In Mekka staat de Ka’aba. Tijdens de Hadj lopen moslims hier zevenmaal omheen. Tegen de klok in en telkens wijzend op een zwarte steen die in de zogenaamde Jemenitische hoek ligt. De zuidoostelijke hoek van de Ka’aba. Zoals de naam al vermoed is de ongeveer 30 cm grote steen zwart. Volgens overlevering was de steen, die uit de hemel is gekomen, oorspronkelijk wit. Zelfs witter dan wit. Door de zonde van de mens is de steen zwart geworden.

Dit alles doet mij op meerdere punten denken aan de Heere Jezus, die in de Koran Isa genoemd wordt.

Binnen het christelijk geloof wordt beleden dat Jezus de Zoon van God is en uit de hemel is gekomen. Hij was zonder zonde en hoewel Hij verzocht is geweest, heeft Hij niet gezondigd. Wel is Hij tot zonde gemaakt, omdat Hij de zonde van de wereld op Zich genomen heeft. Hij die aan God gelijk was en witter dan wit was is zwart gemaakt door de zonden die de mens bedreven heeft.

Van de zwarte steen in de Ka’aba wordt gezegd dat het zonden kan wegnemen en op de Dag van het oordeel zal getuigen voor hen die de steen hebben aangeraakt. Van Jezus mag beleden worden dat Hij de zonde wegneemt, omdat Hij die op Zich genomen heeft, maar ook dat Hij de zonden vergeeft van allen die het heil van Hem verwachten. Op de Dag van het Laatste Oordeel zal Jezus genade schenken aan alle mensen die in Hem geloven.
Hiervoor heeft de Heere Jezus de zonden van de wereld op Zich genomen en hiervoor is Hij gestorven aan het kruis van Golgotha. De straf voor de zonde heeft Hij gedragen. Tegelijk is Hij machtiger gebleken dan de dood. Op de derde dag is Hij opgestaan uit het graf en na veertig dagen is Hij teruggekeerd naar Zijn Vader in de hemel. Vandaar zal Hij komen om te oordelen de levenden en de doden.

En dan zal Hij aan de gelovigen een witte steen geven met op die steen een nieuwe naam geschreven, die niemand kent dan wie hem ontvangt. Het is als het ware het toegangsbewijs voor Gods Koninkrijk van vrede en gerechtigheid. Alle reden om te streven naar het ontvangen van deze witte steen. Het kan door te knielen aan de voet van het kruis van Christus, na bekering de zonde te belijden en van Hem het eeuwig heil te verwachten.

Het lichaam van Christus

In de meeste kerkelijke gemeenten start deze maand het winterwerk. Dat wil zeggen dat alle kerkelijke activiteiten weer uit de zomerslaap ontwaken en ten uitvoer gebracht worden. Nu kunnen we dit uit gewoonte doen. Zo gaat het nu eenmaal in de kerk. We kunnen ook een moment nemen om na te denken waarom we de gemeenteleden weer mobiliseren om aan allerlei activiteiten mee te doen. Graag wil ik u hiervoor een handreiking doen. De basis van deze handreiking is de zienswijze dat de gemeente het lichaam van Christus is. Het is een manier om naar de gemeente te kijken die gebaseerd is op 1 Korinthe 12. In deze brief schrijft de apostel Paulus: “Samen bent u namelijk het lichaam van Christus, en ieder afzonderlijk zijn leden“.

https://encrypted-tbn3.gstatic.com/images?q=tbn:ANd9GcTfJf7qtKBY9D--j0yvg9LvMOwrDVvDegml-1b66U5iQ-UfOcTz

In het spoor van Jozef van Arimathea

Wanneer ik aan het lichaam van Christus denk, dan denk ik aan de geselingen die Hij doorstaan heeft en vooral aan Zijn kruisiging. Voor Paulus is dit het allerbelangrijkste dat er bestaat. Met heel mijn hart wil ook ik belijden wat hij in het tweede hoofdstuk van dezelfde brief schrijft. “Want ik had mij voorgenomen niets anders onder u te weten dan Jezus Christus en die gekruisigd”.

