In een ver verleden had de pastorie als één van de eerste huizen in het dorp telefoon. Zo was de dominee te bereiken wanneer er een noodgeval was. Een ernstig zieke. Een naderend sterven. Een belletjes is praktischer dan eerst naar de pastorie lopen en op de deur bonzen. De laatste jaren gaat de telefoon niet meer zo vaak in de pastorie. Niet alleen omdat bij velen de noodzaak van de aanwezigheid van de predikant verdwenen is. Het komt vooral doordat er andere middelen zijn. Een WhatsAppberichtje bijvoorbeeld.

Een uitzondering is 2 januari. Ieder jaar opnieuw rinkelt de telefoon van ’s morgens heel vroeg tot rond het middaguur. Het zijn geen gemeenteleden die de predikant een gezegend nieuwjaar willen wensen. Het zijn preekvoorzieners die met uiterste krachtsinspanningen het preekrooster van het volgende jaar vol proberen te krijgen.

Omdat predikanten steeds eerder zeggen vol te zitten, is de nood steeds hoger om vroeger te bellen. Soms al voor half acht ’s morgens. Daarnaast wordt er geprobeerd om tussen kerst en oud & nieuw en ook al voor kerst afspraken te maken. Afspraken voor over ruim een jaar en soms zelfs over bijna twee jaar. Hoort hier een ‘wee u’ te klinken? Wee u, gij predikanten. Wee u, gij preekvoorzieners. Weet u hoe morgen uw dag zijn zal?

De stekker er uit

Voor het tweede jaar op rij trek ik op de avond van nieuwjaarsdag de stekker uit de telefoon van de vaste lijn. Waarom? Omdat ik op 2 januari wat later mijn ogen open wil doen. Het is druk genoeg geweest. Eerst me klaarmaken en ontbijten. Pas daarna ben ik beschikbaar voor preekvoorzieners. Al moet ik dit wel iets nuanceren.

Ja, ik moet opbiechten dat ook ik al voor het nieuwe jaar afspraken maken. Soms al voor kerst. Wel met dit onderscheid, dat het alleen gebeurt met gemeenten uit de nabije omgeving. Daar zit een reden achter. Wanneer er een preekvoorziener belt van verder weg, dan vind ik het lastig om nee te zeggen. Tegelijk vind ik het meer dan jammer om zowel tegen naburige gemeenten te moeten zeggen dat ik vol zit, als ook daar niet te komen. Hierom ben ik begonnen om preekvoorzieners van naburige gemeenten op de eerste rang te laten plaatsnemen. Feitelijk tegen het principe in om alles niet te vroeg vast te leggen.

Rechtvaardiging

Het handelen tegen mijn principe in rechtvaardig ik doordat ik zondags om de hoek mag voorgaan en dat het aantal telefoontjes op 2 januari aanzienlijk minder is. Daarnaast vul ik al langere tijd niet elke zondag meer in. De zogenaamde vrije zondagen houd ik veelal vrij. Dit om zelf enige ruimte in de agenda te houden en ook om gemeenten te helpen die op korte termijn een predikant nodig hebben. Het bevestigt mij in de gedachte dat vroegtijdig afspreken niet noodzakelijk is.

Zo heb ik dit aan het einde van het jaar tweemaal ervaren. Op woensdag 20 december had ik mij beschikbaar gesteld voor zondagmorgen 25 december. Dit kan via de preekbeurtenzoeker van de Protestantse Kerk in Nederland. De dag voor kerst kwam ’s morgens het definitieve telefoontje of ik de dienst op kerstmorgen kon leiden vanwege ziekte van de predikant. Voor oudejaarsdag hetzelfde. Een collega predikant wist dat ik vrij was. Zo werd ik 29 december gebeld met de vraag om elders voor te gaan vanwege ziekte in een predikantsgezin.

Op het laatste ogenblik

Het is mij het afgelopen jaar vaker overkomen dat ik gebeld werd om op korte termijn in te springen. Eerder ook vanwege ziekte, maar bijvoorbeeld ook vanwege een dubbele boeking van een predikant. Ik ervaar het als iets moois en dankbaars wanneer ik een collega kan vervangen die door welke oorzaak dan ook niet kan voorgaan. Het is voor mij één van de redenen om het preekrooster niet helemaal vol te plannen, maar gaten over te laten voor dergelijke situaties. Het houdt ook iets verrassends. Er van uitgaan zondag in de eigen gemeente in de kerkbank aan te schuiven en dan toch ineens elders mogen voorgaan. Op dergelijke momenten mag een preekvoorziener die op het laatste ogenblik aan de slag moet, gerust een zucht van verlichting slaken, wanneer het gelukt is. Om nood daadwerkelijk nood te laten zijn, stel ik me daarom niet veel eerder beschikbaar dan halverwege de week voor de betreffende zondag.

