Het zijn de beginjaren van de 21ste eeuw. Classes zijn volop bezig geweest met de toekomstige kerkorde en ordinanties van de nieuw te vormen Protestantse Kerk in Nederland. Er klinkt enthousiasme en zorgen worden geuit. Meegaan. Niet meegaan. We weten allemaal hoe het eind 2003 en begin 2004 gelopen is.

Net als vele anderen vroeg ik mij rond de vorming van de Protestantse Kerk in Nederland af hoe deze kerk zich zou gaan ontwikkelen. Welke richting gaat zij op? Is en blijft het mijn kerk? De vraag drong zich sterker op nadat een groot deel van het behoudende deel van de Nederlandse Hervormde Kerk besloot niet mee te gaan in de nieuw te vormen kerkgemeenschap.

Was het een vraag die zich bij mij opdrong? Laat ik eerlijk zijn. Eigenlijk was het geen vraag. Ik besloot mee te gaan. Het was wel een meegaan onder een voorbehoud. Een overgang naar de Christelijke Gereformeerde Kerk achtte ik als een mogelijkheid. Dit voor het geval dat ik vervreemding ervoer of mij in de steekgelaten zou voelen door de Protestantse Kerk in Nederland.

Vele kerkgangers, uit wat wij Gereformeerde Bondsgemeenten zijn gaan noemen, ervaren deze vervreemding en voelen zich in de steek gelaten. Ik kan me voorstellen dat je dit ervaart, wanneer je niet mee kunt gaan met een klimaatmars. Wanneer je niet weg kunt bij Israël. Wanneer ethische kwesties als pro-life en het huwelijk als een instituut van één man en één vrouw je na aan het hart liggen. Is dit mijn kerk? Is het deze vervreemding die er voor zorgt dat ik me met velen hervormd blijf noemen en niet protestants?

Laten we de hand eens in eigen boezem steken. Voor de vorming van de Protestantse Kerk in Nederland klonk volop “We kunnen niet weg en we kunnen niet mee”. Het eerste gedeelte heeft alles te maken met de gedachte dat de kerk een planting Gods is. Daar loop je niet van weg. Ook niet als zij ziek is. Tegelijk was er toen al vervreemding. Iets dat onder andere zichtbaar werd in de ordinanties rondom het huwelijk.

Maar wanneer je zegt ‘we kunnen niet mee’ en toch mee gaat, dan positioneer je je als gast in het huis van de kerk en niet als medebewoner. Je bent wel binnen, maar je hebt de jas nog aan en de koffer voor vertrek staat gereed. Is dit eerlijk? Heb je de Protestantse Kerk in Nederland dan een kans gegeven? Of heb je altijd een afwerende houding aangenomen en is het daardoor nooit tot een gezonde hechting gekomen.

We kunnen de vervreemding koesteren als een sjibbolet van rechtzinnigheid. Wanneer de Protestantse Kerk in Nederland zich over iets uitspreekt dat niet in ons straatje past kunnen we sterk benadrukken dat we in de steek gelaten worden. Want waarom als Protestantse Kerk in Nederland wel daaraan verbinden en niet aan de Mars voor het leven. Maar er is ook een andere mogelijkheid. Wat zou er gebeuren wanneer allen die zich vervreemd en in de steek gelaten voelen de Protestantse Kerk in Nederland gaan omarmen. Dat de gemeenten die zich met de Gereformeerde Bond verwant weten zich aan de Protestantse Kerk in Nederland hechten, zoals een kind aan zijn moeder? Voormalige scriba’s en presessen zijn ons hierin voorgegaan en ook de nieuwe scriba doet dit.

Is de tijd gekomen voor een nieuwe verbondssluiting? Of anders voor een soort familiediner met Bert van Leeuwen. Moet er een eerste stap gezet werden om elkaar voor Gods aangezicht te ontmoeten? Want wanneer je niet weg kunt en mee bent gegaan, dan past het om zonder schroom te zeggen: Dit is mijn kerk.

Nee, het is niet de ware kerk des Heeren. Het is wel de kerk die ten tijde van de reformatie door de Heere aan Nederland is geschonken. Daarmee is het Gods kerk. Zo zijn kerkgangers die zich met de Gereformeerde Bond verbonden weten in de Protestantse Kerk in Nederland geen vreemdelingen en bijwoners, maar huisgenoten Gods.

