Kent u deze uitdrukking? ‘Het is mijn kerk niet meer.’ Deze uitdrukking wordt gebruikt door mensen die menen op goede gronden de kerk te verlaten waar ze jaren, en misschien wel heel hun leven, bij hebben gehoord. ‘Het is mijn kerk niet meer.’ Vraagt u naar het waarom, dan betreft het veelal wijzigingen in de eredienst. Men is anders gaan zingen. Meer gezangen of opwekkingsliederen dan psalmen. Of de psalmen worden tegenwoordig ritmisch gezongen. Het kan zijn omdat de kerk anders ingericht is, de ambten anders ingevuld zijn of het Avondmaal niet langer aan tafels gevierd wordt. Allerlei redenen kunnen er aan ten grondslag liggen dat mensen zeggen: “Het is mijn kerk niet meer.” Maar wat zeg je eigenlijk?

De laatste tijd bekijk ik de kerkelijke gemeente meer en meer vanuit het perspectief van het lichaam van Christus. Zo wordt de gemeente in de Bijbel genoemd. Het hoofd van de gemeente is Christus en Hij troont aan de rechterhand van Zijn hemelse Vader. Zijn volgelingen zijn de leden van het lichaam van Christus op aarde. Wat roept het op wanneer ik in de opmerking ‘Het is mijn kerk niet meer’, het woord kerk wijzig in lichaam van Christus. Dan zeggen we: “Het is mijn lichaam van Christus niet meer”. Hoort u hoe bizar dit klinkt. Alsof een lid van het lichaam van Christus kan zeggen dat het zijn lichaam niet meer is.

Als eerste kan een lid niet in bezittelijke zin over het lichaam spreken. Een lid bezit niet het hele lichaam. Daarnaast vormt een lid samen met andere leden het lichaam. Het lid is slechts een onderdeel van het lichaam. Wie zegt: “Het is mijn lichaam van Christus niet meer”, die spreekt dus feitelijk over de wens om geamputeerd te worden. Maar als een lid los is van het lichaam van Christus, dan houdt het op te bestaan. Het verrot en vergaat. Alle reden dus om heel voorzichtig te zijn met de opmerking ‘Het is mijn kerk niet meer’.

Wanneer we het voorbeeld verder doortrekken naar het lichaam, dan zien we nog duidelijker hoe bizar het is. Want als in een long een tumor gevonden wordt, kan de lever dan zeggen: “Dit is mijn lichaam niet meer”? Vanzelfsprekend niet. Ieder lid van het lichaam hoort erbij en kan zich onmogelijk losmaken van het lichaam om een zelfstandig bestaan op te bouwen.

‘Dit is mijn lichaam niet meer’ wordt wel eens gezegd door een vrouw die een borstamputatie heeft ondergaan. Zij ervaart de pijn van het missen van een lid van haar lichaam. Zal het de Heere Jezus niet net zo vergaan, wanneer een lid van het lichaam van Christus zegt: “Dit is mijn lichaam niet meer”? Maar wanneer Hij naar de kerk kijkt, ziet Hij waarschijnlijk al lang een verminkt lichaam. Allerlei leden die zich losgemaakt hebben met de opmerking: ‘Dit is mijn kerk niet meer’.

Wanneer we het idee hebben dat de kerk waarbij we horen niet meer aansluit bij de manier van kerk zijn die we zelf voor ogen hebben, dan moeten eerst andere vragen beantwoorden voordat we de wens uitspreken om geamputeerd te worden. Het allerbelangrijkste is de vraag of Jezus Christus in de gemeente gediend wordt. Wanneer die vraag positief beantwoord kan worden, zal afgevraagd moeten worden of de veranderingen zo wezenlijk zijn dat amputatie vereist is of betreft het een bijzaak. Wanneer het wezenlijk is, dan is er misschien wel het oordeel dat de plaatselijke kerk ziek is. Maar bij een zieke moet je niet een gezond lichaamsdeel amputeren. Allereerst proberen te genezen en wanneer dat niet mogelijk is het zieke gedeelte wegsnijden en uit het midden wegdoen.

Maar laten we niet te resoluut te werk gaan en al te oordelend en zeker niet slechts gericht zijn op de splinter in het oog van die ander. Wanneer we het idee hebben, dat het mijn kerk niet meer is, dan zal eerst naar onszelf gekeken moeten worden. Het belangrijkste is de vraag of wijzelf verbonden zijn met Christus, het Hoofd. Daar ligt onze prioriteit. Zeker wanneer we spreken over het lichaam van Christus is er de vraag of wij zelf wel een levend lid zijn van het lichaam van Christus.

