Vanuit theologisch oogpunt wordt er door velen gekeken naar het coronatijdperk en wordt de vraag gesteld wat God ons hiermee wil zeggen. In een eerdere blog schreef ik hier al iets over. Is het een straf, een teken, een waarschuwing. In een artikel in Time trekt N.T. Wright een andere lijn. Hij gaat niet op de pool zitten van ik weet het, maar betrekt de tegenovergestelde positie. Die van het niet weten. Een verstandige keus. Wie kan de tijd duiden en Gods hand in de geschiedenis ontwaren? Al zien we dat dit in de Bijbel wel gebeurt. Nadrukkelijk worden gebeurtenissen verbonden aan Gods handelen. Een straf. Een teken. Een waarschuwing. Het is iets dat we ook in de kerkgeschiedenis tegenkomen. Oorlogen met het daarbij horende verlies of de overwinning en (natuur)rampen werden geduid als komend uit de hand van God. De Heere regeert. Zo klinkt het vanuit Zondag 9 en 10 van de Heidelbergse Catechimus.

Maar dus niet bij N.T. Wright. Het niet weten krijgt bij hem een andere uitwerking. Het niet weten koppelt hij aan klagen. Want als alom de vraag gesteld wordt naar het waarom en er geen antwoord is, dan rest er niets meer dan te klagen.

Terecht verbindt hij het klagen met de psalmen. Juist in het boek van de psalmen komen we talloze klaagliederen aan. In het artikel verwijst hij naar Psalm 6, Psalm 13 en Psalm 22. Wright kan dus niets met de genoemde zondagen uit de Catechismus. Hij zegt: “Some Christians like to think of God as above all that, knowing everything, in charge of everything, calm and unaffected by the troubles in his world. That’s not the picture we get in the Bible”.

Dit alles maakt dat naar zijn mening christenen niet moeten verklaren. Daar ligt volgens hem niet de roeping van een christen. De roeping van een christen in deze tijd is juist om niet te verklaren, maar om te klagen.

Hoewel ik een eind met hem op weg kan, haak ik uiteindelijk toch af. Is dit omdat ik wel wil verklaren. Ik zou het willen, maar er is een andere reden. Ik haak af omdat hij niet alleen de psalmen niet geheel laat klinken, maar vooral het Nieuwe Testament dicht laat.

Wanneer ik Psalm 13 lees, dan komt het geklaag en de pijn recht op mij af. David ervaart Gods nabijheid niet en hij weet het niet. Hij kan alleen maar klagen. Of toch niet. Want het laatste vers spreekt totaal andere taal. Het geklaag wordt naar de achtergrond verdrongen. Niet omdat David ineens God ervaart en het allemaal weet en kan verklaren. Er is niets veranderd in zijn situatie. Maar wat er plaats vindt, is dat zijn gevoel en zijn verstand het veld moeten ruimen voor geloof en vertrouwen. Zoals God er geweest is, zo zal Hij er zijn. ook al zie, voel en begrijp ik er niets van.

Komen we dit ook niet tegen bij de kruisiging van de Heere Jezus? Hij citeert Psalm 22. Jezus klaagt. Maar zijn laatste kruiswoord is: “Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest”. Hier is het klagen verdwenen en verdreven door geloof en vertrouwen. Jezus weet, dat Zijn Vader er voor Hem is.

Alle reden om ons niet te verliezen in het klagen alleen. Ik weet het niet, maar ik weet wel dat God nabij is. Ik kan mijn leven in Zijn handen leggen. Daar mag ik op vertrouwen. Helemaal in het licht van de opstanding van Jezus. Op Paasmorgen liet de Heere God zien, dat Hij er is. Dat is voor mij het allerbelangrijkste in deze tijd. Ik kan niet duiden en ik wil niet klagen. Dankbaar stel ik het vertrouwen op de Heere, mijn God. Daarom lees ik de Psalmen en laat ik het Nieuwe Testament niet dicht. Er mag geloofsvertrouwen zijn. Jezus leeft en ik met Hem. Een bemoedigende en troostvolle gedachte.

