Winkels neigen er toe om het woord ”kerst” in te wisselen voor een ander woord. In de folder is kerstbrood feestbrood geworden. Dat is niet iets om woedend van te worden, maar er verheugd over te zijn.

Verdwijnt kerst?

Over korte tijd breken de adventsweken aan. De tijd voor Kerst. Ook de tijd waarop de brievenbus uitpuilt van reclamefolders. In ieder geval wanneer er geen nee-nee-sticker op de bus geplakt zit. Naast de speelgoedfolders voor het sinterklaasfeest, zitten er reclamefolders van de juwelier in de brievenbus. Want zoals we met sinterklaas speelgoed aan de kinderen geven, zo behoren met Kerst volwassenen sieraden van goud en zilver aan elkaar te geven. Bijvoorbeeld tijdens het kerstdiner. Hiervoor krijgt u weer andere folders in de bus. Supermarkten die u proberen over te halen om een goed gevulde tafel gereed te maken tijdens de kerstdagen. Alles voor een sprankelend kerstfeest.

Al is er een andere tendens waarneembaar. Winkels neigen er toe om het woord ”kerst” in te wisselen voor een ander woord. Onder andere de Lidl. In de folder is kerstbrood feestbrood geworden. Het kerstontbijt heet feestontbijt. Een kersttrui is nu feestkleding. Sommige mensen werden hier woest over en Lidl haastte zich om te zeggen dat de kerstcampagne nog komt. Maar ik juich deze verandering van harte toe.

Boos of verheugd

Waarom worden mensen boos en hoe kan het dat ik hier verheugd over ben? De mensen die boos zijn geworden, zitten in het frame dat de Nederlandse tradities verdwijnen. Zwarte Piet die moet wijken voor de roetveegpiet. En naast Kerst lijkt ook Pasen te verdwijnen omdat er over een lentefeest gesproken gaat worden. De angst dat Nederlandse tradities verdwijnen wordt veelal ingegeven door islamofobie. De trend bij winkels duiden velen die boos reageerden op mijn tweet, als een wijken voor de islam.

Nu kan dit meespelen. Daar moeten de winkeliers maar op antwoorden. Maar zelf vermoed ik een andere reden. Commerciële instellingen worden slechts gedreven door één ding: geld verdienen. Is het commercieel interessant om de woorden Kerst en Pasen te blijven gebruiken? Dan blijven de betreffende winkels dit doen. Maar het is tegenwoordig commercieel meer interessant om te spreken over de feestmaand december en over een feestdiner aan het einde van het jaar. Waarom dit zo is? Een voor de hand liggende oorzaak van deze verschuiving is de voortgaande secularisatie. Kerst zegt de gemiddelde Nederlander niets meer.

Geen kersttrui voor het Kind in de kribbe

Voor winkels is geld verdienen het doel. Met dit oogmerk worden bepaalde woorden en beelden gebruikt in folders. Zo was het altijd al. De kerststol, het kerstdiner, de kersttrui en al die andere zaken die het voorvoegsel kerst kregen toebedeeld zijn nooit gebruikt om mensen bekend te maken met de betekenis van Kerst. Het ging om de verkoopcijfers. Daarom juich ik het toe dat het voorvoegsel kerst verdwijnt. Door het commerciële gebruik van het woord werd Kerst verbonden met een dwaalleer. Het bracht mensen niet tot Christus. Want alles wat de komst van de Heere Jezus op aarde betreft, staat haaks op wat er in de folders van juweliers en supermarkten te vinden is.

De Heere Jezus Christus heeft het aan God gelijk zijn losgelaten en Hij heeft de hemelse heerlijkheid verlaten. Hij kwam als mens op aarde te midden van arme zondaars. Voor Hem geen kersttrui. Hij werd in doeken gewikkeld en neergelegd in een kribbe. Ook later had Hij geen plaats om Zijn hoofd neer te leggen. Als wij dit Kerstevangelie tot ons door laten dringen, zou het dan niet mooi zijn, wanneer het woord Kerst weer zuiver gebruikt zou worden? Alleen verwijzend naar Jezus Christus en Zijn komst op aarde.