Er is nog een reden waarom ik het rooster niet volledig invul. Het geeft ruimte. Zo hoef ik op 2 januari niet in de familieapp te zetten wanneer het familieweekend is van volgend jaar. Ook is er ruimte om in de eigen kerkbanken te zitten of ‘spontaan’ een weekend anders in te vullen dan thuis te zijn en elders voor te gaan in erediensten.

De invulling van het preekrooster is geen noodgeval

Ondanks deze rechtvaardiging blijft het knagen. Waarom al die stress vanaf kerst tot 2 januari? Waarom al zo vroeg bezig terwijl de ervaring is dat het ‘altijd’ wel goed komt. Wanneer een predikant vertrekt door het aannemen van een beroep, dan lukt het de preekvoorziener ook om de lege plekken in het rooster weer op te vullen. Wanneer er ziekte is of andere redenen waardoor de predikant niet voor kan gaan, dan lukt het in de meeste gevallen ook om een vervanger te vinden. Waarom zou ik als predikant en zouden preekvoorzieners dan al zo vroeg afspraken willen maken. Waar is het Deo volente gebleven? Het vertrouwen dat God voorziet.

Voor een noodgeval mag ik dag en nacht gebeld worden. Voor acht uur bellen om een preekbeurt af te spreken voor een volgend jaar gaat nergens over. Er is geen enkele reden om de predikant uit bed te bellen en naar zijn agenda te laten zoeken. Maar er is ook geen enkele reden om al zo vroeg te beginnen met het invullen van het preekrooster. Het is geen noodgeval!

Een collega heeft preekvoorzieners gevraagd in maart terug te bellen. Een mooi initiatief, maar één zwaluw maakt nog geen zomer. Persoonlijk zou ik liever naar 1 mei of 1 juni willen. Of mij dit lukt weet ik niet. Dan moet ik op 2 januari de stekker de hele dag er uit laten en mogelijk ook tussen kerst en oud & nieuw. Of ik moet heel vriendelijk de preekvoorzieners te woord staan om indien nodig later terug te bellen. Ik vrees alleen dat ik uitzonderingen zal maken voor vorige gemeentes en voor gemeentes waar ik een band mee heb. Van die laatste zijn er nog al wat, Vooral in de omgeving. Ik heb nog een klein jaar om mij te bezinnen. Wil ik met een schone lei beginnen en de daad bij het woord voegen of voeg ik mij in bestaande structuren. Maar dan ook de stekker er in laten en niet klagen over het tijdstip van de ochtend. De tijd zal het leren.

Het is vanuit de ervaring met alle maatregelen rondom het coronavirus ons niet onbekend. Lockdown. Avondklok. Anderhalvemetersamenleving. Je verlangt naar de vrijheid om te ontmoeten. Elkaar te omhelzen. Gewoon weer een hand te geven.

Sommigen vergelijken de beperkingen met de Tweede Wereldoorlog. Zo zien we bij demonstraties mensen met gele sterren lopen en in kleding die gedragen werd in de concentratiekampen van Nazi-Duitsland.

Deze vergelijking is absurd in mijn ogen. Wat toen plaats vond is zovele malen anders en erger. We beseffen het ongepaste van de vergelijking wanneer we over de landsgrenzen kijken. In veel landen is in normale tijden de vrijheid zoals wij die kennen buiten corona om al zoveel meer beperkt. Daarvoor hoeven we niet eens de blik te richten op Noord-Korea, Iran, Somalië of Qatar. We herinneren ons de affaire van de Wit-Russische atlete Kristina Timanovskaja op de Olympische Spelen in Tokio. Om opmerkingen over het lopen van een afstand waar zij niet voor getraind had, werd zij gesommeerd om het vliegtuig terug naar huis te nemen. Zij zocht onderdak bij de Poolse ambassade. Haar man en kind vluchtten naar Oekraïne. Ze vreest voor de situatie van haar ouders.

In talloze landen is het verlangen naar vrijheid zoveel meer gerechtvaardigd. Wat maakt dat wij in het vrije Nederland er naar verlangen. Wat is dan vrijheid?

Is vrijheid onbegrensd kunnen doen wat je wil? Is dit wat ik wil, wanneer ik verlang naar vrijheid? Hoe zit het dan met de vrijheid van anderen. Mogen zij ook onbegrensd doen wat zij willen? Wie nadenkt over vrijheid komt tot de conclusie dat vrijheid blijkbaar beperkt is. Mijn vrijheid stopt waar de vrijheid van de ander begint. Daarom kan verlangen naar vrijheid niet de wens inhouden om de vrijheid van anderen in te perken ten bate van eigen vrijheid.