Collegapredikanten stellen vast dat het regelen van preekbeurten uit de hand is gelopen. Om dit beter te reguleren, stellen zes collegapredikanten voor om de septemberlijst nieuw leven in te blazen. Op deze manier hopen zij te voorkomen dat we te vroeg worden gebeld. Een goed initiatief?

Het invullen van het preekrooster 2026 heb ik dit jaar evenals vorig jaar beperkt tot de zondagen waarop ik in eigen gemeente voorga. De zondagen waarop ik niet in eigen gemeente voorga, zijn geheel leeg gebleven. Dit vanuit de zienswijze dat de tijd niet in mijn hand is en dat ik mezelf, bij leven en welzijn, altijd beschikbaar kan stellen om voor te gaan. Daarbij heb ik de zondagen gevuld met preekbeurten in gemeenten die in de buurt liggen. Dit doe ik vanuit de gedachte dat er geen sprake is van zondagsrust wanneer ik zondag aan zondag vele kilometers afleg om elders voor te gaan. Al besef ik dat afstanden in het westen van Nederland van een andere orde zijn dan bijvoorbeeld in het noorden van ons land.

Voordat ik in ga op de septemberlijst, eerst even terug naar 2025. Voor mij staat dit jaar in het teken van afscheid nemen van de huidige hervormde gemeente in Giessenburg en de overgang naar de hervormde gemeente van Garderen. Wat heeft dit tot gevolg voor de zondagen in mijn agenda? Het betekent dat mijn preekrooster, dat ik eind 2023 samen met de preekvoorziener en mijn collega heb ingevuld, voor meer dan de helft weggegooid kon worden. Mijn vertrek betekent voor mijn collega om enkele diensten te wisselen. Voor de preekvoorziener betekent het dat hij voorgangers mag zoeken voor diensten waarvan we eerder afgesproken hadden, dat ik daarin zou voorgaan. Inmiddels is hij hierin geslaagd.

Dit laatste is nagenoeg altijd het geval wanneer een predikant een gemeente verlaat vanwege een beroep of vanwege emeritaat. De zondagen in de zomer zijn lastig, maar veelal worden de opengevallen gaten opgevuld. In de meeste situaties is vertrekt een predikant die een beroep heeft aangenomen na ongeveer drie maanden. In die korte perioden zijn preekvoorzieners in staat om de open gevallen gaten in te vullen. Dit geldt zowel voor het resterende jaar, als het volgende jaar.
Het lijkt ons te zeggen dat het niet nodig is om de zondagse erediensten een jaar tot twee jaar van tevoren al ingevuld te hebben. Het lukt binnen drie maanden. Hierbij aansluitend is het afspreken van preekbeurten in de tweede helft van september geen vreemd idee. Preekvoorzieners en predikanten zijn dit al gewend wanneer er een beroep wordt aangenomen.

Tot mijn vreugde worden bij de poging om de septemberlijst opnieuw leven in te blazen beide groepen meegenomen. Het begint wel bij het vinden van draagvlak onder predikanten. Wanneer die er is, worden ook kerkenraden en hiermee preekvoorzieners benaderd om aan de septemberlijst mee te doen.
Voor mij is dit een wezenlijk punt. Een afspraak van alleen predikanten is namelijk slechts één kant van de zaak en hiermee geen afspraak. Voor een afspraak heb je er immers twee nodig. Voor het slagen van de septemberlijst zal het initiatief breder gedragen moeten worden. Zeker omdat sommige preekvoorzieners zo aanhoudend kunnen zijn, dat een predikant eenvoudig toegeeft en een preekbeurt afspreekt. En ook omdat sommige predikanten zo graag in bepaalde gemeenten voor willen gaan, dan zij zelfs zonder aandringen van harte een beurt afspreken.

Het stemde mij dan ook vreugdevol toen ik op oudejaarsdag een e-mail kreeg van de preekvoorziener van de hervormde gemeente van Lexmond. Ik las het volgende in zijn mail. 

Met de komst van ds. Mijderwijk naar Lexmond zal het aantal preekbeurten dat voor 2026 afgesproken moet worden aanzienlijk minder zijn.
Mede door uw inzet en betrokkenheid, heeft in de vacaturetijd, elke zondag weer, 2 keer een voorganger op de kansel in Lexmond gestaan. 
Het was soms een ‘narrow escape’, maar in dankbaarheid mag ik zeggen dat we in geen enkele dienst een voorganger hebben gemist.
Daar wil ik u allen heel hartelijk voor bedanken.