Tot Christus Ik betwijfel of een kerststol of kersttrui er ooit voor gezorgd heeft dat iemand tot Christus kwam voor eeuwige verlossing. Maar wanneer het woord kerst verdwijnt uit de reclamefolders betekent dit dat mensen nog maar op één andere manier echt kunnen horen over Kerst. Dit is via christenen. Als christenen is het onze taak om te verkondigen dat Gods Zoon op aarde is gekomen. Willen wij deze opdracht serieus nemen? Gaat het heil van onze naaste ons aan het hart? Laten wij buren, vrienden, collega’s en wie de Heere God ook maar op ons pad brengt, uitnodigen voor een kerstconcert of voor een van de kerkdiensten tijdens de kerstdagen. Dan is het een idee om vooraf of na afloop met elkaar te spreken over de betekenis van Kerst. Misschien wel bij het feestdiner of met een plak van een feeststol bij de koffie. Het mag allemaal. Als Kerst maar niet langer ondergesneeuwd raakt door commerciële motieven, maar ziet op Christus.

De kerkredactie van het Reformatorische Dagblad plaatste donderdag 25 januari een artikel met als titel: “Duitse predikant Beile: Liberalen en evangelicalen bevinden zich op verschillende planeten“. Het artikel bleef hangen en ik vroeg op op Twitter af of dit ook in Nederland herkenbaar is. Dit bracht mij gedachten niet in rustig vaarwater. Want hoe komt Markus Beile aan zijn opmerking? Hoewel ik het Reformatorisch Dagblad niet van nepnieuws verdenk, leek het mij goed eerst om het oorspronkelijke Duitse artikel in het Deutsches Pfarrerblatt op te zoeken en te lezen. Conclusie trekken uit een krantenartikel zonder het origineel bestudeerd te hebben past niet.

 

Markus Beile begint zijn artikel met het feitelijke gegeven dat in 2016 bijna 200.00 mensen een van de evangelischen Landeskirchen heeft verlaten. Wat voor hem ook feitelijk is, is het zwijgen hierover. Waarom wordt er geen denktank opgericht om de leegloop te stoppen en het tij te keren? Hij ziet dat er in de kerk niet gepraat wordt over kernpunten. De oorzaak ligt voor hem in het gegeven dat er slechts oppervlakkig dezelfde taal gesproken wordt.

Om zijn punt duidelijk te maken, schetst hij de verschillende theologieën in de kerk. Hij begint met de traditionele theologie die vandaag de dag in de door Karl Barth gestempelde kerken te vinden is. De kern is dat God zich geopenbaard heeft in Jezus Christus. Dit verkondigd de Bijbel die ook Woord van God genoemd kan worden. Tegelijk wordt de Bijbel in haar tijd verstaan en worden er geen directe ethisch-sociale uitdagingen afgeleid.

Aansluitend behandelt hij de Evangelische theologie. Er zijn duidelijke verbindingen met de traditionele theologie, maar ook een groot verschil. De Evangelische theologie gaat er namelijk vanuit dat de Bijbel wel maatgevende elementen bevat voor de huidige tijd. Het gaat om het aannemen van de redding die Jezus Christus aanbiedt. Een redding die ook verworpen kan worden, maar dit heeft consequenties.

Een derde theologie die Beile tegenkomt in zijn kerk is de liberale theologie. Een theologie die zich duidelijk onderscheid van de traditionele theologie. Ze verwerpt de openbaringstheologie omdat deze de open dialoog met de wetenschap en andere religie belemmert. Deze dialoog is noodzakelijk omdat de waarheid niet alleen in het christendom te vinden is. Daarbij is religiositeit eerder een antropologisch fenomeen.

Tot slot onderscheid Markus Beile de seculiere theologie. Jezus Christus is wel het centrum van de theologie, maar tegelijk moet alle transcendente worden ontmanteld. Hij koppelt de naam van Dorothe Sölle aan deze seculiere theologie. Een theologie die gerust verbonden kan worden met het woord ontmythologiseren en dan kan ook de naam van Rudolf Bultmann er aan gehangen worden.