Maar ook binnen ons eigen vrijheidsdomein ervaren we beperking. Een beperking die gevoelsmatig verder gaat dan de coronamaatregelen. Omdat wij zo’n grote vrijheid hebben is de vraag waardoor. Waardoor ervaren wij gebrek aan vrijheid? Wat beperkt ons? Voelen wij diep van binnen dat wij niet vrij zijn? Dat wij bepaald worden door de tijdgeest. Dat we bewust en onbewust beïnvloed worden.

Wie verlangt naar vrijheid ervaart in de macht te zijn van iets of iemand. De overheid. De grote techbedrijven. Big brother is watching you.

Of gaat het nog verder en dieper. Kan de overheersende macht van een overheid of een techbedrijf slechts een tentakel zijn van iets veel groters. Een uiting van het kwaad in de wereld. Duivels geïnspireerd om de vrijheid van de mens in te perken. Is het verlangen naar vrijheid en het ervaren beperkt te worden in onze vrijheid een verlangen naar verlossing. Verlossing uit de macht die onze vrijheid inperkt. Verlossing uit de macht van de wereldbeheerser die vanaf het begin de mens geleid heeft tot zonde met als uitkomst de dood.

Misschien moeten we deze laatste dagen van het jaar niet gefocust zijn op onze vrijheid. Is de weg die Jezus is gegaan ons niet ten voorbeeld gegeven. Hij liet de vrijheid die Hij had los om mensen in de vrijheid te zetten. Hij liet Zijn vrijheid beperken om hen die gevangen zitten verlossing te geven. Het is een kwestie van omdenken. Niet langer gericht op de eigen vrijheid, maar verlangen naar de vrijheid van de ander. Denkt u daar de komende dagen eens over na.