Wanneer de plaatselijke kerk daadwerkelijk niet meer als gemeente van Christus aangemerkt kan worden, dan zullen we ons als tweede de vraag moeten stellen of wij in de tijd die achter ons ligt de plaatselijke gemeente, als deel van het lichaam van Christus, verzorgd hebben. Want wanneer wij het lichaam van Christus onverzorgd hebben gelaten door het gemeentewerk niet op ons te nemen, dan moeten we het ook onszelf aanreken wanneer de plaatselijke gemeente van Christus is losgeraakt. Dan is er alle reden om met gebed en door de kracht van de Heilige Geest naar vermogen de plaatselijke kerk te dienen, opdat zij opnieuw geënt mag worden op de Wijnstok.

Het huisbezoek is een vast onderdeel van de werkzaamheden van een predikant. Veelal bezoekt de predikant de ouderen van de gemeente, gaat hij op kraambezoek en is hij betrokken bij ziekte, rouw en andere situaties, die we scharen onder het crisispastoraat. Naast de predikant kennen gelukkig vele gemeenten de ouderlingen die op huisbezoek gaan en is er mogelijk ook een pastoraal team.
Het huisbezoek door de ouderlingen kunnen we het reguliere pastoraat noemen. Het doel van het reguliere pastoraat is het geloofsgesprek. Vanuit de situatie van de gesprekspartner de Heere God betrekken bij het alledaagse leven, waarbij ook gesproken wordt over de huisgodsdienst. Het persoonlijk gebed en lezen van de Bijbel. Zo ongeveer één keer in de twee jaar wordt door de ouderling heel de pastorale sectie bezocht. Tenminste, die gemeenteleden waar de ouderling binnen mag komen. De deur staat namelijk niet altijd open. Maar ook als de ouderling wel binnen mag komen, wil dit niet zeggen, dat de deur open staan. Hiermee bedoel ik, dat lang niet altijd het geloofsgesprek gevoerd kan worden. Terwijl bij het ene gemeentelid direct het geestelijk gesprek gevoerd wordt, worden bij een ander alle pogingen hiertoe vakkundig weggewerkt. Dit werkt heel frustrerend. Na de zoveelste poging kan de gedachte opkomen, dat een gedeelte uit de Bijbel lezen en gebed slaat als een tang op een varken. Dan maar achterwege laten? Immers, wanneer het geestelijk gesprek niet gevoerd kan worden, dan zal Gods Woord toch ook geen ingang vinden.
Met deze conclusie ben ik het niet eens. Juist zal er dan uit de Bijbel gelezen moeten worden. Want is het geloof niet uit het gehoor en het gehoor door het Woord van God? (Romeinen 10:17) Daar waar het geloofsgesprek niet mogelijk lijkt te zijn, gaat mogelijk de Bijbel niet vaak open. Moet dan niet juist die kans aangegrepen worden om Gods Woord wel op dit adres te laten klinken. Zeker. Wat is het dan ook goed om daar in gebed te gaan, zodat ook vanaf die plaats het gebed opstijgt naar de Heere.
Naast deze gedachten kwam er onlangs tijdens een consistorievergadering een ander idee boven drijven. Wat is er op tegen om een huisbezoek te beginnen met gebed. Het is iets, dat ik wel doe bij een huwelijksgesprek en bij een doopgesprek. Wanneer een zwaar pastoraal gesprek gevoerd moet worden, bijvoorbeeld bij een conflict, dan doe ik dit ook. Maar waarom niet altijd. Dit is mede ingegeven door het feit, dat een geestelijk gesprek soms wel opgang komt na het lezen uit de Bijbel of na het gebed.
Verder ook de volgde afweging. Een ouderling, een predikant komt namens Christus op bezoek om een geestelijk gesprek te voeren, is het dan niet goed om direct te vragen of de Heere er bij wil zijn en met Zijn Geest het gesprek wil leiden? Nu weet ik dat velen voorafgaande aan een huisbezoek zelf in gebed gaan om dit aan de Heere te vragen en zich zo ook voor te bereiden op het huisbezoek. Dit is goed en moet niet verdwijnen. Zo blijft ook de afhankelijkheid ervaren worden. Maar wanneer samen met de gesprekspartner dit gebed gebeden wordt, dan is direct de juiste setting daar om verder in gesprek te gaan over het geestelijk leven.
Ik ben benieuwd of dit gebeurt en wat ervaringen hiermee zijn?