Was het toevallig dat ik vanmorgen het labeltje van het theezakje bekeek? Nee, dat doe ik elke keer wanneer ik voor mijzelf en eventueel anderen thee zet. Het was dus geen toeval dat ik las: “Geloof jij in toeval”. Ik was wel verrast. Ik las immers een vraag over geloof en in het openbare leven kom je dit niet vaak tegen. De meeste bedrijven zorgen ervoor dat ze geen associaties oproepen met geloof. Al wordt het een enkele keer bewust opgezocht, zoals bij de reclame van Samsung Galaxy 60s.      Maar nu dus ook op een labeltje van een theezakje van Pickwick.

Geloof jij in toeval.

Het hangt er misschien wel vanaf wat we onder geloven verstaan. In veel gevallen betekent het ‘vertrouwen op’. Vertrouw ik op toeval. Ik vermoed dat veel mensen hier met nee op zullen antwoorden. Want vertrouwen op toeval is als het vinden van een speld in een hooiberg, terwijl je de koeien aan het melken bent. Want vertrouwen op toeval is sterker dan geloven dat iets wel goed zal komen.

De tekst op het labeltje heeft volgens mij dan ook een andere betekenis.

Is het veelmeer de vraag of toeval bestaat? Dit is een lastige. Allemaal kennen we gebeurtenissen en ontmoetingen die we als toevallig bestempelen. Het is een toevalstreffer wanneer je een bekende tegenkomt in een miljoenenstad of wanneer je een reclameaanbieding tegen het lijft loopt van een smartphone die je net wilde aanschaffen. Bestaat hiermee toeval? Het geeft feitelijk gebeurtenissen aan waar je geen rekening mee had gehouden en niet had verwacht. Laten we dit als definitie aannemen. Iets is toevallig wanneer je met iets geen rekening had gehouden en ook niet had verwacht.

Maar kun je hierin geloven?

Kun je belijden te geloven in gebeurtenissen die onverwacht plaats vinden en waarmee je geen rekening had gehouden. Kun je daarop vertrouwen? Wie hier ja op zegt, komt al heel snel uit bij een macht achter toeval. Maar is het dan nog toeval? De theoloog dr. K.H. Miskotte heeft ooit geschreven: “Toeval is iets wat ons tot onze onbegrijpelijke vreugde toe-valt. Het is een onverwachte, ondenkbare gave, iets dat mensen op een gegeven ogenblik in hun leven van hoger Hand toe-valt.” Hij ziet een hogere Hand. De hand van God. Hij zei dit in het licht van een gebeurtenis uit het Bijbelboek Ruth. In Ruth 2 vers 3 lezen we dat het Ruth overkwam dat zij op een deel van de akker van Boaz terecht kwam. In de Staten vertaling staat ‘bij geval’, maar het Hebreeuwse woord is ook te vertalen met toeval, zoals gebeurd is in de Nieuwe Bijbelvertaling.

Hierin wil en kan ik geloven. Geloven dat zaken mij toevallen omdat God ze schenkt. Met een ander woord wordt dit ook wel genade genoemd. Want wat God schenkt is geen loon naar werken, maar is onverdiend. Toeval is zo een wonder. Niet alleen onverdiend, maar ook onverwacht en iets waarmee geen rekening gehouden is. In het boek Het gewone leven. In den spiegel van het boek Ruth staat een citaat van Miskotte wat dit nog sterker uitdrukt: “het wonder Gods is bij uitstek Toeval, d.i. wat ons, tot onze onbegrijpelijke vreugde toe-valt, voor onze blijde voeten geworpen wordt als een onverwachte, ondenkbare gave.”

Wie dit op zich laat inwerken die verlaat al snel de gedachten over toevallige gebeurtenissen en ontmoetingen. Want er is iets veel groters dat ons van Godswege toevalt. De genade van Christus. Hij die uit het geslacht van Ruth is, is de Verlosser die ons door de Heere God geschonken is en die zelf Zichzelf gaf om onverdiende zaligheden toe te laten vallen aan hen die dit niet verdiend hebben. Wat is het grandioos wanneer we van harte mogen geloven dat vergeving van zonden en verzoening ons toevallen door het geloof in de gekruisigde en opgestane Heere en Zaligmaker. In Zijn Zoon is God met ons. Iets dat een enkele keer zichtbaar wordt in hele kleine dingen die we achteloos toeval noemen.