Afbeelding gemaakt door Wim van Wijngaarden

Daar staat hij. 
In een koude nacht. 
Bij het vuur. 
Te midden van hen die er op uitgetrokken waren 
om in de hof van Gethsémané Jezus te arresteren. 
Petrus staat er alleen. 
Omringd door mensen die Jezus niet hebben beleden 
als de Christus, de Zoon van de levende God. 
Petrus deed dit wel.
Petrus die niet wil dat Jezus een haar gekrenkt wordt. 
God zou dat wel verhoeden? 
Maar in de hof van Gethsémané was geen legioen engelen op komen dagen. 
Het was andersom. 
Jezus gaf Zichzelf over in de handen van die horde mensen. 
Petrus sloeg het met een zwaard in de hand met verbijstering gade 
Hij kon niet anders dan Jezus op gepaste afstand volgen.
Maar nu is hij in de hol van de leeuw. In het huis van de hogepriester. 
Hij is hier vreemd, maar moet doen alsof het de normaalste zaak van de wereld is dat hij hier is. 
Hij mag niet opvallen. 
Hij wil dicht bij Jezus zijn. 
Hij wil zien wat er allemaal gebeurt. 
Hij vreest echter ook voor zijn leven.
Zo staat Petrus daar. 
Alleen in een menigte. 
Dit is mogelijk niet vreemd. 
Allemaal kunnen we de ervaring kennen ons alleen te voelen te midden van een menigte. 
Kennen we de ervaring alleen te staan in het geloof in Jezus? 
Mogelijk op school of op de werkplek. 
Misschien ook wel in de familie- of vriendenkring. 
Durf jij er dan voor uit te komen dat je gelooft in Jezus? 
Of zwijgen we of ontkennen we het zelfs uit angst voor ……..
Petrus kent die angst. 
Hij vreest voor zijn leven. 
Hij houdt zich gedeisd en stelt zich verdekt op. 
Maar hij kan niet voorkomen dat er iemand is, die het vermoeden uitspreekt dat hij bij Jezus hoort. Het is een dienstmeisje. Te midden van de menigte pikte zij Petrus er uit. Ze weet zeker dat Petrus bij Jezus hoort en kijkt hem strak aan. ‘Die man hoorde er ook bij!
Petrus ontkent. ‘Ik ken Hem niet eens!’ 
Maar even later bevestigd een ander de woorden van het dienstmeisje. ‘Jij bent ook een van hen!’ 
Petrus ontkent weer in alle toonaarden. ‘Welnee man, helemaal niet.’ 
Petrus wil niet alleen komen te staan. 
De angst bekruipt hem.
Even lijkt de rust weergekeerd in het binnenste van Petrus. Een uur verstrijkt. Maar dan slaat het noodlot toe. 
‘Ja zeker, die man was ook in zijn gezelschap, hij komt immers ook uit Galilea.’ 
Petrus weet niet hoe hard hij zijn best moet doen om het te ontkennen.
‘Ik weet niet waar je het over hebt.’ 
De angst bekruipt hem.
Het is een reële angst. Voor talloze mensen een dagelijkse ervaring. Zeker in landen als India, Bangladesh en Pakistan of Indonesië. Angst om herkent te worden als volgeling van Jezus. Angst voor de represailles. Angst om alleen te komen te staan. Alleen tegenover hen die Jezus vervolgen.
Dit maakt deze geschiedenis zo moeilijk. 
Wanneer ik alleen kom te staan en doodsangsten mij bekruipen, 
heb ik op dat moment de moed om voor het geloof in Jezus uit te komen? 
Zijn Naam te belijden onder de mensen? De gedachte alleen al kan huiveringwekkend zijn. 
Hoor ik daar al een haan kraaien?
Hoe herkenbaar. 
In de veilige haven spreken we grote woorden over ons eigen handelen en dat van God. 
We zingen liederen als ‘Jezus, Overwinnaar’ en ‘Voorwaarts, christenstrijders’.
Maar wat wanneer we ons bedreigd voelen. 
Ervaren dat we alleen staan in het geloof. 
Laten we op dat moment Jezus alleen staan door te verloochenen dat wij Hem kennen?
De haan kraaide. 
Niet één keer. 
Niet twee keer. 
Drie keer verloochende Petrus Jezus. 
Precies zoals Jezus gezegd had. 
Jezus, die weet dat Petrus op de binnenplaats is. 
Jezus, die weet dat Petrus wel wil, maar niet durft. 
Jezus, die Petrus aankijkt. 
Te midden van al de mensen op de binnenplaats van het huis van de hogepriester 
ziet Jezus Petrus. 
Ziet Hij de worsteling in zijn hart. 
Petrus staat er niet alleen voor. 
Jezus is er voor Petrus.
Jezus is er voor hem. 
Jezus staat voor hem. 
Jezus staat voor hem terecht. 
Alleen Petrus kan dit nog niet begrijpen. 
Het dringt niet tot hem door wat er gebeurt en staat te gebeuren. Hij voelde slechts de angst en voelt nu het verdriet opkomen. 
Hij heeft Jezus, zijn Meester verloochend. 
Het voelt als een messteek in het hart. 
Hij kan Jezus niet langer onder ogen komen. 
Hij verlaat de binnenplaats en huilt buiten bittere tranen.
Petrus huilt en verdwijnt in de ochtendnevel. 
Precies zoals het moet zijn. 
Want de Heere Jezus zal alleen de weg gaan waarvan de Vader wil dat Hij die aflegt. 
De weg naar Golgotha. 
Daar zal Hij alleen de straf dragen voor de zonde van de wereld.
Van mens en God verlaten. 
Al is Hij niet eenzaam. 
Hij weet Zijn hemelse Vader bij Zich.
En Petrus? 
En wij? 
Wij raken even uit beeld. 
Alle ogen zijn gericht op Jezus en op de weg die Hij gaat. 
Zo moet het ook zijn. 
Van jezelf afzien en zien op Jezus. 
Zien op Hem die jou allang gezien heeft. 
Zien op Hem die precies weet wat er in jouw hart leeft. 
Zien op Hem die jouw worstelingen kent. 
Ook de aarzelingen over het belijden van het geloof.
Maar wie ziet op Jezus, die mag weten niet alleen te zijn. 
Niet alleen als er niemand is en ook niet alleen te midden van een menigte. 
Jezus is aan het kruis door God verlaten, opdat wij nooit meer door Hem verlaten zullen worden. 
Hij gaat met ons mee op onze levensweg door het leven. 
Hij geeft kracht om Jezus te volgen en sterkt ons in geloof. 
Hij geeft ons hoop. 
Vraagt iemand u waarop de hoop die in u leeft gebaseerd is, 
wees dan steeds bereid om u te verantwoorden. 
Wees niet bang. 
Je staat er niet alleen voor.

Uitgesproken tijdens een avond in de Stille week in Giessen-Oudekerk

Vele woorden zijn al gewijd aan het coronavirus. Hoe er mee om te gaan? Hoe het te duiden? Nieuwe woorden zijn aan de Nederlandse vocabulaire toegevoegd, zoals anderhalvemetersamenleving en coronacrisis. Discussies laaien op over de waarde van de mens en die van de economie. Voorzichtig wordt er gesproken over de tijd na het coronatijdperk.