Weet u hoe groot uw missionaire voetafdruk is? Welke inschatting maakt u? Groot of klein of hebt u geen idee waar het over gaat? Laat ik het dan duidelijk maken met een voorbeeld waar u mogelijk wel van gehoord heeft. De ecologische voetafdruk. Dit is de oppervlakte die we op grond van onze levensstijl innemen op aarde. Op de website van het Wereld Natuur Fonds kunt u een test doen, waarmee u uw ecologische voetafdruk kunt bepalen. De kans is groot dat u net als ik op 2,5 wereldbollen uitkomt. Dan leeft u net als ik op te grote voet.
De missionaire voetafdruk is de oppervlakte die we op grond van onze missionaire houding innemen op aarde. Dan gaat het over ons leven als christen. Welke indruk laten wij achter als christen. Bent u een aanstekelijk christen die op gepaste wijze door woord en daad getuigenis geeft van het Evangelie van Jezus Christus? Mogelijk bent u een christen die het geloof in de privésfeer houdt en er met niemand over praat. Het kan ook zijn dat u te pas en te onpas over de Bijbel en God praat, maar dat dit bij anderen wrevel oproept. Mogelijk ondersteunt u het missionaire werk (zending en evangelisatie) met gebed en als het kan ook financieel. Hebt u al een idee hoe uw missionaire voetafdruk er uit ziet?

Op een dag wees de Heere Jezus naast zijn discipelen nog zeventig anderen aan en zond hen twee aan twee voor Zijn aangezicht uit. Dit alles met de opdracht om zieken te genezen en te verkondigen: “Het Koninkrijk van God is dicht bij u gekomen.” Zo hebben zij de opdracht om de weg te bereiden voor de Heere Jezus. Dit alles met als doel dat mensen gaan geloven in de Heere Jezus en door Hem gered worden.
Deze zeventig gingen er op uit. Door de Heere gezonden lieten zij overal waar zij kwamen hun missionaire voetafdruk achter. Als eerste door vrede te wensen. “Vrede zij dit huis.” Het is de boodschap dat zij heil willen brengen. Geen oordeel of vermaning. Maar de vrede van God voor allen die de vrede met God zoeken. Wanneer zij met vrede ontvangen worden, mogen zij verder uitdelen wat zij van de Heere Jezus ontvangen hebben. Dit is de mogelijkheid om zieken te genezen en de verkondiging dat het Koninkrijk van God dicht bij is gekomen. Zij gooien dus geen parels voor de zwijnen. Bij hen die de vrede van God niet zoeken zal er geen genezing zijn en ook geen verkondiging van het Evangelie. Maar daar waar mensen open staan om de Heere te ontmoeten, daar mogen ze voluit het heil verkondigen en bedienen.

Zeventig uitgezonden zendelingen. Het lijkt misschien veel. Maar dit is het niet. Leest u maar eens de woorden die Jezus zegt in vers 2. “De oogst is wel groot, maar er zijn weinig arbeiders.” Er zijn nog veel meer mensen nodig dan deze zeventig om de weg te bereiden voor Jezus. Hij voegt hier aan toe: “Bid daarom tot de Heere van de oogst dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitzendt.
Deze vraag om gebed bepaalt ons bij de grote van onze missionaire voetafdruk. Want het is niet alleen een vraag om gebed voor arbeiders. Het is ook een vraag of wij zelf door de Heere gezonden willen worden om de oogst binnen te halen. Zijn wij bereid om er op uit te gaan met het Evangelie en om het daar te verkondigen door woord en daad waar mensen er voor open staan?
Bij dit alles hoeven we niet achterom te kijken om te zien hoe groot onze missionaire voetafdruk al is. Vlak voor de uitzending van de zeventig zegt Jezus: “Niemand die zijn hand aan de ploeg slaat en kijkt naar wat achter hem ligt, is geschikt voor het Koninkrijk van God.” We moeten zien op dat wat geoogst moet worden. Dat is ons werkterrein. Daar zullen onze voeten afdrukken moeten achterlaten.