 

Wat volgde was een discussie met vele tweeps over Genesis 1 en over schepping en evolutie. Interessant en mogelijk haal ik het nog aan. Duidelijk was in ieder geval dat velen geen enkele moeite hebben om beide naaste elkaar te laten staan. Maar hier wil ik het niet over hebben. Ik wil naar het begin.

In het begin was er een tweet van Groot Nieuws Radio (@1008AM). Het betrof een link naar een interview met Reinier Sonneveld (@R_Sonneveld) over geloven. Naar aanleiding van de 7keer7-tour van het online platform Lazarus, was hij tot de volgende conclusie gekomen. “Er is een weg tussen orthodox en vrijzinnig”. Deze conclusie resulteert onder andere in een cursus over nieuwe manieren om te geloven voor als je niet strikt-orthodox gelooft, maar ook niet vrijzinnig bent.

 

 

In mijn reactie schreef ik: “Waarom zou ik Genesis 1 wel symbolisch lezen en de opstanding niet? Vraag me af of het een begaanbare weg is”. Volstrekt logisch ging de discussie vervolgens over schepping en evolutie. Maar door deze gang is een belangrijk punt blijven liggen. Want wat gebeurt hier?

Er wordt gesproken over nieuwe manieren om te geloven. Dit gaat dus niet over nieuwe manieren om het geloof vorm te geven. Het heeft betrekking op een geheel nieuwe wijze van geloven. Een nieuwe weg die niet vrijzinnig is en ook niet orthodox. Mogelijk is de term neo-orthodox hierop van toepassing, maar daar ben ik toch ook terughoudend in. In ieder geval wil Reinier Sonneveld op de andere manier het geloof door laten werken in het leven.

Ik vraag me af wie aan de basis staat van dit geloof. Is dit de Ene, de waarachtig God is? Hoewel zeker bevestigd zal worden dat het om God gaat, krijg ik sterk het gevoel dat niet de Ene centraal staat, maar dat het om de mens draait. De mens die niet vrijzinnig met het geloof wil omgaan, maar die anno 2017 ook niet orthodox wil wezen en als wereldvreemd wordt neergezet.

 

Een tussenweg lijkt nu gevonden te zijn. Een weg die tussen vrijzinnigheid en orthodoxie doorgaat. Sporen van die weg zien we rondom ons en niet alleen bij de discussie over schepping en evolutie. Velen, niet allen, die zich de afgelopen tijd hebben uitgesproken voor de vrouw in het ambt bewandelen deze weg. Een soortgelijke manier van denken komen we bij talloze andere punten tegen. Het lijkt mooi om een manier van geloven gevonden te hebben die niet vrijzinnig is, maar ook niet, zoals de orthodoxe manier van geloven, buiten de hedendaagse opvattingen staan. Het wekt hiermee de indruk salonfähig te willen zijn.

Ik kan de gedachte niet onderdrukken om dit als mensenwerk te bestempelen. Er wordt aansluiting gezocht bij de tijdgeest, zodat de mens zonder schaamte in 2017 het geloof kan belijden. Maar wie is die mens die dit bedacht heeft? Het is de mens die geneigd is om te zondigen en van wie het verstand zo zonder klaarheid is. In de discussie over schepping en evolutie werd mij gezegd., dat ik met verlichtte ogen naar oude Oosterse teksten keek. Maar verwijt de pot de ketel dat hij zwart ziet? Deze tussenweg roept bij mij René Descartes naar boven. Cogito ergo sum. Het denken van de mens staat centraal. Daar wordt de zekerheid in gevonden en niet in de Bijbel, als Woord van God.