Dit vers zorgt ervoor dat de gekruisigde Christus mij voor ogen wordt geschilderd. Met de ogen van mijn hart kijk ik naar Hem die aan het kruis hangt. Aan het kruis lijdt. Aan het kruis sterft. Een lijden dat vooral geestelijk was. Onder andere is dit merkbaar geworden in de door Jezus aan het kruis gesproken woorden: “Mijn Vader, Mijn Vader, waarom hebt U Mij verlaten?” Maar het lijden droeg Hij ook aan Zijn lichaam. Dit is het lichaam van Christus. Gods Zoon die vlees geworden is en de gestalte van een mens heeft aangenomen en geleden heeft in mijn plaats.  Zo mag ik dit geloven.

Het maakt dat ik met gelovige ogen naar de gekruisigde Christus kijk. Het maakt ook dat ik me afvraag wat ik voor Christus gedaan heb. Wat ik nu voor Hem doe. Wat ik voor Hem behoor te doen. Het zijn vragen die ik stel terwijl ik Zijn kapot geslagen rug bemerk. Terwijl ik de spijkers in Zijn handen en voeten zie. Terwijl ik de wond opmerk in Zijn zij die ontstaan is door een stoot van een speer.

Terwijl ik alles zie en mij afvraag wat ik voor Jezus kan doen, verschijnen er twee mannen die het gestorven lichaam van Jezus van het kruis halen. Jozef van Arimathea heeft zuiver fijn linnen bij zich. Nicodemus heeft mirre en aloë. Gewikkeld in doeken leggen ze het lichaam van Christus in een nieuw graf. Ik sla dit alles gade en vraag me vervolgens af of ik kan doen wat deze twee mannen gedaan hebben. Kan ik het lichaam van Christus verzorgen?

Deze vraag lijk ik ontkennend te moeten beantwoorden, maar de woorden van Paulus maken dat ik een positief antwoord kan geven. Ja, ik kan het lichaam van Christus verzorgen. Ik kan namelijk zorg geven aan de gemeente van Christus die het lichaam van Christus is. Zo kan ik uit dankbaarheid iets doen voor Hem die zoveel voor mij gedaan heeft.

 

Het lichaam van Christus verzorgenhttps://encrypted-tbn2.gstatic.com/images?q=tbn:ANd9GcSW92kkXmAhtg2L4epr_vkDU3OmxMXgBimbqZlhA5Em3r6noWPJ

Zorg geven aan het lichaam van Christus is als eerste zorg geven aan de gekwetste delen van het lichaam van Christus. Dat wil zeggen zorg geven aan de vervolgde broeders en zusters. Deze leden van het lichaam van Christus hebben het zwaar te verduren. Evenals het lichaam van Christus worden zij gemarteld, gegeseld en gedood. Deze leden van het lichaam van Christus moeten geholpen worden. Ondersteund worden. Waar nodig gedragen worden. Door om te zien naar deze broeders en zusters verzorg ik het lichaam van Christus. Waarbij alle zorg gepaard zal moeten gaan met gebed tot de Heere Jezus Christus, het Hoofd van de gemeente.

 

Het lichaam van Christus heeft ook andere leden. Minder gekwetst dan de vervolgde broeders en zusters, maar ook aan deze leden zal zorg behoren gegeven te worden. Ik denk hier aan de zieke gemeenteleden. Lichamelijk of psychisch ziek. Tijdelijk, chronisch of ongeneeslijk ziek. Door er voor hen te zijn kan ik het lichaam van Christus verzorgen.

Naast de zieken zijn er gemeenteleden die rouw dragen. Lang of kortgeleden hebben zij een geliefde verloren. Een man of vrouw. Een zoon of dochter. Een vader of moeder. Of wie ook maar afgestaan moest worden aan de dood. Hun verdriet is groot. Eens zullen hun tranen van hun ogen afgewist worden, maar ik mag er voor hen zijn en zo bij hen staan in hun nood en op deze manier het lichaam van Christus verzorgen.

Als ik denk aan de leden van het lichaam van Christus dan denk ik ook aan die gemeenteleden die allerlei andere moeite en ellende kennen. Zorgen en problemen in het huwelijk, bij de opvoeding van kinderen, op het werk of op school of in de familie. Wat zijn er veel mensen die zich zorgen maken voor de dag van morgen. Mensen die de woorden uit de Bergrede maar moeilijk of misschien wel niet eigen kunnen maken. Als ik er op de een of andere manier voor hen kan zijn, dan verzorg ik het lichaam van Christus.