 

Door deze geheel verschillende manieren waarop mensen in de kerk staan wordt uit verschillende theologische basisopvattingen geredeneerd en komt men niet tot het verstaan van elkaar. Zo komt hij aan de gedachte dat men op verschillende planeten leeft. In de praktijk heeft dit vier consequenties. Het eerste gevolg is dat er slechts oppervlakkig gediscussieerd wordt. Daarnaast verschuilen mensen zich achter standaardzinnen. Als derde gevolg noemt Beile de mogelijkheid dat er van alles iets gepakt wordt en een compromistheologie gecreëerd wordt. Een laatste gevolg is dat het verleden verheerlijk wordt. Hierbij verwijst hij naar het Lutherjaar dat hij ziet als een gemiste kans. Het was uitermate goed geweest om in het Lutherjaar te spreken over de urgente problemen.

Maar hoe nu verder. Markus Beile ziet geen heil in de zwijgcultuur. Maar als er over zaken gesproken moet worden, zoals de vraag of homoseksuele mensen kerkelijk gezegend mogen worden, dan blijft de kerk daar mee worstelen en komt niet verder. Het breekt alleen de kerk maar af. Maar de keuze om een duidelijke theologische positie te kiezen ziet hij ook niet zitten. Dat zal de kerk doen breken. Hierom komt hij uit bij het Amerikaanse model van kerkverbanden. Meerdere kerken die naast elkaar bestaan en zich duidelijke positioneren.

 

Nu is dit een model dat wij in Nederland kennen. Het bevreemdt mij dan ook dat Beile naar Amerika kijkt en niet naar het kleine westelijk gelegen buurland. Tegelijk is de grootste protestantse kerk in Nederland een conglomeratie van zeer uiteenlopende theologieën. De situatie die Beile schetst is dan ook zeer herkenbaar. De laatst gehouden synodevergadering van de Protestantse Kerk in Nederland waar het inzegenen van andere levensverbintenissen dan het huwelijk tussen één man en één vrouw ter sprake kwam, is hier een voorbeeld van. Meer dan regelmatig scheurt en botst het in de synode, op de classes en in de werkgemeenschappen. Terwijl de één belijdt, dat het met de Bijbel meer gaat om het verhaal dan om de moraal omdat alles wat van boven gezegd wordt van beneden komt, wil een ander alle ethische standpunten alleen baseren op de Bijbel als Gods onfeilbaar woord. Het Woord van Hem die beleden wordt als persoonlijk en drie-enig God, Vader, Zoon en Heilige Geest, en waarvan door anderen gezegd wordt dat hij niet bestaat of moeder genoemd wordt.

Wie dit alles op een rijtje zet die kan niet anders dan concluderen dat het onmogelijk is dat de Protestantse Kerk in Nederland met één mond belijdend kan spreken. De bespreking van het rapport ‘Brandpunten in de verkondiging’ is hier een bewijs van. De Protestantse Kerk in Nederland is geen belijdende kerk. Het is een instituut van mensen die iets met Jezus hebben. Als ik het zo op schrijf dan lijkt dit heel mooi. Geweldig toch dat mensen iets met Jezus hebben. Zeker. Maar met welke Jezus? In de afgelopen 2000 jaar kerkgeschiedenis is er veel over Jezus gezegd en geschreven en de kerk heeft vele zaken weggezet als ketterij. Kies ik er dan voor om in tegenstelling tot Markus Beile wel één theologie centraal te stellen? Die neiging kan ik haast niet onderdrukken. Tegelijk ben ik dankbaar voor de breedte die in de kerk aanwezig is. Maar dit betekent mijns inziens niets dat die breedte alsmaar opgerekt kan worden. De vrijzinnigheid hoort net als de orthodoxie bij de kerk, maar er zijn grenzen. Sinds de synode van Dordrecht werden die bepaald door de Drie formulieren van enigheid. Hier is allang geen overeenstemming meer over. Maar het basale als de apostolische geloofsbelijdenis staat ook onder kritiek. Of we moeten er mee kunnen leven dat de een het letterlijk belijdt en de ander slechts spiritueel. Dit laatste vind ik meer dan lastig. Want het gaat mij om Jezus Christus en Die gekruisigd. Dit is de kern van het christelijke geloof en behoort de kern te zijn van de kerk. Wie niet belijdt dat Jezus Gods Zoon is die op de aarde kwam en als het Lam van God voor de zonde van wereld gestorven is aan het kruis en na drie dagen waarlijk opgestaan is uit het graf, die kan misschien een plek vinden in de Protestantse Kerk in Nederland, maar vindt geen aansluiting bij de Kerk van Christus.