Wanneer ik in het Oude Testament naar Israël kijk, dan waren zij het niet die het geloof bepaalden, maar de God van Israël. Het volk wilde een gouden kalf en een koning, maar God sprak dat er geen beelden van Hem gemaakt mochten worden en ook geen andere beelden om te aanbidden. Het volk wilde steeds zijn als de andere volken, maar dat was juist niet Gods bedoeling voor Zijn uitverkoren volk. Het moest anders zijn. In het Nieuwe Testament kom ik dit ook tegen. Zij die in Christus uitverkoren zijn, hebben niet gelijk te zijn aan de wereld, maar juist anders. Hierbij bepaalt God het anders zijn.

Het doel moet dus niet zijn om het christelijke geloof samen op te kunnen laten lopen met de hedendaagse opvattingen. Dan krijg je iets als: Ik geloof, maar verder vind ik alles hetzelfde als jij. Het is niet de wereld die mijn opvattingen bepaalt, maar de Bijbel. Wat meer nog de God die door Zijn Woord spreekt. Hierom moet ik niet streven om het christelijke geloof compatibel te maken aan 2017. Het staat er eerder haaks op. Mijn doel is om gelijk te worden aan Jezus die de Deur is naar God en naar Zijn Koninkrijk dat niet van deze wereld is. Deze Weg is begaanbaar.

Fascinerend. Dat is het. Die lichtflitsen en het gerommel. Magnifiek om waar te nemen. Zo kijk ik ook naar onweer. Een geweldig natuurverschijnsel en dat is het. Maar tegelijk is het meer. Het is ook angstaanjagend. Die plotselinge lichtflitsen. Die dreunende donder. Soms er direct achteraan. Vaak onschuldig, maar niet altijd. Het onweer kan inslaan. Met grote gevolgen.  Velen hebben het leven gelaten tijdens eenonweer onweersbui.

Zelf heb ik er iets van ervaren in de lente van 1991. Ik was student theologie en bewoonde een kamer in een studentenhuis aan de Sophiastraat in Groningen. Het onweerde. Ik lag in bed. Niets aan de hand. Tot de bliksem insloeg. Ik voelde iets door mij heengaan. Niet veel later bleken de stoppen eruit te liggen.  Uiteindelijk de enige schade. Maar bij mij zat de schrik er goed in. Toen heb ik ervaren wat knikkende knieën zijn. Ik behield ze tot aan het begin van het tentamen Hebreeuws de volgende morgen.

Sindsdien is onweer voor mij altijd tweeslachtig. Een geweldig natuurverschijnsel, maar ook beangstigend. Tegelijk wist ik van Psalm 29. ‘Gods majesteit in het onweer’ staat erboven. Zo wordt gezegd dat God spreekt door het onweer. In midden-orthodoxe kring is dit allang afgelegd, maar in ultraorthodoxe kring volop gepredikt. Zelf deed ik er niet veel mee. Het was geen werkelijkheid, maar het had ook niet afgedaan. Op deze niet bestaande tussenweg bevond ik mij. Tijdens een nacht waarin het heftig onweerde, ben ik er maar eens doorgegaan. Hetgeen overdacht.

Als eerste en bovenal is onweer een natuurverschijnsel. Een natuurkundige kan prima uitleggen hoe een onweersbui ontstaat en wat er tijdens onweer gebeurt. Niets bijzonders. Maar omdat ik geloof in een God die hemel en aarde geschapen heeft, is God bij deze uitleg niet buitengesloten. Hij is immers de Schepper. Al weet ik niet of onweer ook al in het paradijs voorkwam of voor zou kunnen komen. Ik vermoed van niet, maar later meer hierover.

Bij het nadenken over onweer met een theologische bril op gaan mijn gedachten uit naar de Schriftgedeelten waar er sprake is van donder. Zoals wanneer de zevende plaag de Egyptenaren treft (Exodus 9 vers 13-35). Als Mozes zijn staf naar de hemel uitstrekt geeft de Heere donder en hagel. Dat de Heere donder geeft lezen we ook in 1 Samuël 7. De HEERE deed op die dag een machtige donder over de Filistijnen rollen. Hij bracht hen in verwarring, zodat zij door Israël verslagen werden.