Preek gehouden aan de voet van de Galibier op 22 augustus 2015 ter gelegenheid van Fietsen voor een huis. Schriftlezing was Lukas 9 vers 28-36

Gemeente van onze Heere Jezus Christus

In het Bijbelgedeelte dat we gelezen hebben met elkaar, hoorden we dat de Heere Jezus een hoge berg op ging. In de vier Evangeliën, de Bijbelboeken waarin het aardse leven van de Heere Jezus is opgeschreven, komen we regelmatig tegen, dat de Heere Jezus de berg op gaat. Het is iets dat ook wij gedaan hebben. Gisteren zijn we fietsend of lopend een hoge berg op gegaan. We hebben de Galibier beklommen.

Wij hebben dit gedaan met een duidelijk doel voor ogen. Want het beklimmen van de Galibier door ons is verbonden met het bouwen van huizen in Bangladesh. We hebben afgezien en er is een beroep gedaan op ons doorzettingsvermogen, zodat het door ons ingezamelde geld tot verbetering van de situatie mag leiden in Bangladesh. Daarom knepen we niet in de remmen, maar bleven we doorfietsen. Daarom gingen we niet op een muurtje zitten, maar hebben we doorgelopen. Het dak van de Col du Galibier bereiken, zodat mensen in Bangladesh een dak boven hun hoofd krijgen.

Al de keren dat de Heere Jezus een berg beklom, had hij ook een doel voor ogen. In de meeste gevallen zocht Hij de stilte op. De stilte van een berg om in alle rust te spreken met Zijn hemelse Vader. Deze momenten, die de Heere Jezus opzocht, zouden we kunnen zien als een soort ravitaillering. Deze gebedstijden waren rust en verzorgingspunten voor de verdere weg die Hij moest afleggen.

Een schitterend voorbeeld van een ravitailleringspunt is de geschiedenis die bekend staat als de verheerlijking op de berg. Het is een geschiedenis waarin de Heere Jezus de berg opklom om te bidden. Vele keren deed de Heere Jezus dit alleen, maar deze keer neemt hij drie van Zijn discipelen mee. Dezelfde drie die er later ook bij zijn in de hof van Gethsémané. Petrus, Johannes en Jakobus.

Later in de hof van Gethsémané zijn deze drie discipelen erbij om Jezus te ondersteunen. Nu zal Jezus ook ondersteund worden, maar niet door Zijn discipelen. Zij zijn er eerder bij om zelf te worden ondersteund. Of beter. Ze worden voorbereid op dat wat komen gaat. Het is voor hen een soort fietsclinic. Wie nooit een serieuze berg beklommen of afgedaald heeft, weet niet wat dit is en dan is het goed om voorbereid te zijn op dat wat komen gaat. Wie niet weet wie Jezus is en waarvoor Hij op aarde gekomen is, zal niet gelijk Hem volgen en gehoorzamen.

Dat het een soort clinic is voor de drie discipelen hebben ze eerst niet doorgehad. Met de Heere Jezus beklimmen ze de berg en Jezus gaat bidden. Misschien zij eerst ook wel. Op een afstandje van Jezus. Maar precies zoals later in de hof van Gethsémané worden ze bevangen door slaap en vallen hun ogen dicht.

Maar dan verandert er wat en niet een klein beetje ook. De aanblik van het gezicht van Jezus verandert. Het is iets dat we bij een sporter ook kennen. Iemand kan de indruk geven heel ontspannen de Galibier op te rennen, maar dan ineens begint het gezicht steeds meer grimassen te trekken. De aanblik verandert. De vermoeidheid wordt zichtbaar. Al was het bij Jezus niet de vermoeidheid, waardoor de aanblik van Zijn gezicht veranderde.

Hoe Zijn gezicht veranderde, zegt Lukas niet. Letterlijk zegt hij niet meer, dan dat het anders werd. Maar wat Lukas verder over deze gebeurtenis laat horen, geeft ons wel een indruk. Zo wordt Zijn kleding blinkend wit. Helder als een lichtflits. Niet door een licht dat vanaf de buitenkant kwam. Het is van binnenuit.

De Heere Jezus staat er niet als een mens van vlees en bloed die de gele trui aangetrokken krijgt. Zijn uitstraling is hemels. Wat Petrus, Johannes en Jakobus te zien krijgen, nadat ze wakker geworden zijn, en wij te horen krijgen door het verslag van Lukas, is de goddelijke kant van de Heere Jezus. Het toont ons, dat Hij de hemelse Zoon van God is.jesus-king_of_the_mountain

Op de berg wordt de heerlijkheid van de Heere Jezus zichtbaar. Hier mogen we ontdekken dat Jezus niet slechts de King of the Mountain is, maar dat Hij Koning is van het heelal. Dat aan Hem al de macht is in de hemel en op aarde. We zien Jezus in volle glorie en niemand is groter of machtiger of sterker dan Hij.