Zo verzorg ik ook het lichaam van Christus wanneer ik de eenzame gemeenteleden bezoek. Wanneer ik oog heb voor de arme broeders en zusters die door welke oorzaak een uitkering hebben of in de bijstand zitten. Natuurlijk besteed ik zorg aan het lichaam van Christus wanneer ik betrokken ben bij de oudere gemeenteleden en vanzelfsprekend ook bij de jongeren en bij de kinderen van de gemeente.

 

Dit omzien en verzorgen van het lichaam van Christus kan heel praktisch zijn. Iets doen. Er zijn. Dit is de praktische kant van een geestelijke zaak. Er is ook eewp_20160908_13_31_16_pron andere kant. Ik verzorg het lichaam van Christus wanneer ik onderwijs geef vanuit de Bijbel. Door huisbezoek, kringwerk, zondagsschool, preek, clubwerk en dergelijke mag het lichaam van Christus geestelijk gevoed worden. Hierdoor kan een lid van het lichaam groeien in geloof en geloofskennis. Hierdoor kan iemand in moeilijke en zware tijden gesterkt worden en behouden blijven voor het lichaam van Christus.Het is noodzakelijk dat het geestelijke gesprek voluit gevoerd wordt.

Bovenal is het van belang dat er gebeden wordt voor de gemeente. Immers door het gebed is er de verbondenheid met de Heere Jezus Christus, het Hoofd van de gemeente. Als die verbondenheid er niet is, dan heeft de gemeente haar bestaansrecht verloren en is het lichaam van Christus aan het ontbinden.

 

Duidelijk is dat wie het gebed en al het bovenstaande nalaat en niet omziet naar de leden van de gemeente, het lichaam van Christus niet verzorgt. Die handelt niet als Jozef van Arimathea en Nicodemus. Dit zij verre van ons, want we willen toch niet dat het lichaam van Christus onverzorgd blijft? Een onverzorgd lichaam is een verwaarloosd lichaam. Wanneer het lichaam van Christus niet verzorgd wordt, dan blijven de gekwetste delen pijn doen. Een pijn die alleen maar meer wordt, omdat het met het lichaam achteruit gaat. Mag ik zeggen dat wie het lichaam van Christus niet verzorgd staat aan de kant van hen die het lichaam gegeseld en gekruisigd hebben? Trouwens, wie als lid van de gemeente van Christus de zorg voor het lichaam niet ter hand neemt, zal ook zelf lijden. Want als een lid lijdt, lijden alle leden mee. Zo behoor ik om te zien naar broeders en zusters omdat wij samen het lichaam van Christus vormen.

 

In het spoor van Jozef van Arimathea samen het lichaam van Christus verzorgen

Zelf wil ik dit graag ter hand nemen. Wanneer ik naar het kruis kijk en zie hoeveel de Heere Jezus geleden heeft, dan kan ik het lichaam van Christus niet nogmaals laten lijden. Dan wil ik het leed doen verdwijnen of tenminste verzachten. Want ik wil mijn eigen vlees niet haten, maar het voeden en koesteren, zoals ook de Heere de gemeente. Ik wil handelen zoals Jozef van Arimathea gehandeld heeft.

Ik besef goed dat ik dit niet alleen kan. Daarom maak ik u deelgenoot van mijn gedachten. Ik hoop dat u de gemeente gaat zien als het lichaam van Christus en u uit dankbaarheid het lichaam van Christus wilt voeden en koesteren. Wilt u zijn als een Jozef van Arimathea? Hierbij moeten we niet vergeten dat ook wijzelf leden zijn van Zijn lichaam, van Zijn vlees en van Zijn gebeente. Laten wij samen zorg dragen voor het lichaam van Christus dichtbij en veraf, terwijl we voortdurend verbonden zijn met Christus, het Hoofd, die gezeten is aan Gods rechterhand en eens zal wederkomen om verenigd te zijn met Zijn lichaam.