Beide gedeelten laten zien dat god de donder geeft en dat dit is om Zijn macht en toorn te tonen.  In Psalm 77 zien we duidelijk dat de donder en de bliksemflitsen tekenen zijn van Gods macht. In 1 Samuël 12 is de donder nadrukkelijk verbonden met Gods toorn over het bedreven kwaad.

Nu is het mogelijk om vanuit verschillende kanten te redeneren. Wanneer God Zijn macht en toorn laat zien, dan dondert het. Maar kunnen we ook zeggen dat elke keer dat het dondert, dat de Heere dan Zijn macht en toorn toont? Ik ben geneigd om te zeggen van niet. Immers, onweer is toch ook een natuurverschijnsel. Maar wanneer de donder een neerslag is van Gods toorn over het kwaad, dan was er voor de zondeval geen onweer en is ieder onweer op z’n minst een reminder. Het betekent dat elk onweer mag bewerken dat een zondig mens zich verootmoedigt voor de machtige en heilige God.

 

Ik richt me weer op Psalm 29. De Psalm is door David geschreven om machtige leiders nederigheid te leren en te laten beseffen dat er een God boen het staat en dat hun regeren altijd bij de gratie Gods is. Vervolgens wordt met zeven beschrijvingen de stem van de Heere verwoord. Onder andere lezen we: “De stem van de Heere klinkt over de wateren, de God der ere dondert”. Misschien nog wel indrukwekkender is vers 7. “De stem van de Heere hakt vurige vlammen uit de wolken”. In poëtische taal wordt uitgebeeld dat het door de hand van de Heere is, dat de bliksemflitsen uit de wolken verschijnen.

Het is een natuurverschijnsel, maar niet zonder de betrokkenheid van de Heere God. De Schepper spreekt. Hij toont Zijn macht. Het gedreun en de lichtflitsen maken bang. Het tekent de machteloosheid van de mens ten opzichte van de grote en geduchte God. Ook machthebbers hebben niets tegen Hem in te brengen.

Maar naast Gods macht is het een verwijzing naar Gods toorn over het kwaad en hiermee is het een verwijzing naar Gods oordeel. Een oordeel dat geen mens kan ontlopen. Hoe groot de macht op aarde ook is, er is altijd Iemand die groter en machtiger is en die zal oordelen over levenden en doden. Geen enkel kwaad op aarde gedaan zal ongestraft blijven. Een hele troost voor de slachtoffers van deze wereld. Een mens kan aan aardse rechters ontsnappen, maar nooit en te nimmer aan de hemelse rechter.

 

In Lukas lezen we over de dag van het laatste oordeel. De Heere Jezus zegt daar: “Want zoals de bliksem flitst van de ene plaats onder de hemel en naar de andere plaats onder de hemel licht, zo zal ook de Zoon des mensen zijn op Zijn dag”. Dit vers laat zien dat de Vader het oordeel overgegeven heeft aan Zijn Zoon. Aan Hem die aan het kruis van Golgotha de zonde van de wereld gedragen heeft. Zijn kruisdood biedt mensen de mogelijkheid om te ontsnappen aan het oordeel. Want wie zich bekeert, zijn zonden belijdt en in de Heere Jezus gelooft, zal vergeving van zonden geschonken worden en hiermee eeuwig leven in Gods Koninkrijk. Zo is ieder onweer een oproep om te vluchten tot Christus voordat Gods toorn over zonde losbarst en de levenden en doden geoordeeld zullen worden. Fascinerend hoe een ‘natuurverschijnsel’ bijdraagt aan de verkondiging van het Evangelie van Jezus Christus.

Geachte dominee,

Als u het druk hebt, beschouw deze mail dan alstublieft als niet verzonden, want ik wil geen beslag leggen op uw kostbare tijd. Maar als u wel iets tijd over hebt, zou ik u graag het volgende willen vragen.

U hebt afgelopen keer meegedaan met fveh. En zo te zien, u fietst vaker, hebt een goede conditie. Hoe doet u dat als dominee? dit alles even helemaal los van het evenement.