Wanneer de drie discipelen naar Jezus kijken, dan merken ze op, dat Hij niet alleen is. Twee mannen spreken met Hem; het waren Mozes en Elia. Zij zijn Oudtestamentische personen. Ze verschijnen aan de Heere Jezus en omdat Lukas beschrijft, dat ze in heerlijkheid verschenen, kan het niet anders dan dat zij uit de hemel zijn.

In het Oude Testament zijn beide grote figuren. Mozes was degene die het volk Israël uit het slavenhuis van Egypte mocht leiden en op de berg Sinaï van God de Tien Geboden kreeg. Mozes vertegenwoordigt dan ook de wet. Elia was één van de grootste profeten. Een profeet waarvan door de profeet Maleachi gezegd werd, dat hij terug zou komen voordat de dag van de Heere komt.

Zoals Mozes de wet vertegenwoordigt, vertegenwoordigt Elia de profeten. Bij de wet moeten we denken aan de eerste vijf Bijbelboeken. Het tweede gedeelte van het Oude Testament wordt profeten genoemd. In beide gedeelte komen we teksten tegen de gaan over de door God gezonden Messias en over de weg die Hij zal afleggen.

Het is ook dit onderwerp, dat zij met elkaar bespreken. Jezus die uit de hemel gekomen is om de Wet en de Profeten te vervullen, hoort hier wat er in de Schriften staat over Zijn lijden en sterven. Over Zijn heengaan, dat Hij zou volbrengen in Jeruzalem.

Want de Heere Jezus had een nog groter doel voor ogen. Niet alleen het beklimmen van een berg. Zijn doel is de opgang naar Jeruzalem. Daar zal Hij de heuvel Golgotha beklimmen. Hij zal daarbij een houten kruis dragen. Het kruis waaraan Hij zal worden vastgespijkerd. Aan dat kruis zal Hij de zonden van de wereld dragen. Zo zal Hij verzoening bewerken tussen de heilige God en zondige mensen.

Dit is iets dat u mogelijk weet en misschien ook wel gelooft. Petrus, Johannes en Jakobus hadden er niet het kleinste benul van. Wel herkennen ze op de één of andere manier Mozes en Elia. Wanneer die van de Heere Jezus scheiden om terug te keren naar de hemel, stelt Petrus voor om drie tenten te maken. Blijkbaar wil hij niet dat dit moment van hemelse heerlijkheid verdwijnt. Het is blijkbaar zo intens goed, dat Hij het wil vasthouden.

Dit is iets dat ons niet vreemd is. Goede momenten wil je koesteren en proberen zolang mogelijk vast te houden. Weet u nog hoe u zich voelde bovenop de Galibier. Het was afzien en steeds maar weer doorgaan. Misschien wel de pijn verbijten en de vermoeidheid op zij schuiven. Maar eenmaal boven is voor even alles vergeten. Een heerlijk moment. Een fantastisch gevoel, Dat wil je vasthouden en niet kwijtraken. Je zou in dit heerlijke gevoel wel blijven willen wonen. Niet de berg afdalen, maar een tent opzetten. Want stel je voor dat het niet lukt om het heerlijke gevoel vast te houden en mee naar huis te nemen.

Petrus wil dit dus ook. Hij wil het vasthouden en dit geweldige moment niet kwijtraken. Daarom stelt hij voor om op de berg drie tenten te maken. Voor Jezus één, voor Mozes één en voor Elia één. Dit alles met als doel, dat hij nog langer kan verblijven in deze hemelse heerlijkheid. Een situatie die dus ontstaan is door de gedaante verandering van Jezus en de verschijning van Mozes en Elia.

Lukas zegt, dat Petrus niet wist wat hij zei. Dat is inderdaad zo. Wat Petrus meemaakte was zo overweldigend en toonde zo overduidelijk wie Jezus was, dat zijn verstand er niet bij kon. De gebeurtenis was te groot om te begrijpen. Daarbij had Petrus niet door dat hij pas eeuwig van deze hemelse heerlijkheid zou kunnen genieten, wanneer de Heere Jezus eerst de weg van de vernedering zou gaan.