Kent u deze uitdrukking? ‘Het is mijn kerk niet meer.’ Deze uitdrukking wordt gebruikt door mensen die menen op goede gronden de kerk te verlaten waar ze jaren, en misschien wel heel hun leven, bij hebben gehoord. ‘Het is mijn kerk niet meer.’ Vraagt u naar het waarom, dan betreft het veelal wijzigingen in de eredienst. Men is anders gaan zingen. Meer gezangen of opwekkingsliederen dan psalmen. Of de psalmen worden tegenwoordig ritmisch gezongen. Het kan zijn omdat de kerk anders ingericht is, de ambten anders ingevuld zijn of het Avondmaal niet langer aan tafels gevierd wordt. Allerlei redenen kunnen er aan ten grondslag liggen dat mensen zeggen: “Het is mijn kerk niet meer.” Maar wat zeg je eigenlijk?

De laatste tijd bekijk ik de kerkelijke gemeente meer en meer vanuit het perspectief van het lichaam van Christus. Zo wordt de gemeente in de Bijbel genoemd. Het hoofd van de gemeente is Christus en Hij troont aan de rechterhand van Zijn hemelse Vader. Zijn volgelingen zijn de leden van het lichaam van Christus op aarde. Wat roept het op wanneer ik in de opmerking ‘Het is mijn kerk niet meer’, het woord kerk wijzig in lichaam van Christus. Dan zeggen we: “Het is mijn lichaam van Christus niet meer”. Hoort u hoe bizar dit klinkt. Alsof een lid van het lichaam van Christus kan zeggen dat het zijn lichaam niet meer is.

Als eerste kan een lid niet in bezittelijke zin over het lichaam spreken. Een lid bezit niet het hele lichaam. Daarnaast vormt een lid samen met andere leden het lichaam. Het lid is slechts een onderdeel van het lichaam. Wie zegt: “Het is mijn lichaam van Christus niet meer”, die spreekt dus feitelijk over de wens om geamputeerd te worden. Maar als een lid los is van het lichaam van Christus, dan houdt het op te bestaan. Het verrot en vergaat. Alle reden dus om heel voorzichtig te zijn met de opmerking ‘Het is mijn kerk niet meer’.

Wanneer we het voorbeeld verder doortrekken naar het lichaam, dan zien we nog duidelijker hoe bizar het is. Want als in een long een tumor gevonden wordt, kan de lever dan zeggen: “Dit is mijn lichaam niet meer”? Vanzelfsprekend niet. Ieder lid van het lichaam hoort erbij en kan zich onmogelijk losmaken van het lichaam om een zelfstandig bestaan op te bouwen.

‘Dit is mijn lichaam niet meer’ wordt wel eens gezegd door een vrouw die een borstamputatie heeft ondergaan. Zij ervaart de pijn van het missen van een lid van haar lichaam. Zal het de Heere Jezus niet net zo vergaan, wanneer een lid van het lichaam van Christus zegt: “Dit is mijn lichaam niet meer”? Maar wanneer Hij naar de kerk kijkt, ziet Hij waarschijnlijk al lang een verminkt lichaam. Allerlei leden die zich losgemaakt hebben met de opmerking: ‘Dit is mijn kerk niet meer’.

Wanneer we het idee hebben dat de kerk waarbij we horen niet meer aansluit bij de manier van kerk zijn die we zelf voor ogen hebben, dan moeten eerst andere vragen beantwoorden voordat we de wens uitspreken om geamputeerd te worden. Het allerbelangrijkste is de vraag of Jezus Christus in de gemeente gediend wordt. Wanneer die vraag positief beantwoord kan worden, zal afgevraagd moeten worden of de veranderingen zo wezenlijk zijn dat amputatie vereist is of betreft het een bijzaak. Wanneer het wezenlijk is, dan is er misschien wel het oordeel dat de plaatselijke kerk ziek is. Maar bij een zieke moet je niet een gezond lichaamsdeel amputeren. Allereerst proberen te genezen en wanneer dat niet mogelijk is het zieke gedeelte wegsnijden en uit het midden wegdoen.

Maar laten we niet te resoluut te werk gaan en al te oordelend en zeker niet slechts gericht zijn op de splinter in het oog van die ander. Wanneer we het idee hebben, dat het mijn kerk niet meer is, dan zal eerst naar onszelf gekeken moeten worden. Het belangrijkste is de vraag of wijzelf verbonden zijn met Christus, het Hoofd. Daar ligt onze prioriteit. Zeker wanneer we spreken over het lichaam van Christus is er de vraag of wij zelf wel een levend lid zijn van het lichaam van Christus.