Op theologisch gebied klinken woorden als ‘straf van God’, ‘gevolg van de zondeval’, ‘gevolg van menselijk handelen’, ‘niet duiden, maar klagen’, ‘oproep tot bekering’. Het laatste deed mij denken aan woorden die in bepaalde kringen boven een rouwkaart gezet worden. “De Heere heilige deze roepstem aan ons aller hart”. Dit bracht mij ertoe om op een andere manier naar de huidige tijd te kijken. We komen als Nederlandse samenleving uit een glorieuze tijd. Misschien wel een soort gouden eeuw. Alles was mogelijk en bereikbaar. Je kunt wat je wilt. De mogelijkheden zijn onbegrensd. Maar ineens is alles niet meer mogelijk en bereikbaar. Niet alles wat je wil kan. Er worden grenzen gesteld.

Dit doet wat met de mens. Terwijl de mens zich machtig waande en het leven onder controle had, maakt een onzichtbaar virus aan alle illusies een eind. De machtige mens wordt machteloos en dreigt de controle te verliezen. Het leven is niet meer als hiervoor en de vraag is of het wel weer wordt zoals het was. Dit brengt allerlei gedachten en gevoelens los bij de mens en ik meen dat het goed is wanneer we ten volle beseffen dat we als samenleving een rouwproces doorgaan. Dit proces wil ik hieronder beschrijven en verder uitwerken.

Het rouwproces wordt veelal opgedeeld in verschillende fases. Hierbij geldt dat niet iedereen altijd elke fase doorlopen moet hebben en ook dat niet elke fase even lang duurt. Elisabeth Kübler-Ross spreekt over 5 fases. Maar door anderen wordt ook uitgegaan van vier of zes fases. De indeling die zij hanteert is als volgt:

  • Ontkenning
  • Woede
  • Marchanderen
  • Verdriet en depressie
  • Aanvaarding

Ontkenning

In het licht van het coronavirus is de eerste fase uitermate herkenbaar. In het begin vooral door de ontkenning dat het een groot probleem is of zal worden. Het niet onder ogen willen en kunnen zien, dat ook de Nederlandse samenleving hevig ontwricht zal raken, zoals gebeurt is in Wuhan en in Lombardije.

Ontkenning kwamen en komen we ook volop tegen bij mensen die niet onder de indruk zijn van het coronavirus. Maatregelen vinden zij maar overbodig. Elkaar ontmoeten en begroeten, waarom zou je dat beboetten?

Deze fase herken ik geheel bij mezelf. Alle informatie kwam niet binnen. Kon ik het niet aan? Het idee dat het allemaal wel mee zou vallen en dat alle maatregelen maar overbodig waren, was sterk. Langzaam, heel langzaam drong het door. Regelmatig heb ik gezegd, dat ik de #frontberichten heel hard nodig heb om de impact van het virus te beseffen. Inmiddels is het bij mij ten volle doorgedrongen. Maar het is gerust mogelijk dat anderen in deze fase blijven hangen en de ernst van het coronavirus blijven ontkennen.

Op kerkelijk gebied zien we het ontkennen terug in het door laten gaan van kerkdiensten. Wel of niet met de gedachte dat God zal beschermen tegen de verderfelijke pest. Ook zien we het in de duiding van het coronavirus als een straf van God vanwege zondige gedragingen. Dan leeft het idee dat alleen anderen geraakt zullen worden. Bij de aidsepidemie kon men zich hier nog achter verschuilen. Maar dat het coronavirus iedereen kan raken, zal door geen enkele gelovige meer ontkent mogen worden. Deze fase zal heel kerkelijk Nederland gepasseerd moeten zijn.

Woede

Een tweede fase in het rouwproces is die van de woede. Woede steekt in het licht van het rouwproces de kop op wanneer zelf of een geliefde besmet is geraakt met het coronavirus of dat de angst leeft, dat dit gebeurt. In het begin van de coronacrisis is de woede duidelijk aanwezig bij hen bij wie de ernst van het hele gebeuren doorgedrongen was. Woede dat dit kon gebeuren in Wuhan. Of het nu met een markt of een laboratorium te maken had of met allebei. Woede dat de overheid en het RIVM niet eerder maatregelen getroffen hebben, maar het op z’n beloop lieten. Woede dat evenementen, bijeenkomsten en kerkdiensten doorgingen. Woedend op hen die op dat moment niet doordrongen waren van de ernst van de situatie.

Deze woede is zichtbaar geworden richting hen die door zijn gegaan met het houden van kerkdiensten, maar was er ook andersom. Woedend op hen die terechtwezen. Want was het kerkgebouw niet vele malen groter dan de plaatselijke supermarkt en ze mochten er toch met 30 mensen in.

Persoonlijk hoorde ik niet bij de koplopers in het onderkennen van de situatie. De woede begreep ik eerst ook niet en vond ik maar overdreven. Mede omdat ik de angst niet kende en niet de ervaring had van besmetting door geliefden. Toen de ernst van het coronavirus bij mij doordrong werd de geuite woede begrijpelijker. Vanaf toen kende ik de woede richting hen die zich niets van de maatregelen aantrokken. Hoe haal je het in je stomme kop om in deze situatie door te gaan met ………… Vult u maar in.