De afgelopen 2 jaar hebben me geleerd dat een niet zo dichtgetimmerd rooster en meer leven met; ‘de Heere zal erin voorzien’ rust hebben gegeven. Niet een zorgeloos leven, maar een zorgende betrokkenheid. 
Zo’n niet zo strak gepland rooster heeft ook ruimte gegeven om regelmatig voorgangers uit te nodigen die hier niet eerder, of lang geleden, zijn geweest. Ik heb mogen ervaren dat dat door de gemeente is gewaardeerd.

Dit overdenkend en overwegend heb ik het voornemen om op de befaamde 2e januari niet aan de traditionele belronde deel te nemen. 
Dat ik u niet zal benaderen voor een dienst in Lexmond in 2026 heeft dus volstrekt niets te maken met ‘meer of minder waarderen’. 

Ik hoop van harte dat u uw ‘vrije beurten’ op preekbeurtenzoeker.nl wilt (blijven) opgeven zodat preekbeurtenvoorzieners contact met u op kunnen nemen als er een voorganger voor een dienst gezocht moet worden.

Nogmaals dank, dank, hartelijk dank dat u in de voorbije periode heeft bijgedragen aan de opbouw van onze gemeente.

Gods zegen in het nieuwe jaar.

Deze preekvoorziener werkt al mee met het vinden van draagvlak onder de preekvoorzieners. Hij is er van overtuigd, dat de invulling van preekbeurten niet slechts stoelt op menselijke afspraken, maar verbonden is met de voorzienigheid van de Heere God. Het welbekende Deo Volente; zo de Heere wil en wij leven.

Het is mijn hoop dat er voldoende draagkracht zal zijn om de septemberlijst weer een nieuwe start te geven. Draagkracht onder predikanten en kerkenraden. Voor mij betekent dit dat ik zelf met mijn nieuwe preekvoorziener hierover in gesprek zal gaan. Hoe denkt hij hierover? Dit vraag ik vanuit de gedachte dat het vreemd is wanneer andere predikanten wel gevraagd worden om preekbeurten af te spreken, terwijl de eigen predikant het niet doet. Daarbij is het de vraag of het eigen preekrooster al vroeg gemaakt moet worden. Zou dit verschoven kunnen worden tot halverwege het jaar? Het antwoord op de vraag ligt in de mate van draagkracht van het initiatief.

Persoonlijk heb ik hier geen zicht op. Ik ben benieuwd hoe de collega’s in den lande hierover denken. Daarnaast ben ik benieuwd hoe gemeenten rondom Garderen hierover zullen denken. Mocht het voet aan de grond krijgen, dan zal ik iets meer preekbeurten invullen dan nu het geval is. Dit betreft zeker de vrije zondagen aan het begin van het jaar. Al is het goed om in de kerk onder het gehoor van een collega te zitten. Beter gezegd: om onder het Woord te zitten.

Bent u er in uw hart van overtuigd dat u wettig door Gods gemeente en daarom door God Zelf tot deze heilige dienst geroepen bent?

 

Mooie en rijke woorden zijn dit. Ze komen uit het formulier voor de bevestiging of verbintenis van een predikant. Woorden die allereerst het hart aanspreken. Predikant worden of bevestigd worden in een andere gemeente is meer dan een zakelijke overweging. Het gaat er om dat de predikant in het hart overtuigd is tot deze heilige dienst geroepen te zijn op een wettige manier door Gods gemeente en daarom door God Zelf.

Dit is nogal wat. Het laat zien dat predikant-zijn van een andere orde is. Je kiest er niet zelf voor. Op een wettige wijze door Gods gemeente en daarom door God Zelf geroepen en hiervan in het hart overtuigd. Nu zal de overtuiging bij de een sterker zijn dan bij de ander en de ene keer ook duidelijker dan een andere keer, maar iedere predikant zal het besef kennen, dat de roep van Gods gemeente en daarmee van God Zelf bepalend is geweest om het beroep aan te nemen.

 

Dit alles is heel existentieel en daarmee maakt het de predikant ook kwetsbaar. Ik denk aan degene die zich geroepen voelde om theologie te gaan studeren, alles afgerond heeft en toegelaten is, maar nooit verder komt dan proponent. Geen enkele gemeente doet de roep uitgaan en het komt nooit tot de bevestiging tot predikant. Ik denk aan die predikant die eens bevestigd mocht worden, maar nooit meer een beroep heeft ontvangen.