Wanneer de plaatselijke kerk daadwerkelijk niet meer als gemeente van Christus aangemerkt kan worden, dan zullen we ons als tweede de vraag moeten stellen of wij in de tijd die achter ons ligt de plaatselijke gemeente, als deel van het lichaam van Christus, verzorgd hebben. Want wanneer wij het lichaam van Christus onverzorgd hebben gelaten door het gemeentewerk niet op ons te nemen, dan moeten we het ook onszelf aanreken wanneer de plaatselijke gemeente van Christus is losgeraakt. Dan is er alle reden om met gebed en door de kracht van de Heilige Geest naar vermogen de plaatselijke kerk te dienen, opdat zij opnieuw geënt mag worden op de Wijnstok.

Het huisbezoek is een vast onderdeel van de werkzaamheden van een predikant. Veelal bezoekt de predikant de ouderen van de gemeente, gaat hij op kraambezoek en is hij betrokken bij ziekte, rouw en andere situaties, die we scharen onder het crisispastoraat. Naast de predikant kennen gelukkig vele gemeenten de ouderlingen die op huisbezoek gaan en is er mogelijk ook een pastoraal team.
Het huisbezoek door de ouderlingen kunnen we het reguliere pastoraat noemen. Het doel van het reguliere pastoraat is het geloofsgesprek. Vanuit de situatie van de gesprekspartner de Heere God betrekken bij het alledaagse leven, waarbij ook gesproken wordt over de huisgodsdienst. Het persoonlijk gebed en lezen van de Bijbel. Zo ongeveer één keer in de twee jaar wordt door de ouderling heel de pastorale sectie bezocht. Tenminste, die gemeenteleden waar de ouderling binnen mag komen. De deur staat namelijk niet altijd open. Maar ook als de ouderling wel binnen mag komen, wil dit niet zeggen, dat de deur open staan. Hiermee bedoel ik, dat lang niet altijd het geloofsgesprek gevoerd kan worden. Terwijl bij het ene gemeentelid direct het geestelijk gesprek gevoerd wordt, worden bij een ander alle pogingen hiertoe vakkundig weggewerkt. Dit werkt heel frustrerend. Na de zoveelste poging kan de gedachte opkomen, dat een gedeelte uit de Bijbel lezen en gebed slaat als een tang op een varken. Dan maar achterwege laten? Immers, wanneer het geestelijk gesprek niet gevoerd kan worden, dan zal Gods Woord toch ook geen ingang vinden.
Met deze conclusie ben ik het niet eens. Juist zal er dan uit de Bijbel gelezen moeten worden. Want is het geloof niet uit het gehoor en het gehoor door het Woord van God? (Romeinen 10:17) Daar waar het geloofsgesprek niet mogelijk lijkt te zijn, gaat mogelijk de Bijbel niet vaak open. Moet dan niet juist die kans aangegrepen worden om Gods Woord wel op dit adres te laten klinken. Zeker. Wat is het dan ook goed om daar in gebed te gaan, zodat ook vanaf die plaats het gebed opstijgt naar de Heere.
Naast deze gedachten kwam er onlangs tijdens een consistorievergadering een ander idee boven drijven. Wat is er op tegen om een huisbezoek te beginnen met gebed. Het is iets, dat ik wel doe bij een huwelijksgesprek en bij een doopgesprek. Wanneer een zwaar pastoraal gesprek gevoerd moet worden, bijvoorbeeld bij een conflict, dan doe ik dit ook. Maar waarom niet altijd. Dit is mede ingegeven door het feit, dat een geestelijk gesprek soms wel opgang komt na het lezen uit de Bijbel of na het gebed.
Verder ook de volgde afweging. Een ouderling, een predikant komt namens Christus op bezoek om een geestelijk gesprek te voeren, is het dan niet goed om direct te vragen of de Heere er bij wil zijn en met Zijn Geest het gesprek wil leiden? Nu weet ik dat velen voorafgaande aan een huisbezoek zelf in gebed gaan om dit aan de Heere te vragen en zich zo ook voor te bereiden op het huisbezoek. Dit is goed en moet niet verdwijnen. Zo blijft ook de afhankelijkheid ervaren worden. Maar wanneer samen met de gesprekspartner dit gebed gebeden wordt, dan is direct de juiste setting daar om verder in gesprek te gaan over het geestelijk leven.
Ik ben benieuwd of dit gebeurt en wat ervaringen hiermee zijn?