Daarom was het voor de Heere Jezus ook geen topervaring, maar zoals gezegd eerder een ravitailleringspunt. Jezus was namelijk bezig met een afdaling. Vanuit de hemel is Hij, die gelijk aan God was, afgedaald naar de aarde en is Hij mens geworden. Hij zal zich nog meer vernederen door de gestalte van een slaaf aan te nemen. Hij zal afdalen tot in de dood. Feitelijk is dit dieptepunt het hoogtepunt van Zijn aardse leven. Hij legde Zijn leven af, opdat wie in Hem gelooft tot grote hoogte zal kunnen stijgen. Tot in de hemel.

Je zou kunnen zeggen dat Jezus zich heeft ingezet om er voor te zorgen dat wij en alleen die in Hem geloven een dak boven het hoofd krijgen. Of beter gezegd, dat wij onderdak krijgen bij de Zijn hemelse Vader die in Jezus Christus ook onze Vader wil zijn. Een plaats in het vaderhuis.

En daar wordt je stil van. Want wat heeft Jezus er niet voor over gehad om dit te bereiken. Hij heeft meer dan afgezien en is doorgegaan waar de weg onbegaanbaar leek. Maar Jezus ging de weg naar Jeruzalem. De lijdensweg. Hij droeg aan het kruis de straf voor onze zonden. Hij heeft het volbracht.

Dat Jezus het volbracht heeft, mag ons een euforisch gevoel geven. Nog een veel beter gevoel dan het beklimmen van de Galibier. Mogelijk zal de dag van gisteren heel ons leven in ons geheugen gegrift staan. Maar ik hoop en bid dat de weg die Jezus aflegde voor eeuwig in je hart geschreven mag staan. Dankbaar voor wat Jezus voor jou deed.

Misschien mag ik het vergelijken met de Bengalen, die door ‘Fietsen voor een huis’ de mogelijkheid hebben om een betaalbare huizenlening aan te gaan. Hierdoor kunnen ze het grootste deel van de bouw financieren. Wie er geweest is, zal dankbaarheid ervaren hebben. Want hierdoor krijgen de armen in Bangladesh de mogelijkheid een dak boven het hoofd hebben. Iets dat niet alleen de leefomstandigheden verbetert, maar ook de gezondheid, economische ontwikkeling en veiligheid. Daarbij geeft het een gevoel van eigen waarde.

Zo is het in geestelijke zin ook voor u en voor jou. Het heilswerk van Jezus geeft de mogelijkheid om eeuwig onderdak te vinden in Gods Koninkrijk. Dit is veel meer dan alleen een dak boven het hoofd. Want leven met Jezus verbetert de geestelijke gezondheid enorm. Het maakt dat het ons aan niets ontbreekt voor wat nodig is op onze weg naar het Koninkrijk van God. Daarbij mogen we weten, dat de Heere ons iedere dag van ons leven zal beschermen en bewaren en dat wij in Zijn ogen waardevol zijn.

Het heeft de Heere Jezus alles gekost om dit te bewerken. Wij krijgen dit eeuwige heil gratis. Uit genade. Wel vraagt Hij van ons om voortaan met Hem en naar Zijn wil te leven. Dit is ook van Petrus, Johannes en Jakobus op de berg te horen krijgen. Een wolk overschaduwde hen en ook Jezus en Mozes en Elia. En dan klinkt er een stem. De stem van God de Vader. De stem die zegt: Dit is mijn geliefde Zoon, luister naar Hem!

Willen wij aan deze stem gehoor geven? Hieraan gehoorzamen zal door Jezus Christus er voor zorgen, dat wij de berg des Heeren mogen beklimmen en voor eeuwig en altijd bij de Heere mogen zijn. Maar alleen achter de Heere Jezus aan. Zonder Hem is het onmogelijk om Gods Koninkrijk binnen te gaan en eeuwig leven. Zie op Jezus alleen en luister naar Zijn stem.

Amen

ds. Jan Holtslag

Op 19 november maakt het Nederlands Dagblad melding van het gegeven, dat de Protestantse Kerk gaat onderzoeken of het mogelijk en wenselijk is predikanten als werknemers in dienst te nemen. De aanleiding van dit onderzoek is het besluit van het Georganiseerd Overleg Predikanten, dat betrekking heeft op de arbeidsvoorwaarden en het traktement van predikanten.

Dat het mogelijk is, dat predikanten werknemers worden, lijkt mij niet zo’n moeilijke vraag. De mobiliteitspool van predikanten geeft hier al het antwoord op. De vraag is veel meer of het wenselijk is.