De woede is een fase in het rouwproces. Een fase die niet in stand gehouden moet worden. De pijn die onder de woede ligt zal wel benoemd behoren te worden. De pijn van hen die direct te maken hebben met de gevolgen van het coronavirus. Doordat ze zelf besmet zijn geraakt en ernstige gevolgen er van ondervinden of doordat ze werkend op een ic-afdeling met eigen ogen gezien hebben wat het virus kan aanrichten. Dood en verderf. Deze pijn moet niet verdrongen worden, maar uitgesproken worden. Iets dat in ieder geval door de #frontberichten kan gebeuren.

Marchanderen

Achter het marchanderen ligt de machteloosheid om de zaken weer te herstellen naar de oude situatie of de situatie naar de hand te zetten. Dit maakt dat mensen bewust of onbewust, rationeel of irrationeel gaan polderen. Als ik me houd aan de anderhalvemetersamenleving, dan mag ik toch wel bij mijn moeder op bezoek in het verzorgingstehuis. Wanneer ik meerdere keren per dag 20 seconden lang mijn handen was, dan kunnen de kleinkinderen toch wel op bezoek komen. In deze fase is de ernst van de situatie helder, maar de alles veranderende doorwerking van het gebeuren niet. In deze situatie wil de rouwende mens onderhandelen, want erkennen en accepteren is nog lang niet aan de orde. Zover is de weg van het rouwproces nog niet bewandeld.

In eerder genoemde voorbeelden zien we vormen van marchanderen. We komen het ook tegen bij hen die onder het mom van de economie scholen en bedrijven weer willen openen. Er wordt onderhandelt en in veel gevallen zijn de ouderen en de zwakkeren in de samenleving het wisselgeld. “Wanneer wij hen isoleren, dan kan de rest van de samenleving toch wel weer gewoon opgestart worden”. De ontkenningsfase en de woede is voorbij en er wordt geprobeerd weer grip op alles te krijgen, voordat de grip op het eigen leven wordt kwijtgeraakt. Het marchanderen is hiermee een vorm van zelfbehoud. De angst om op de een af andere manier er aan onder door te gaan. Zo wordt van alles gewogen om het gewaardeerde leven dat er was weer voort gang te laten vinden.

Binnen de kerk zal er voor deze fase opgepast moeten worden. Het marchanderen ligt voor de hand. Natuurlijk met de al eerder genoemde mogelijk om met 30 mensen in een kerk aanwezig te zijn, maar ook op andere terreinen. We zijn vaak erg creatief om allerlei zaken te bedenken, zodat het oude leven toch op de een of andere manier doorgang kan vinden. We willen vasthouden aan wat was en niet aanvaarden dat de tijden veranderd zijn. Het is allemaal heel begrijpelijk. Gewoon willen doen wat we gewoon waren. Dat past ons het beste. Dan staan we aan de lopende band van het kerkelijk leven en weten we precies wat er gebeurt en wat er van ons verwacht wordt. Dus wanneer we de kerkelijke lopende band in gang kunnen houden, dan is het goed en dan kan later alles weer precies verlopen zoals we in de kerk gewend waren.

Ik herken dit alles in de talloze discussies over online avondmaal vieren en online dopen. Creatieve geesten die wegen zoeken om het bij het oude te houden in een iets andere situatie. Als de predikant de doopformule laat klinken, dan kan toch een ouder dopen. Wanneer de predikant de instellingswoorden uitspreekt dan kan toch thuis brood en wijn gedeeld worden. Maar al met al is het marchanderen en een onderdeel van het rouwproces. Er zal een bewustwording op gang moeten komen, dat men oude wijn in oude zakken doet en nieuwe wijn in nieuwe zakken. De tijden zijn veranderd. Maar dit moet wel eerst binnenkomen.

Verdriet en depressie

Bij het rouwproces komt er een keer een moment waarop de realiteit doordringt. Het is het besef na de dood van een geliefde dat het niet meer wordt, zoals het was. Het komt niet meer goed. Het is over en voorbij. De dood heeft voorgoed een verandering gebracht in het leven. Dit proces zal de samenleving ook doormaken wanneer het gaat over het coronavirus. Heerst er eerst nog een gevoel alles naar de hand te kunnen zetten in deze fase is dat gevoel compleet verdwenen. De zinloosheid en de machteloosheid overheersen en de moed zakt in de schoenen. Somberheid overheerst. Zo las ik woorden van een predikant die somber opmerkte dat met kerst de kerken niet vol zullen zitten.