 

Grote pakketten papier bevatten de ordinantiewijzigingen die nodig zijn om Kerk2025 verder uit te rollen. In eerste lezing heeft de synode van de Protestantse Kerk in Nederland de voorstellen al aangenomen. Nu zijn de classes aan het woord om te considereren (overwegen). Daarna is het woord weer aan de synode om in tweede lezing erover te besluiten. Wordt het ongewijzigd aangenomen of vinden er wijzigingen plaats of zijn de overwegingen van de classes zo overtuigend dat het in tweede lezing verworpen wordt. 22 september weten we meer.

 

Tot die tijd is het goed om het rapport ‘Kerk 2025: Waar een Woord is, is een weg’ weer eens ter hand te nemen. Want er is iets

wonderlijks aan de hand. Het rapport dat dr. Arjan Plaisier geschreven heeft, bestaat uit twee gedeelten. Deel II gaat over de inrichting van de kerk. Over waar het naar toe gaat. Zo wordt gesproken over het DNA van de Protestantse Kerk en dat het anders verder moet de organisatie moet op de schop. Dit is waar kerkenraden en classes nu over aan het nadenken zijn. Dit sluit dus volledig aan bij het rapport.

 

Maar het rapport heeft twee delen!

 

Deel I gaat over de kern van het kerk zijn. Waar het op aankomt. Er wordt een pleidooi gevoerd voor Back to the Basics. Dit is sterk gekoppeld aan het voorwoord dat gebaseerd is op Marcus 6:7-9. In de geschiedenis die hier beschreven staat zendt de Heere Jezus de discipelen twee aan twee uit om te prediken en op te roepen tot bekering, om te onderwijzen en om zieken te genezen en onreine geesten uit te drijven. Bij dit alles zegt Hij dat de discipelen niets mee mogen nemen dan een staf en sandalen voor onderweg. Plaisier stelt hierbij de vraag: “Wat is nu nodig?” Hij wil relevant kerk zijn.

In het verdere van het rapport wordt dit verder uitgewerkt en de ordinantiewijzigingen zijn hier weer een verdere uitwerking van. Maar dat is maar de helft. Back to the Basics is niet alleen een (noodzakelijke) reorganisatie. Het is ook teruggaan tot de kern van het Evangelie van Jezus Christus. Iets dat de apostel Paulus krachtig samengevat heeft in 1 Korinthe 2:2.

Want ik had mij voorgenomen niets anders onder u te weten dan Jezus Christus, en Die gekruisigd.

Waarom hoor ik in het verdere van Kerk2025 hier niets meer over? We spreken over de noodzakelijkheid van een kerkelijke reorganisatie, maar niet over de noodzaak van de kerk en de kern van kerk-zijn. Waar gaat het mis in Kerk2025? Hoe kan de kern van het kerk-zijn gespreksonderwerp worden en de de reorganisatie weer de bijzaak? Laten we op de synode en in de classes, de werkgemeenschappen en kerkenraden daarover met elkaar spreken. Straks begint de lijdenstijd en gaan we op weg naar Goede Vrijdag; Jezus Christus en Die gekruisigd. Na Pasen was dit het gespreksonderwerp van de Emmaüsgangers en de Man die bij hen liep. De gekruisigde en opgestane Heere en Heiland.

Wanneer de kerk over Zijn lijden en sterven komt te spreken, dan zal de Opgestane meelopen en het zal de kerk tot zegen zijn.

