Kent u deze uitdrukking? ‘Het is mijn kerk niet meer.’ Deze uitdrukking wordt gebruikt door mensen die menen op goede gronden de kerk te verlaten waar ze jaren, en misschien wel heel hun leven, bij hebben gehoord. ‘Het is mijn kerk niet meer.’ Vraagt u naar het waarom, dan betreft het veelal wijzigingen in de eredienst. Men is anders gaan zingen. Meer gezangen of opwekkingsliederen dan psalmen. Of de psalmen worden tegenwoordig ritmisch gezongen. Het kan zijn omdat de kerk anders ingericht is, de ambten anders ingevuld zijn of het Avondmaal niet langer aan tafels gevierd wordt. Allerlei redenen kunnen er aan ten grondslag liggen dat mensen zeggen: “Het is mijn kerk niet meer.” Maar wat zeg je eigenlijk?
De laatste tijd bekijk ik de kerkelijke gemeente meer en meer vanuit het perspectief van het lichaam van Christus. Zo wordt de gemeente in de Bijbel genoemd. Het hoofd van de gemeente is Christus en Hij troont aan de rechterhand van Zijn hemelse Vader. Zijn volgelingen zijn de leden van het lichaam van Christus op aarde. Wat roept het op wanneer ik in de opmerking ‘Het is mijn kerk niet meer’, het woord kerk wijzig in lichaam van Christus. Dan zeggen we: “Het is mijn lichaam van Christus niet meer”. Hoort u hoe bizar dit klinkt. Alsof een lid van het lichaam van Christus kan zeggen dat het zijn lichaam niet meer is.
Als eerste kan een lid niet in bezittelijke zin over het lichaam spreken. Een lid bezit niet het hele lichaam. Daarnaast vormt een lid samen met andere leden het lichaam. Het lid is slechts een onderdeel van het lichaam. Wie zegt: “Het is mijn lichaam van Christus niet meer”, die spreekt dus feitelijk over de wens om geamputeerd te worden. Maar als een lid los is van het lichaam van Christus, dan houdt het op te bestaan. Het verrot en vergaat. Alle reden dus om heel voorzichtig te zijn met de opmerking ‘Het is mijn kerk niet meer’.
Wanneer we het voorbeeld verder doortrekken naar het lichaam, dan zien we nog duidelijker hoe bizar het is. Want als in een long een tumor gevonden wordt, kan de lever dan zeggen: “Dit is mijn lichaam niet meer”? Vanzelfsprekend niet. Ieder lid van het lichaam hoort erbij en kan zich onmogelijk losmaken van het lichaam om een zelfstandig bestaan op te bouwen.
‘Dit is mijn lichaam niet meer’ wordt wel eens gezegd door een vrouw die een borstamputatie heeft ondergaan. Zij ervaart de pijn van het missen van een lid van haar lichaam. Zal het de Heere Jezus niet net zo vergaan, wanneer een lid van het lichaam van Christus zegt: “Dit is mijn lichaam niet meer”? Maar wanneer Hij naar de kerk kijkt, ziet Hij waarschijnlijk al lang een verminkt lichaam. Allerlei leden die zich losgemaakt hebben met de opmerking: ‘Dit is mijn kerk niet meer’.
Wanneer we het idee hebben dat de kerk waarbij we horen niet meer aansluit bij de manier van kerk zijn die we zelf voor ogen hebben, dan moeten eerst andere vragen beantwoorden voordat we de wens uitspreken om geamputeerd te worden. Het allerbelangrijkste is de vraag of Jezus Christus in de gemeente gediend wordt. Wanneer die vraag positief beantwoord kan worden, zal afgevraagd moeten worden of de veranderingen zo wezenlijk zijn dat amputatie vereist is of betreft het een bijzaak. Wanneer het wezenlijk is, dan is er misschien wel het oordeel dat de plaatselijke kerk ziek is. Maar bij een zieke moet je niet een gezond lichaamsdeel amputeren. Allereerst proberen te genezen en wanneer dat niet mogelijk is het zieke gedeelte wegsnijden en uit het midden wegdoen.
Maar laten we niet te resoluut te werk gaan en al te oordelend en zeker niet slechts gericht zijn op de splinter in het oog van die ander. Wanneer we het idee hebben, dat het mijn kerk niet meer is, dan zal eerst naar onszelf gekeken moeten worden. Het belangrijkste is de vraag of wijzelf verbonden zijn met Christus, het Hoofd. Daar ligt onze prioriteit. Zeker wanneer we spreken over het lichaam van Christus is er de vraag of wij zelf wel een levend lid zijn van het lichaam van Christus.
Wanneer de plaatselijke kerk daadwerkelijk niet meer als gemeente van Christus aangemerkt kan worden, dan zullen we ons als tweede de vraag moeten stellen of wij in de tijd die achter ons ligt de plaatselijke gemeente, als deel van het lichaam van Christus, verzorgd hebben. Want wanneer wij het lichaam van Christus onverzorgd hebben gelaten door het gemeentewerk niet op ons te nemen, dan moeten we het ook onszelf aanreken wanneer de plaatselijke gemeente van Christus is losgeraakt. Dan is er alle reden om met gebed en door de kracht van de Heilige Geest naar vermogen de plaatselijke kerk te dienen, opdat zij opnieuw geënt mag worden op de Wijnstok.