 

Toen ik zelf bevestigd werd als predikant, is tegen mij gezegd, dat dit de eerste, maar ook de laatste gemeente kon zijn. Iets wat ik besefte, maar tegelijk ging ik er niet vanuit. Maar hoe is het wanneer dit wel het geval blijkt te zijn? Of voor een predikant, die wel een tweede standplaats mocht krijgen, maar daarna nooit meer een hoorcommissie gesproken heeft? Je kunt als predikant je instellen op de gedachte ik zal deze gemeente blijven dienen tot mijn emeritaat, want blijkbaar ben ik geroepen om hier te blijven arbeiden. Maar wat als de gemeente of enkelen uit de gemeente hier anders over denken. Het zijn niet weinigen predikanten die zelf en in de gemeente opmerken dat het goed is om van standplaats te wisselen, maar hiertoe geen mogelijkheid hebben.

 

Het waarom is niet simpel te beantwoorden door te zeggen dat ze geen beroep krijgen. Want waarom komt dat beroep er niet? Zijn ze te oud? Boven de 45 jaar. Zijn ze te jong? Onder de 62 jaar. Zijn ze te weinig communicatief. Of te weinig aansprekend. Of te weinig ….. Of roept God ze niet? Maar het lijkt me toch ook niet naar Gods wil dat een predikant op de duur losgemaakt wordt van de gemeente. Wat een ellende. Niet alleen voor de predikant en het gezin, maar ook voor de gemeente. Dan is het allemaal niet meer zo geestelijk als het bij de bevestiging geklonken heeft.

Dit lijkt me dus niet juist. Daarom ligt de oplossing van dit alles ook niet in een kerkordelijke wijziging en het bieden van de mogelijkheid om naar 12 jaar in onderling goed overleg uit elkaar te gaan. Gemeenten en beroepingscommissie zullen antwoord moeten geven op de vraag waarom bepaalde predikanten bewust over worden geslagen. Is in het gebed duidelijk gekregen dat bepaalde predikanten niet beroepen moeten worden? Of was het vooral een verstandelijke beslissing en was het hart er niet bij betrokken.

De predikant behoort in het hart overtuigd te zijn. Laten gemeenten en beroepingscommissie dit ook ter harte nemen. Het kan niet zo zijn, dat de Heere geroepen heeft tot het ambt van predikant en daarna de geroepen predikant aan het lot overlaat. Laat daarom telkens weer de vraag in gebed gesteld mogen worden: “Heere, wie wilt U dat geroepen wordt om bevestigd te worden als predikant aan onze gemeente?”

De kerkredactie van het Reformatorische Dagblad plaatste donderdag 25 januari een artikel met als titel: “Duitse predikant Beile: Liberalen en evangelicalen bevinden zich op verschillende planeten“. Het artikel bleef hangen en ik vroeg op op Twitter af of dit ook in Nederland herkenbaar is. Dit bracht mij gedachten niet in rustig vaarwater. Want hoe komt Markus Beile aan zijn opmerking? Hoewel ik het Reformatorisch Dagblad niet van nepnieuws verdenk, leek het mij goed eerst om het oorspronkelijke Duitse artikel in het Deutsches Pfarrerblatt op te zoeken en te lezen. Conclusie trekken uit een krantenartikel zonder het origineel bestudeerd te hebben past niet.

 

Markus Beile begint zijn artikel met het feitelijke gegeven dat in 2016 bijna 200.00 mensen een van de evangelischen Landeskirchen heeft verlaten. Wat voor hem ook feitelijk is, is het zwijgen hierover. Waarom wordt er geen denktank opgericht om de leegloop te stoppen en het tij te keren? Hij ziet dat er in de kerk niet gepraat wordt over kernpunten. De oorzaak ligt voor hem in het gegeven dat er slechts oppervlakkig dezelfde taal gesproken wordt.

Om zijn punt duidelijk te maken, schetst hij de verschillende theologieën in de kerk. Hij begint met de traditionele theologie die vandaag de dag in de door Karl Barth gestempelde kerken te vinden is. De kern is dat God zich geopenbaard heeft in Jezus Christus. Dit verkondigd de Bijbel die ook Woord van God genoemd kan worden. Tegelijk wordt de Bijbel in haar tijd verstaan en worden er geen directe ethisch-sociale uitdagingen afgeleid.

Aansluitend behandelt hij de Evangelische theologie. Er zijn duidelijke verbindingen met de traditionele theologie, maar ook een groot verschil. De Evangelische theologie gaat er namelijk vanuit dat de Bijbel wel maatgevende elementen bevat voor de huidige tijd. Het gaat om het aannemen van de redding die Jezus Christus aanbiedt. Een redding die ook verworpen kan worden, maar dit heeft consequenties.