Als vanzelf zullen dergelijke sombere berichten in de media komen. Politici, influencers, multinationals, ondernemers, artiesten, sporters die het verdriet uitspreken en geen hoop meer zien. Het is donker en de tunnel is lang. “Komen we ooit nog van het coronavirus af?” “Kunnen we ooit nog mensen een hand geven, laat staan een knuffel? Wanneer zijn er weer kerkdiensten te bezoeken en wanneer mag er dan weer gezongen worden?”

In deze fase komt het definitieve van de situatie in volle werkelijkheid binnen. Een harde klap, wanneer je vermoedt dat het zingen van het Ere zij God er met kerst niet in zit. Verdriet, sombere gedachten en een depressie liggen op de loer. Persoonlijk, maar ook als samenleving. Een mens en een samenleving die in deze fase van het rouwproces verkeert, is moeilijk te bereiken. Staat voor niets anders open dan sombere toekomstbeelden. In een persoonlijke situatie is er zijn het enige wat mogelijk is.

Wat betekent dit voor een samenleving? Als samenleving zullen we bewust moeten zijn, dat deze gevoelens heersen en heel vanzelfsprekend zijn. We zullen er voor moeten waken dat dergelijke gevoelens en gedachten verdrongen worden. Voor een samenleving betekent het dat het verdriet en de somberheid uitgesproken mag worden. Niet gelijk afkappen. Laat mensen en heel de samenleving deze fase door mogen gaan. Het is de weg die in een rouwproces afgelegd moet worden. Het is de weg naar de aanvaarding.

Aanvaarding

Aanvaarden dat de Nederlandse samenleving sinds half maart niet meer gelijk is als daarvoor. Aanvaarden dat heel de wereld veranderd is en dat zaken niet meer gaan zoals we ze gewoon waren. Dat een anderhalvemetersamenleving van deze tijd is. Dat dit grote consequenties heeft voor evenementen zoals concerten, festivals, sportwedstrijden en kerkdiensten. Aanvaarden betekent loslaten van wat was en het nieuwe normaal omarmen. Al blijft het voelen als abnormaal. Want aanvaarden en loslaten is wat anders dan vergeten hoe het was. Een nieuwe normaal tot er hopelijk een medicijn is en de mogelijkheid tot vaccinatie.

Voortgaand proces

Met de bovenstaande opmerking realiseer ik me dat ik de nieuwe situatie niet aanvaard heb. In deze fase ben ik niet beland. Ik houd en wil teveel vasthouden aan mijn oude leven. Ik vraag me zelfs af of ik de fase hiervoor al in ben gegaan. Veel meer ontdek ik bij mij zelf het marchanderen. Want als er een medicijn is en mensen er tegen gevaccineerd kunnen worden, dan is het toch klaar en dan gaan we toch gewoon verder zoals we in 2019 gewend waren. Ik hoop van harte dat er een moment komt waarop we als samenleving opgelucht en met vreugde in het hart kunnen zeggen: “Dit is zo 2019”. Ik verlang er naar. Een normale samenleving waarin mensen op gepaste afstand dicht bij elkaar leven en gevaar van besmetten of besmet worden geweken is.

Ik weet niet of die tijd komt. Als het lukt om binnen een korte periode met medicijnen mensen die besmet zijn te genezen en door vaccinatie te voorkomen dat mensen ziek raken, dan lijkt deze periode tijdelijk te zijn. Dan hebben we ‘slechts’ het verlies te verwerken van geliefden die gestorven zijn door het coronavirus, van bedrijven die omgevallen zijn en van een tijd waarin we niet bij elkaar over de vloer kwamen. Dan rest het de samenleving slechts om dit te aanvaarden. Voor talloze mensen zal het persoonlijk moeilijk zijn om tot aanvaarding te komen, maar als samenleving zal deze stap niet zo groot zijn.

Maar wanneer de mogelijkheid van medicatie en vaccinatie langdurig uitblijven, dan zal er een nieuw goed moeten komen. Dan zal in de kerk nagedacht moeten worden over de invulling van kerk zijn in 2021 en verder. Voor kerkdiensten lijken online diensten een goed alternatief. Tegelijk is dit het doorgaan op oude voet. Ik wil dan ook geen alternatieven bieden. Zover ben ik niet en ik laat me graag leiden door hen die al wel zover zijn. Bovenal wil ik me laten leiden door de Geest van God. Want Hij die hemel en aarde geschapen heeft, blijft dezelfde tot in alle eeuwigheid. God verandert niet en is en blijft betrokken bij deze wereld en in het bijzonder bij de kerk op aarde. Voor een kerk die niet weet hoe het verder moet, maar wel door heeft dat het niet bij het oude kan blijven, is het gebed tot Hem en om leiding door de Heilige Geest het enige wat rest. Het brengt de gedachten bij de volgelingen van Jezus die na de hemelvaart van Heere Jezus eensgezind bijeen waren in bidden en smeken. De Heere God vulde hen met Pinksteren met de Heilige Geest en gaf en de mogelijkheden om het Evangelie van Jezus Christus te delen met allerlei mensen en in allerlei talen. In dit vertrouwen wil ik leven. Dat God ook nu door Zijn Geest geeft wat nodig is om het Evangelie van Zijn Zoon te delen. Zo mogen we te midden van een rouwproces de Heere dienen met blijdschap.