Weet u hoe groot uw missionaire voetafdruk is? Welke inschatting maakt u? Groot of klein of hebt u geen idee waar het over gaat? Laat ik het dan duidelijk maken met een voorbeeld waar u mogelijk wel van gehoord heeft. De ecologische voetafdruk. Dit is de oppervlakte die we op grond van onze levensstijl innemen op aarde. Op de website van het Wereld Natuur Fonds kunt u een test doen, waarmee u uw ecologische voetafdruk kunt bepalen. De kans is groot dat u net als ik op 2,5 wereldbollen uitkomt. Dan leeft u net als ik op te grote voet.
De missionaire voetafdruk is de oppervlakte die we op grond van onze missionaire houding innemen op aarde. Dan gaat het over ons leven als christen. Welke indruk laten wij achter als christen. Bent u een aanstekelijk christen die op gepaste wijze door woord en daad getuigenis geeft van het Evangelie van Jezus Christus? Mogelijk bent u een christen die het geloof in de privésfeer houdt en er met niemand over praat. Het kan ook zijn dat u te pas en te onpas over de Bijbel en God praat, maar dat dit bij anderen wrevel oproept. Mogelijk ondersteunt u het missionaire werk (zending en evangelisatie) met gebed en als het kan ook financieel. Hebt u al een idee hoe uw missionaire voetafdruk er uit ziet?

Op een dag wees de Heere Jezus naast zijn discipelen nog zeventig anderen aan en zond hen twee aan twee voor Zijn aangezicht uit. Dit alles met de opdracht om zieken te genezen en te verkondigen: “Het Koninkrijk van God is dicht bij u gekomen.” Zo hebben zij de opdracht om de weg te bereiden voor de Heere Jezus. Dit alles met als doel dat mensen gaan geloven in de Heere Jezus en door Hem gered worden.
Deze zeventig gingen er op uit. Door de Heere gezonden lieten zij overal waar zij kwamen hun missionaire voetafdruk achter. Als eerste door vrede te wensen. “Vrede zij dit huis.” Het is de boodschap dat zij heil willen brengen. Geen oordeel of vermaning. Maar de vrede van God voor allen die de vrede met God zoeken. Wanneer zij met vrede ontvangen worden, mogen zij verder uitdelen wat zij van de Heere Jezus ontvangen hebben. Dit is de mogelijkheid om zieken te genezen en de verkondiging dat het Koninkrijk van God dicht bij is gekomen. Zij gooien dus geen parels voor de zwijnen. Bij hen die de vrede van God niet zoeken zal er geen genezing zijn en ook geen verkondiging van het Evangelie. Maar daar waar mensen open staan om de Heere te ontmoeten, daar mogen ze voluit het heil verkondigen en bedienen.

Zeventig uitgezonden zendelingen. Het lijkt misschien veel. Maar dit is het niet. Leest u maar eens de woorden die Jezus zegt in vers 2. “De oogst is wel groot, maar er zijn weinig arbeiders.” Er zijn nog veel meer mensen nodig dan deze zeventig om de weg te bereiden voor Jezus. Hij voegt hier aan toe: “Bid daarom tot de Heere van de oogst dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitzendt.
Deze vraag om gebed bepaalt ons bij de grote van onze missionaire voetafdruk. Want het is niet alleen een vraag om gebed voor arbeiders. Het is ook een vraag of wij zelf door de Heere gezonden willen worden om de oogst binnen te halen. Zijn wij bereid om er op uit te gaan met het Evangelie en om het daar te verkondigen door woord en daad waar mensen er voor open staan?
Bij dit alles hoeven we niet achterom te kijken om te zien hoe groot onze missionaire voetafdruk al is. Vlak voor de uitzending van de zeventig zegt Jezus: “Niemand die zijn hand aan de ploeg slaat en kijkt naar wat achter hem ligt, is geschikt voor het Koninkrijk van God.” We moeten zien op dat wat geoogst moet worden. Dat is ons werkterrein. Daar zullen onze voeten afdrukken moeten achterlaten.