 

 

Een eerdere blog, die vooral organisatorisch gericht is, is hier te lezen

Fascinerend. Dat is het. Die lichtflitsen en het gerommel. Magnifiek om waar te nemen. Zo kijk ik ook naar onweer. Een geweldig natuurverschijnsel en dat is het. Maar tegelijk is het meer. Het is ook angstaanjagend. Die plotselinge lichtflitsen. Die dreunende donder. Soms er direct achteraan. Vaak onschuldig, maar niet altijd. Het onweer kan inslaan. Met grote gevolgen.  Velen hebben het leven gelaten tijdens eenonweer onweersbui.

Zelf heb ik er iets van ervaren in de lente van 1991. Ik was student theologie en bewoonde een kamer in een studentenhuis aan de Sophiastraat in Groningen. Het onweerde. Ik lag in bed. Niets aan de hand. Tot de bliksem insloeg. Ik voelde iets door mij heengaan. Niet veel later bleken de stoppen eruit te liggen.  Uiteindelijk de enige schade. Maar bij mij zat de schrik er goed in. Toen heb ik ervaren wat knikkende knieën zijn. Ik behield ze tot aan het begin van het tentamen Hebreeuws de volgende morgen.

Sindsdien is onweer voor mij altijd tweeslachtig. Een geweldig natuurverschijnsel, maar ook beangstigend. Tegelijk wist ik van Psalm 29. ‘Gods majesteit in het onweer’ staat erboven. Zo wordt gezegd dat God spreekt door het onweer. In midden-orthodoxe kring is dit allang afgelegd, maar in ultraorthodoxe kring volop gepredikt. Zelf deed ik er niet veel mee. Het was geen werkelijkheid, maar het had ook niet afgedaan. Op deze niet bestaande tussenweg bevond ik mij. Tijdens een nacht waarin het heftig onweerde, ben ik er maar eens doorgegaan. Hetgeen overdacht.

Als eerste en bovenal is onweer een natuurverschijnsel. Een natuurkundige kan prima uitleggen hoe een onweersbui ontstaat en wat er tijdens onweer gebeurt. Niets bijzonders. Maar omdat ik geloof in een God die hemel en aarde geschapen heeft, is God bij deze uitleg niet buitengesloten. Hij is immers de Schepper. Al weet ik niet of onweer ook al in het paradijs voorkwam of voor zou kunnen komen. Ik vermoed van niet, maar later meer hierover.

Bij het nadenken over onweer met een theologische bril op gaan mijn gedachten uit naar de Schriftgedeelten waar er sprake is van donder. Zoals wanneer de zevende plaag de Egyptenaren treft (Exodus 9 vers 13-35). Als Mozes zijn staf naar de hemel uitstrekt geeft de Heere donder en hagel. Dat de Heere donder geeft lezen we ook in 1 Samuël 7. De HEERE deed op die dag een machtige donder over de Filistijnen rollen. Hij bracht hen in verwarring, zodat zij door Israël verslagen werden.

Beide gedeelten laten zien dat god de donder geeft en dat dit is om Zijn macht en toorn te tonen.  In Psalm 77 zien we duidelijk dat de donder en de bliksemflitsen tekenen zijn van Gods macht. In 1 Samuël 12 is de donder nadrukkelijk verbonden met Gods toorn over het bedreven kwaad.

Nu is het mogelijk om vanuit verschillende kanten te redeneren. Wanneer God Zijn macht en toorn laat zien, dan dondert het. Maar kunnen we ook zeggen dat elke keer dat het dondert, dat de Heere dan Zijn macht en toorn toont? Ik ben geneigd om te zeggen van niet. Immers, onweer is toch ook een natuurverschijnsel. Maar wanneer de donder een neerslag is van Gods toorn over het kwaad, dan was er voor de zondeval geen onweer en is ieder onweer op z’n minst een reminder. Het betekent dat elk onweer mag bewerken dat een zondig mens zich verootmoedigt voor de machtige en heilige God.