Een derde theologie die Beile tegenkomt in zijn kerk is de liberale theologie. Een theologie die zich duidelijk onderscheid van de traditionele theologie. Ze verwerpt de openbaringstheologie omdat deze de open dialoog met de wetenschap en andere religie belemmert. Deze dialoog is noodzakelijk omdat de waarheid niet alleen in het christendom te vinden is. Daarbij is religiositeit eerder een antropologisch fenomeen.

Tot slot onderscheid Markus Beile de seculiere theologie. Jezus Christus is wel het centrum van de theologie, maar tegelijk moet alle transcendente worden ontmanteld. Hij koppelt de naam van Dorothe Sölle aan deze seculiere theologie. Een theologie die gerust verbonden kan worden met het woord ontmythologiseren en dan kan ook de naam van Rudolf Bultmann er aan gehangen worden.

 

Door deze geheel verschillende manieren waarop mensen in de kerk staan wordt uit verschillende theologische basisopvattingen geredeneerd en komt men niet tot het verstaan van elkaar. Zo komt hij aan de gedachte dat men op verschillende planeten leeft. In de praktijk heeft dit vier consequenties. Het eerste gevolg is dat er slechts oppervlakkig gediscussieerd wordt. Daarnaast verschuilen mensen zich achter standaardzinnen. Als derde gevolg noemt Beile de mogelijkheid dat er van alles iets gepakt wordt en een compromistheologie gecreëerd wordt. Een laatste gevolg is dat het verleden verheerlijk wordt. Hierbij verwijst hij naar het Lutherjaar dat hij ziet als een gemiste kans. Het was uitermate goed geweest om in het Lutherjaar te spreken over de urgente problemen.

Maar hoe nu verder. Markus Beile ziet geen heil in de zwijgcultuur. Maar als er over zaken gesproken moet worden, zoals de vraag of homoseksuele mensen kerkelijk gezegend mogen worden, dan blijft de kerk daar mee worstelen en komt niet verder. Het breekt alleen de kerk maar af. Maar de keuze om een duidelijke theologische positie te kiezen ziet hij ook niet zitten. Dat zal de kerk doen breken. Hierom komt hij uit bij het Amerikaanse model van kerkverbanden. Meerdere kerken die naast elkaar bestaan en zich duidelijke positioneren.

 

Nu is dit een model dat wij in Nederland kennen. Het bevreemdt mij dan ook dat Beile naar Amerika kijkt en niet naar het kleine westelijk gelegen buurland. Tegelijk is de grootste protestantse kerk in Nederland een conglomeratie van zeer uiteenlopende theologieën. De situatie die Beile schetst is dan ook zeer herkenbaar. De laatst gehouden synodevergadering van de Protestantse Kerk in Nederland waar het inzegenen van andere levensverbintenissen dan het huwelijk tussen één man en één vrouw ter sprake kwam, is hier een voorbeeld van. Meer dan regelmatig scheurt en botst het in de synode, op de classes en in de werkgemeenschappen. Terwijl de één belijdt, dat het met de Bijbel meer gaat om het verhaal dan om de moraal omdat alles wat van boven gezegd wordt van beneden komt, wil een ander alle ethische standpunten alleen baseren op de Bijbel als Gods onfeilbaar woord. Het Woord van Hem die beleden wordt als persoonlijk en drie-enig God, Vader, Zoon en Heilige Geest, en waarvan door anderen gezegd wordt dat hij niet bestaat of moeder genoemd wordt.

