmwereld, de modewereld, de sportwereld, de mediawereld, de politiek, de onderwijswereld, de kinderopvang, het uitgaansleven etc. Overal vindt seksueel ongewenst gedrag plaats. De maatschappij is er van doordrongen. Heel de samenleving is pervers. De hashtag #MeToo heeft dit wel duidelijk gemaakt.

Wat ook duidelijk is geworden is dat er onduidelijkheid is over wat wel toelaatbaar en gepast is en de grens niet overschrijdt.

In de later verwijderde  tweet van mr Pieter van Vollenhoven wordt deze vraag gesteld.  Uit het tv-programma ‘verkracht of niet’‘ blijkt ook dat mensen dezelfde situatie verschillend beoordelen. Wat voor de een ontoelaatbaar is vindt een ander blijkbaar kunnen. Het laat zien dat we niet in staat zijn om an te voelen hoe een ander zich er toe verhoudt. De eigen seksuele focus bepaald hoe ver we gaan en niet de grens die de ander heeft getrokken. Dat is laakbaar.

 

Het doet mij denken aan wat kinderen al op de basisschool wordt geleerd. Nee is nee. Misschien kan stichting Sire hier eens een reclamespot overmaken. Het heeft vooral te maken met respect voor de medemens. In veel gevallen respect voor vrouwen. Nu duurde het met het algemeen kiesrecht twee jaar voordat ook vrouwen actief stemrecht kregen. Hopelijk vindt de samenleving respect voor elkaar eerder belangrijk