 

Ik richt me weer op Psalm 29. De Psalm is door David geschreven om machtige leiders nederigheid te leren en te laten beseffen dat er een God boen het staat en dat hun regeren altijd bij de gratie Gods is. Vervolgens wordt met zeven beschrijvingen de stem van de Heere verwoord. Onder andere lezen we: “De stem van de Heere klinkt over de wateren, de God der ere dondert”. Misschien nog wel indrukwekkender is vers 7. “De stem van de Heere hakt vurige vlammen uit de wolken”. In poëtische taal wordt uitgebeeld dat het door de hand van de Heere is, dat de bliksemflitsen uit de wolken verschijnen.

Het is een natuurverschijnsel, maar niet zonder de betrokkenheid van de Heere God. De Schepper spreekt. Hij toont Zijn macht. Het gedreun en de lichtflitsen maken bang. Het tekent de machteloosheid van de mens ten opzichte van de grote en geduchte God. Ook machthebbers hebben niets tegen Hem in te brengen.

Maar naast Gods macht is het een verwijzing naar Gods toorn over het kwaad en hiermee is het een verwijzing naar Gods oordeel. Een oordeel dat geen mens kan ontlopen. Hoe groot de macht op aarde ook is, er is altijd Iemand die groter en machtiger is en die zal oordelen over levenden en doden. Geen enkel kwaad op aarde gedaan zal ongestraft blijven. Een hele troost voor de slachtoffers van deze wereld. Een mens kan aan aardse rechters ontsnappen, maar nooit en te nimmer aan de hemelse rechter.

 

In Lukas lezen we over de dag van het laatste oordeel. De Heere Jezus zegt daar: “Want zoals de bliksem flitst van de ene plaats onder de hemel en naar de andere plaats onder de hemel licht, zo zal ook de Zoon des mensen zijn op Zijn dag”. Dit vers laat zien dat de Vader het oordeel overgegeven heeft aan Zijn Zoon. Aan Hem die aan het kruis van Golgotha de zonde van de wereld gedragen heeft. Zijn kruisdood biedt mensen de mogelijkheid om te ontsnappen aan het oordeel. Want wie zich bekeert, zijn zonden belijdt en in de Heere Jezus gelooft, zal vergeving van zonden geschonken worden en hiermee eeuwig leven in Gods Koninkrijk. Zo is ieder onweer een oproep om te vluchten tot Christus voordat Gods toorn over zonde losbarst en de levenden en doden geoordeeld zullen worden. Fascinerend hoe een ‘natuurverschijnsel’ bijdraagt aan de verkondiging van het Evangelie van Jezus Christus.

Het lichaam van Christus

In de meeste kerkelijke gemeenten start deze maand het winterwerk. Dat wil zeggen dat alle kerkelijke activiteiten weer uit de zomerslaap ontwaken en ten uitvoer gebracht worden. Nu kunnen we dit uit gewoonte doen. Zo gaat het nu eenmaal in de kerk. We kunnen ook een moment nemen om na te denken waarom we de gemeenteleden weer mobiliseren om aan allerlei activiteiten mee te doen. Graag wil ik u hiervoor een handreiking doen. De basis van deze handreiking is de zienswijze dat de gemeente het lichaam van Christus is. Het is een manier om naar de gemeente te kijken die gebaseerd is op 1 Korinthe 12. In deze brief schrijft de apostel Paulus: “Samen bent u namelijk het lichaam van Christus, en ieder afzonderlijk zijn leden“.

https://encrypted-tbn3.gstatic.com/images?q=tbn:ANd9GcTfJf7qtKBY9D--j0yvg9LvMOwrDVvDegml-1b66U5iQ-UfOcTz

In het spoor van Jozef van Arimathea

Wanneer ik aan het lichaam van Christus denk, dan denk ik aan de geselingen die Hij doorstaan heeft en vooral aan Zijn kruisiging. Voor Paulus is dit het allerbelangrijkste dat er bestaat. Met heel mijn hart wil ook ik belijden wat hij in het tweede hoofdstuk van dezelfde brief schrijft. “Want ik had mij voorgenomen niets anders onder u te weten dan Jezus Christus en die gekruisigd”.