Het aardige is, dat de Protestantse Kerk in Nederland hier al een antwoord op heeft gegeven. Ten minste dit valt te lezen op de site domineeworden.nl. Hier staat het volgende:

———————————————–

Geen werknemer

Een predikant is niet als werknemer in dienst van de gemeente. De kerk vindt het namelijk belangrijk dat predikanten in vrijheid hun ambt kunnen uitoefenen. Binnen de kerkenraad worden wel afspraken gemaakt over de verdeling van het werk in de gemeente, maar een predikant heeft een behoorlijke mate van vrijheid als het gaat om preken, catechese en pastoraat.

Om deze vrijheid te garanderen is ervoor gekozen dat een predikant niet als werknemer in dienst is van een gemeente. Bij werknemers is er een gezagsrelatie met een werkgever en die laatste is er bij predikanten niet. Dat een predikant als zelfstandige werkzaam is, betekent echter niet dat hij ook verantwoordelijk is voor zijn eigen inkomen. Er is geen ondernemersrisico. Word je als predikant beroepen, dan geldt namelijk een centrale regeling voor de arbeidsvoorwaarden.
http://www.domineeworden.nl/info.aspx?page=13947
———————————————–

In deze tekst staat al een zeer belangrijk punt waarom een predikant geen werknemer moet zijn. Een predikant moet in vrijheid het ambt kunnen uitoefenen. Vanzelfsprekend afspraken maken met de kerkenraad, maar geen landelijke kerk of plaatselijke gemeente, die een predikant kan zeggen wat deze moet doen of niet, moet (s)preken of niet. Wat wat zouden (in de toekomst) de gevolgen kunnen zijn?

Als een predikant werknemer is, kan dan de landelijke kerk in overleg met de plaatselijke gemeente een predikant overplaatsen? Bijvoorbeeld omdat de predikant te ‘lang’ in de gemeente staat of er niet langer vruchtbaar kan werken volgens de kerkenraad?

Kan een predikant, die werknemer is, gedwongen worden om zaken te doen, die tegen zijn geweten in gaan? Bijvoorbeeld het trouwen van mensen van hetzelfde geslacht, het toelaten van kinderen tot het avondmaal, het bevestigen van vrouwen in het ambt, het leiden van een crematie, het zingen van andere liederen dan alleen de psalmen, het volgen van een leesrooster. Zo zijn er vele voorbeelden te bedenken.

Het zijn voorbeelden waarvan ik niet vermoed, dat die direct zullen spelen, maar de mogelijkheid ligt er wel. Want een werknemer zal naar de werkgever moeten luisteren en anders kan ontslag volgen en hiermee uit het ambt van predikant gezet worden.

Wie is trouwens de werkgever? De landelijke kerk. Maar wie of wat is de landelijke kerk. Is dit de synode of de directeur van de landelijke dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk in Nederland?

Het zijn allemaal vragen die gesteld kunnen worden bij de vraag of een predikant werknemer moet worden. Maar het allerbelangrijkste is, dat we goed voor ogen hebben wat de reden is om dit eventueel te wijzigen. Arbeidsvoorwaarden en traktement. Moet geld, de mammon, de reden zijn om de vrijheid van het ambt op te geven? Het dunkt mij van niet. Wie de vrijheid van het ambt van predikant hoog heeft staan, die zal die te vuur en te zwaard verdedigen. Want de enige bij wie de predikant in dienst is, is de Heere, de God die hemel en aarde geschapen heeft en die de Vader is van de Zaligmaker Jezus Christus. Want een predikant is een verbi divini minister.

———————————————————————————————————————-

Hieronder staat de tekst van het opiniestuk uit het Reformatorisch Dagblad van 26 november 2013

———————————————————————————————————————-

Predikant geen gewone werknemer

Er kleven de nodige haken en ogen aan de gedachte die leeft om predikant als werknemers in dienst te nemen, stelt ds. J. Holtslag.

Na maanden van vergaderen is op 12 november het Georganiseerd Overleg Predikanten (GOP) binnen de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) tot een overeenkomst gekomen betreffende een tegemoetkoming van de kerk in de premies die de afzonderlijke predikanten betalen voor de Zorgverzekeringswet. De Bond van Nederlandse Predikanten is niet blij met het compromis, maar legt zich er bij neer. Zowel het moeizame overleg als de ontevredenheid over het compromis heeft het GOP tevens doen besluiten om te gaan onderzoeken of het mogelijk en wenselijk is predikanten als werknemers in dienst te nemen.