Vanuit theologisch oogpunt wordt er door velen gekeken naar het coronatijdperk en wordt de vraag gesteld wat God ons hiermee wil zeggen. In een eerdere blog schreef ik hier al iets over. Is het een straf, een teken, een waarschuwing. In een artikel in Time trekt N.T. Wright een andere lijn. Hij gaat niet op de pool zitten van ik weet het, maar betrekt de tegenovergestelde positie. Die van het niet weten. Een verstandige keus. Wie kan de tijd duiden en Gods hand in de geschiedenis ontwaren? Al zien we dat dit in de Bijbel wel gebeurt. Nadrukkelijk worden gebeurtenissen verbonden aan Gods handelen. Een straf. Een teken. Een waarschuwing. Het is iets dat we ook in de kerkgeschiedenis tegenkomen. Oorlogen met het daarbij horende verlies of de overwinning en (natuur)rampen werden geduid als komend uit de hand van God. De Heere regeert. Zo klinkt het vanuit Zondag 9 en 10 van de Heidelbergse Catechimus.

Maar dus niet bij N.T. Wright. Het niet weten krijgt bij hem een andere uitwerking. Het niet weten koppelt hij aan klagen. Want als alom de vraag gesteld wordt naar het waarom en er geen antwoord is, dan rest er niets meer dan te klagen.

Terecht verbindt hij het klagen met de psalmen. Juist in het boek van de psalmen komen we talloze klaagliederen aan. In het artikel verwijst hij naar Psalm 6, Psalm 13 en Psalm 22. Wright kan dus niets met de genoemde zondagen uit de Catechismus. Hij zegt: “Some Christians like to think of God as above all that, knowing everything, in charge of everything, calm and unaffected by the troubles in his world. That’s not the picture we get in the Bible”.

Dit alles maakt dat naar zijn mening christenen niet moeten verklaren. Daar ligt volgens hem niet de roeping van een christen. De roeping van een christen in deze tijd is juist om niet te verklaren, maar om te klagen.

Hoewel ik een eind met hem op weg kan, haak ik uiteindelijk toch af. Is dit omdat ik wel wil verklaren. Ik zou het willen, maar er is een andere reden. Ik haak af omdat hij niet alleen de psalmen niet geheel laat klinken, maar vooral het Nieuwe Testament dicht laat.

Wanneer ik Psalm 13 lees, dan komt het geklaag en de pijn recht op mij af. David ervaart Gods nabijheid niet en hij weet het niet. Hij kan alleen maar klagen. Of toch niet. Want het laatste vers spreekt totaal andere taal. Het geklaag wordt naar de achtergrond verdrongen. Niet omdat David ineens God ervaart en het allemaal weet en kan verklaren. Er is niets veranderd in zijn situatie. Maar wat er plaats vindt, is dat zijn gevoel en zijn verstand het veld moeten ruimen voor geloof en vertrouwen. Zoals God er geweest is, zo zal Hij er zijn. ook al zie, voel en begrijp ik er niets van.

Komen we dit ook niet tegen bij de kruisiging van de Heere Jezus? Hij citeert Psalm 22. Jezus klaagt. Maar zijn laatste kruiswoord is: “Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest”. Hier is het klagen verdwenen en verdreven door geloof en vertrouwen. Jezus weet, dat Zijn Vader er voor Hem is.

Alle reden om ons niet te verliezen in het klagen alleen. Ik weet het niet, maar ik weet wel dat God nabij is. Ik kan mijn leven in Zijn handen leggen. Daar mag ik op vertrouwen. Helemaal in het licht van de opstanding van Jezus. Op Paasmorgen liet de Heere God zien, dat Hij er is. Dat is voor mij het allerbelangrijkste in deze tijd. Ik kan niet duiden en ik wil niet klagen. Dankbaar stel ik het vertrouwen op de Heere, mijn God. Daarom lees ik de Psalmen en laat ik het Nieuwe Testament niet dicht. Er mag geloofsvertrouwen zijn. Jezus leeft en ik met Hem. Een bemoedigende en troostvolle gedachte.