Voor mij is sport en geloof een heel moeilijk vraagstuk. Kunt u misschien wat handvatten aanreiken?

Ik merk dat sport op welke manier dan ook, zo gemakkelijk mijn gedachten in beslag neemt. En dan met name, mijn eigen ik. Want ik wil graag fit zijn, een goede conditie hebben, gezond leven. En er goed uitzien. Misschien niets mis mee. Maar leef ik dan tot Gods eer? want het gaat om mezelf. Dat voel ik wel. Maar als ik onbekeerd leef, leef ik ook al niet tot Zijn eer.

Maar betekent dat dan dat je niets mag doen om je conditie op te bouwen? want hierdoor ga je een stapje verder dan gewoon even een rondje fietsen? Ik begrijp heus wel dat we niet naar de olympische spelen hoeven. Maar ik voel de sport god al veel dichterbij. in mijn eigen hart. Want ik wil het wel graag. Maar weet de grens zo moeilijk.

Hoe gaat u daarmee om? In de Bijbel vind ik daar zo weinig over. Graag hoor ik u reactie.

mvrgr


Graag neem ik de tijd om je vraag te beantwoorden. Jouw vraag zette ook mij weer aan het denken. Het is wel een lang antwoord geworden. Is het te lang, dan kun je je ook beperken tot het laatste stukje over 1 Timotheüs 4:8. Ik ben wel benieuwd of je handvatten hebt gekregen.

Terecht geef je in je mail aan wat het belangrijkste is voor een mens. Bekeerd leven. De Heere God heeft de mens geschapen om tot Zijn eer te leven en Zijn schepping te onderhouden. Alleen de zonde maakt dat een mens tot eigen eer is gaan leven. Daarom moet een mens bekeerd worden.
De bekering van een zondig mens is ten diepste Gods werk. Vooral zichtbaar in het gegeven dat Jezus Christus hiervoor Zijn leven gaf. Hij heeft de straf betaald en de mens vrijgekocht uit de macht van de zonde. Het antwoord van de mens hier behoort bekering te zijn en een leven tot Gods eer.
Het is een stap die de mens niet zomaar maakt. We zijn zo gewoon om tot eigen eer te leven en dat bevalt prima. Het is dan ook de Heilige Geest die moet overtuigen van zonde en die de mens tot inkeer wil brengen. Het is iets dat mag gebeuren onder het Woord. Dit is het allerbelangrijkste dat aan een mens moet geschieden.