Een predikant binnen de PKN is op enkele uitzonderingen na geen werknemer. Het predikantschap is een vrij beroep. Iets dat moet blijven. Het is niet wenselijk om als predikant werknemer te zijn.

Mógelijk is het overigens wel. Het genoemde onderzoek zal dit aantonen. Ook zijn bij bijvoorbeeld de Doopsgezinde Kerk en de Nederduits Gereformeerde Kerk in Zuid-Afrika predikanten in dienst van de plaatselijke gemeente. Daar komt bij dat er vele ontwikkelingen binnen de PKN zijn die hiernaar toe lijken te werken. Verder is bij een arbeidsovereenkomst naast de materiële gezagsverhouding ook een meer formele gezagsverhouding toegestaan. Het kan dus. Maar wat kan is niet altijd wenselijk.

Allereerst stel ik dat het onjuist is dat het regelen van materiële zaken de reden is en/of de doorslag geeft om van een predikant een werknemer te maken. Het roept om een discussie over het ambt van predikant. Wanneer vanuit deze discussie zou blijken dat er geen bezwaar zou zijn, dan kan de materiële kant besproken worden. Maar het financiële mag niet voorop staan.

Is het wenselijk, dat een predikant werknemer is? Dit is het niet en laat ik beginnen bij een punt dat op de PKN-site domineeworden.nl wordt genoemd. Hier staat dat de kerk het belangrijk vindt dat predikanten in vrijheid hun ambt kunnen uitoefenen. Deze vrijheid wordt gekoppeld aan preken, catechese en pastoraat.

Waar zit die vrijheid precies in? Met deze vrijheid wordt niet verwezen naar de vrijheid om zelf de agenda in te vullen. Al zal er vrijheid moeten zijn over de tijd die besteed wordt aan de preekvoorbereiding, huisbezoek, studie en dergelijke. Maar wanneer het over vrijheid gaat, dan is dit verbonden aan de positie die een predikant inneemt ten opzichte van de Heere God. Hij staat als verbi divini minister’ in dienst van de Heere. Hij zal zich moeten houden aan de taak die de Heere hem gegeven heeft en zal aan Hem verantwoording moeten afleggen.

Hierom moet een predikant de vrijheid hebben om het Woord van God te prediken, zonder dat iemand hem zegt wat en met welke woorden hij moet preken. Hierom zal hij de vrijheid moeten hebben om zelf het pastoraat te bepalen. Er kunnen namen worden doorgegeven, maar hij laat zich niet sturen. Hij moet daar pastoraat bedrijven, waar de Heere dat wil. Verder zal de predikant de vrijheid moeten hebben om geen zaken te doen die tegen zijn geweten ingaan en die hij op grond van Gods Woord niet kan uitvoeren.

Want kan een predikant als werknemer gedwongen worden om kinderen toe te laten tot het Heilig Avondmaal, een crematie te leiden, een leesrooster te volgen, mensen van hetzelfde geslacht te trouwen? Zo zijn er vele voorbeelden te bedenken. Het zijn voorbeelden waarvan ik niet vermoed, dat die direct zullen spelen, maar de mogelijkheid ligt er wel. Want een werknemer zal naar de werkgever moeten luisteren en anders kan ontslag volgen en hiermee uit het ambt van predikant gezet worden. Is dit wat we willen?

Wie is trouwens de werkgever? Als dit de kerkenraad is, dan liggen conflicten op de loer. Zeker wanneer de verhouding tussen predikant en kerkenraad niet optimaal is of wanneer de predikant niet in overeenstemming met de kerkenraad spreekt en handelt. Welke gevolgen heeft dit voor het beroepingswerk en voor het predikantsgezin?

Ook de landelijke kerk zou de werkgever kunnen zijn. Maar wie of wat is de landelijke kerk? Is dit de synode of de directeur van de landelijke dienstenorganisatie van de PKN? Voor predikanten in algemene dienst geldt trouwens al dat zij geen kritiek mogen uiten op het beleid van de landelijke kerk.

In één van de reacties die ik op mijn blog hierover ontvangen heb, wordt een stichting van predikanten geopperd of een maatschap. Wanneer door de overheid voor het regelen van de arbeidsvoorwaarden het werknemerschap wordt geëist, dan is dit misschien een mogelijkheid. Maar niet voordat er in de kerk gesproken is over het ambt van predikant en de vrijheid die van Godswege hierbij hoort.

De auteur is hervormd predikant te Giessen-Nieuwkerk en Neder-Slingeland.