Dit vers zorgt ervoor dat de gekruisigde Christus mij voor ogen wordt geschilderd. Met de ogen van mijn hart kijk ik naar Hem die aan het kruis hangt. Aan het kruis lijdt. Aan het kruis sterft. Een lijden dat vooral geestelijk was. Onder andere is dit merkbaar geworden in de door Jezus aan het kruis gesproken woorden: “Mijn Vader, Mijn Vader, waarom hebt U Mij verlaten?” Maar het lijden droeg Hij ook aan Zijn lichaam. Dit is het lichaam van Christus. Gods Zoon die vlees geworden is en de gestalte van een mens heeft aangenomen en geleden heeft in mijn plaats.  Zo mag ik dit geloven.

Het maakt dat ik met gelovige ogen naar de gekruisigde Christus kijk. Het maakt ook dat ik me afvraag wat ik voor Christus gedaan heb. Wat ik nu voor Hem doe. Wat ik voor Hem behoor te doen. Het zijn vragen die ik stel terwijl ik Zijn kapot geslagen rug bemerk. Terwijl ik de spijkers in Zijn handen en voeten zie. Terwijl ik de wond opmerk in Zijn zij die ontstaan is door een stoot van een speer.

Terwijl ik alles zie en mij afvraag wat ik voor Jezus kan doen, verschijnen er twee mannen die het gestorven lichaam van Jezus van het kruis halen. Jozef van Arimathea heeft zuiver fijn linnen bij zich. Nicodemus heeft mirre en aloë. Gewikkeld in doeken leggen ze het lichaam van Christus in een nieuw graf. Ik sla dit alles gade en vraag me vervolgens af of ik kan doen wat deze twee mannen gedaan hebben. Kan ik het lichaam van Christus verzorgen?

Deze vraag lijk ik ontkennend te moeten beantwoorden, maar de woorden van Paulus maken dat ik een positief antwoord kan geven. Ja, ik kan het lichaam van Christus verzorgen. Ik kan namelijk zorg geven aan de gemeente van Christus die het lichaam van Christus is. Zo kan ik uit dankbaarheid iets doen voor Hem die zoveel voor mij gedaan heeft.

 

Het lichaam van Christus verzorgenhttps://encrypted-tbn2.gstatic.com/images?q=tbn:ANd9GcSW92kkXmAhtg2L4epr_vkDU3OmxMXgBimbqZlhA5Em3r6noWPJ

Zorg geven aan het lichaam van Christus is als eerste zorg geven aan de gekwetste delen van het lichaam van Christus. Dat wil zeggen zorg geven aan de vervolgde broeders en zusters. Deze leden van het lichaam van Christus hebben het zwaar te verduren. Evenals het lichaam van Christus worden zij gemarteld, gegeseld en gedood. Deze leden van het lichaam van Christus moeten geholpen worden. Ondersteund worden. Waar nodig gedragen worden. Door om te zien naar deze broeders en zusters verzorg ik het lichaam van Christus. Waarbij alle zorg gepaard zal moeten gaan met gebed tot de Heere Jezus Christus, het Hoofd van de gemeente.

 

Het lichaam van Christus heeft ook andere leden. Minder gekwetst dan de vervolgde broeders en zusters, maar ook aan deze leden zal zorg behoren gegeven te worden. Ik denk hier aan de zieke gemeenteleden. Lichamelijk of psychisch ziek. Tijdelijk, chronisch of ongeneeslijk ziek. Door er voor hen te zijn kan ik het lichaam van Christus verzorgen.

Naast de zieken zijn er gemeenteleden die rouw dragen. Lang of kortgeleden hebben zij een geliefde verloren. Een man of vrouw. Een zoon of dochter. Een vader of moeder. Of wie ook maar afgestaan moest worden aan de dood. Hun verdriet is groot. Eens zullen hun tranen van hun ogen afgewist worden, maar ik mag er voor hen zijn en zo bij hen staan in hun nood en op deze manier het lichaam van Christus verzorgen.

Als ik denk aan de leden van het lichaam van Christus dan denk ik ook aan die gemeenteleden die allerlei andere moeite en ellende kennen. Zorgen en problemen in het huwelijk, bij de opvoeding van kinderen, op het werk of op school of in de familie. Wat zijn er veel mensen die zich zorgen maken voor de dag van morgen. Mensen die de woorden uit de Bergrede maar moeilijk of misschien wel niet eigen kunnen maken. Als ik er op de een of andere manier voor hen kan zijn, dan verzorg ik het lichaam van Christus.