Wie dit alles op een rijtje zet die kan niet anders dan concluderen dat het onmogelijk is dat de Protestantse Kerk in Nederland met één mond belijdend kan spreken. De bespreking van het rapport ‘Brandpunten in de verkondiging’ is hier een bewijs van. De Protestantse Kerk in Nederland is geen belijdende kerk. Het is een instituut van mensen die iets met Jezus hebben. Als ik het zo op schrijf dan lijkt dit heel mooi. Geweldig toch dat mensen iets met Jezus hebben. Zeker. Maar met welke Jezus? In de afgelopen 2000 jaar kerkgeschiedenis is er veel over Jezus gezegd en geschreven en de kerk heeft vele zaken weggezet als ketterij. Kies ik er dan voor om in tegenstelling tot Markus Beile wel één theologie centraal te stellen? Die neiging kan ik haast niet onderdrukken. Tegelijk ben ik dankbaar voor de breedte die in de kerk aanwezig is. Maar dit betekent mijns inziens niets dat die breedte alsmaar opgerekt kan worden. De vrijzinnigheid hoort net als de orthodoxie bij de kerk, maar er zijn grenzen. Sinds de synode van Dordrecht werden die bepaald door de Drie formulieren van enigheid. Hier is allang geen overeenstemming meer over. Maar het basale als de apostolische geloofsbelijdenis staat ook onder kritiek. Of we moeten er mee kunnen leven dat de een het letterlijk belijdt en de ander slechts spiritueel. Dit laatste vind ik meer dan lastig. Want het gaat mij om Jezus Christus en Die gekruisigd. Dit is de kern van het christelijke geloof en behoort de kern te zijn van de kerk. Wie niet belijdt dat Jezus Gods Zoon is die op de aarde kwam en als het Lam van God voor de zonde van wereld gestorven is aan het kruis en na drie dagen waarlijk opgestaan is uit het graf, die kan misschien een plek vinden in de Protestantse Kerk in Nederland, maar vindt geen aansluiting bij de Kerk van Christus.

 

Kan de kerk wat leren van de voetbalwereld? Past het beroepingscommissies om in het spoor te gaan van voetbalclubs? Hopelijk mag het tot nadenken zetten nu de Protestantse kerk in Nederland opnieuw gaat nadenken over de mobiliteit van predikanten.

 

Op de synodevergadering van 16/17 november 2017 van de Protestantse Kerk in Nederland zal er gesproken worden over de mobiliteit van predikanten. Ligt daar een probleem? Ja. Er zijn predikanten die verlangen om naar een andere gemeente te vertrekken, maar die nooit een beroep krijgen of via sollicitatie de mogelijkheid krijgen om van standplaats te vertrekken. In sommige gevallen komt het in die periode tot een conflict. Een trieste aangelegenheid. Het maakt meer kapot dan je lief is. De gevolgen zijn groot wanneer na een buitengewone visitatie het Generale College voor Ambtsontheffing wordt ingeschakeld om een uitspraak te doen over de vraag of de predikant de gemeente nog wel met stichting kan dienen.

Wanneer het komt tot een losmaking betekent dit voor de predikant het verlaten van de pastorie. Hierdoor worden ook overige gezinsleden uit hun leefomgeving getrokken. Tegelijk blijft de pastorie even leeg, omdat de gemeente niet gelijk weer mag beroepen. Daarnaast brengt het losmaken van een predikant ook andere gevolgen met zich mee in de gemeente. Er is grote kans op partijvorming en spanningen.

 

Losgemaakte trainers

Voor de predikant die losgemaakt is, betekent het ook dat geprobeerd moet worden om elders aan de slag te komen. Maar daar ligt juist het probleem. Dit is de jaren ervoor ook niet gelukt. Alle reden om conflicten en losmaking zoveel mogelijk te voorkomen. Tegelijk blijft er een vraag overeind staan. Waarom lukt het predikanten, al of niet losgemaakt, zo moeilijk om over te gaan naar een andere gemeente. Deze vraag kwam sterk in mij boven toen ik las over de nieuwe trainer die aangesteld is bij voetbalclub FC Twente. Het betrof Gertjan Verbeek. Ik las wat meer over hem en dat was niet positief. Ik las dat hij de afgelopen jaren trainer was van AZ, 1. FC Nürnberg en VfL Bochum. Bij al de drie clubs werd hij vroegtijdig ontslagen. Maar ondanks al deze losmakingen, komt hij gewoon weer an de bak als trainer. Hetzelfde zien we bij Ronald Koeman. Net ontslagen bij Everton wordt hij genoemd als mogelijke bondscoach. Blijkbaar maakt het voetbalclubs en de KNVB niet uit wanneer iemand bij de vorige werkgever ontslagen is vanwege slechte resultaten. Ze gaan uit van diens kwaliteiten.

Wat weerhoudt kerkelijke gemeenten om een predikant die losgemaakt is of die al zeer langdurig aan een gemeente verbonden is te beroepen? Wanneer een trainer in de voetbalwereld een tweede kans krijgt, dan toch zeker ook in de kerk. Natuurlijk is er veel meer over te zeggen. Maar laten beroepingscommissie eens over bovenstaande nadenken en niet gelijk de naam van de betreffende predikant aan de kant schuiven.