Wanneer een mens door het horen van Gods Woord het Evangelie mag aannemen tot geloof mag komen, zal uit dankbaarheid, maar ook omdat de mens hiervoor geschapen is, de Heere gediend behoren te worden. Leven tot Zijn eer en geen andere goden dienen.
Nu geef je aan dat je de god van de sport heel dichtbij voelt. Ik neem aan dat je bedoelt het verlangen om te sporten. Hierbij heb je het idee dat de wens om fit te zijn, een goede conditie te hebben, gezond te leven en er goed uitzien gedachten zijn om het sporten te rechtvaardigen. Leef je dan tot Gods eer.
Wanneer we tot Gods eer willen leven en zo willen bouwen op het fundament dat Christus is, dan behoort God op 1 te staan. Wanneer we het lijstje verder zouden willen invullen, dan staat op gepaste afstand het gezin op 2. Vervolgens het werk op 3 en als 4e de kerk. Hobby’s zouden we er als 5e achteraan kunnen voegen.
Niets mag God van de eerste plaats afstoten, maar werk en kerk en hobby’s mogen ook niet ten koste gaan van het gezin. Precies zoals kerk en hobby’s niet ten koste van het werk mogen gaan.
Wanneer het gaat om hobby’s, dan hebben we het over bezigheden in de vrije tijd. Wanneer het noodzakelijk en nodige gepasseerd zijn. Hierbij wil ik alle soort van hobby’s betrekken. Niet alleen sporten, maar ook het aanleggen van verzamelingen, het lezen van boeken, het luisteren naar muziek, het bijwonen van concerten, gamen en welke hobby’s iemand ook maar mag hebben. Ik wil er dan ook voor waken om de ene hobby hoger in te schalen dan een andere. Waarom zou iemand die iedere week meerdere orgelconcerten bezoekt beter bezig zijn dan iemand die tweemaal per week hardloopt. De keuze van een hobby is in de betreffende mens. Iets dat duidelijk zichtbaar is bij kinderen. Sommige kinderen kunnen uren stilletjes aan het spelen zijn of boeken lezen. Andere kinderen kunnen nog geen minuut stil zitten, maar zijn altijd bezig. Sommige vinden hun bezigheid in knutselen. Maar wie niet handig is zal het elders moeten zoeken. Bijvoorbeeld in de sport. Daar is niets mis mee.
Wezenlijk is dat de hobby niet gaat overheersen. Creatief plannen is niet erg, maar niet op de verjaardag van je kind afwezig zijn, omdat je iedere dinsdagavond altijd gaat sporten en dus die avond ook. Je kunt het niet maken om de tweede dienst te missen omdat je het druk hebt met de studie, terwijl je de week ervoor veel tijd gestoken hebt in de hobby.
Iedere hobby zal zijn plek moeten kennen. Al speelt er bij sport nog wel iets anders mee. Gezond leven. Fit zijn. Een goede conditie. Er goed uitzien. Zelf sport ik om verschillende redenen. Ik heb in het verleden veel gesport en zelfs een jaar op de Academie Lichameliljk Opvoeding gezeten. Ik was niet iemand van stil zitten en boeken lezen of naar muziek luisteren. Dit ben ik nog steeds niets. Iemand die van klassieke muziek houdt en niet van sporten en die zegt dat sporten niet christelijk is, neem ik op dit punt niet serieus. Het is evenzo goed een hobby.
Daarnaast merk ik dat het goed voor me is. Zowel voor me longen, als voor mijn rug, als ook voor mijn hoofd. In het licht dat ik goed voor mijn lichaam moet zorgen en moet zorgen dat ik mijn aardse taken goed kan doen, werkt sporten ten positieve mee. Tegelijk zijn er dus grenzen. De sport moet niet gaat over heersen en er goed uitzien moet niet betekenen dat we andere mensen (ver)oordelen op hun uiterlijk.

Want ik ook ervaar is dat ik het wielrennen kan gebruiken in mijn werk. Het zorgt voor contacten met randkerkelijken. Het biedt mogelijkheden tot pastorale gesprekken. Daarnaast biedt het de mogelijkheid voor het leiden van dienst zoals bij Fiets voor een huis in Valloire en voor mijn betrokkenheid bij de Toer voor het goede doel.

Wanneer een hobby zoals wielrennen de juiste plek inneemt, mag het daarom best iets meer zijn dan een rondje fietsen. Want dat is geen hobby. Zelfs al zou het je wel op de Olympische Spelen brengen, hoeft het niet verkeerd te zijn. Ik begreep dat Anna van der Breggen lid was van de Gereformeerde kerk Vrijgemaakt in Hasselt (ov). Al is de kans dan wel groter dat het gaat over heersen en de Heere van de troon stoot.

Bij al de overwegingen geeft een tekst als 1 Timotheüs 4:8 de goede richting aan. Hier staat: “Want de oefening van het lichaam is van weinig nut, maar de godsvrucht is nuttig voor alle dingen, omdat zij de belofte van het tegenwoordige en van het toekomende leven heeft” (HSV). Paulus bedoelt hiermee dat de oefening van het lichaam alleen voor het lichaam nut heeft en dus tijdelijk is, terwijl de godsvruchtig voor nu en voor in de toekomende eeuw nuttig is. Wanneer dit in het achterhoofd zit bij het sporten, dan kan het niet gaan overheersen, maar word je telkens weer bepaald bij de godsvrucht; het leven tot eer van de Heere God.

Een mooi voorbeeld van de combinatie geloof en sport vinden we bij de Rugbyers van Fiji. Zij zingen na het behalen van de gouden olympische medaille een gospelnummer en gaan aansluitend in dankgebed.

By the blood of the Lamb
And the word of the Lord
We have overcome (2x)