Zo verzorg ik ook het lichaam van Christus wanneer ik de eenzame gemeenteleden bezoek. Wanneer ik oog heb voor de arme broeders en zusters die door welke oorzaak een uitkering hebben of in de bijstand zitten. Natuurlijk besteed ik zorg aan het lichaam van Christus wanneer ik betrokken ben bij de oudere gemeenteleden en vanzelfsprekend ook bij de jongeren en bij de kinderen van de gemeente.

 

Dit omzien en verzorgen van het lichaam van Christus kan heel praktisch zijn. Iets doen. Er zijn. Dit is de praktische kant van een geestelijke zaak. Er is ook eewp_20160908_13_31_16_pron andere kant. Ik verzorg het lichaam van Christus wanneer ik onderwijs geef vanuit de Bijbel. Door huisbezoek, kringwerk, zondagsschool, preek, clubwerk en dergelijke mag het lichaam van Christus geestelijk gevoed worden. Hierdoor kan een lid van het lichaam groeien in geloof en geloofskennis. Hierdoor kan iemand in moeilijke en zware tijden gesterkt worden en behouden blijven voor het lichaam van Christus.Het is noodzakelijk dat het geestelijke gesprek voluit gevoerd wordt.

Bovenal is het van belang dat er gebeden wordt voor de gemeente. Immers door het gebed is er de verbondenheid met de Heere Jezus Christus, het Hoofd van de gemeente. Als die verbondenheid er niet is, dan heeft de gemeente haar bestaansrecht verloren en is het lichaam van Christus aan het ontbinden.

 

Duidelijk is dat wie het gebed en al het bovenstaande nalaat en niet omziet naar de leden van de gemeente, het lichaam van Christus niet verzorgt. Die handelt niet als Jozef van Arimathea en Nicodemus. Dit zij verre van ons, want we willen toch niet dat het lichaam van Christus onverzorgd blijft? Een onverzorgd lichaam is een verwaarloosd lichaam. Wanneer het lichaam van Christus niet verzorgd wordt, dan blijven de gekwetste delen pijn doen. Een pijn die alleen maar meer wordt, omdat het met het lichaam achteruit gaat. Mag ik zeggen dat wie het lichaam van Christus niet verzorgd staat aan de kant van hen die het lichaam gegeseld en gekruisigd hebben? Trouwens, wie als lid van de gemeente van Christus de zorg voor het lichaam niet ter hand neemt, zal ook zelf lijden. Want als een lid lijdt, lijden alle leden mee. Zo behoor ik om te zien naar broeders en zusters omdat wij samen het lichaam van Christus vormen.

 

In het spoor van Jozef van Arimathea samen het lichaam van Christus verzorgen

Zelf wil ik dit graag ter hand nemen. Wanneer ik naar het kruis kijk en zie hoeveel de Heere Jezus geleden heeft, dan kan ik het lichaam van Christus niet nogmaals laten lijden. Dan wil ik het leed doen verdwijnen of tenminste verzachten. Want ik wil mijn eigen vlees niet haten, maar het voeden en koesteren, zoals ook de Heere de gemeente. Ik wil handelen zoals Jozef van Arimathea gehandeld heeft.

Ik besef goed dat ik dit niet alleen kan. Daarom maak ik u deelgenoot van mijn gedachten. Ik hoop dat u de gemeente gaat zien als het lichaam van Christus en u uit dankbaarheid het lichaam van Christus wilt voeden en koesteren. Wilt u zijn als een Jozef van Arimathea? Hierbij moeten we niet vergeten dat ook wijzelf leden zijn van Zijn lichaam, van Zijn vlees en van Zijn gebeente. Laten wij samen zorg dragen voor het lichaam van Christus dichtbij en veraf, terwijl we voortdurend verbonden zijn met Christus, het Hoofd, die gezeten is aan Gods rechterhand en eens zal wederkomen om verenigd te zijn met Zijn lichaam.