Daar staat hij. 
In een koude nacht. 
Bij het vuur. 
Te midden van hen die er op uitgetrokken waren 
om in de hof van Gethsémané Jezus te arresteren. 
Petrus staat er alleen. 
Omringd door mensen die Jezus niet hebben beleden 
als de Christus, de Zoon van de levende God. 
Petrus deed dit wel.
Petrus die niet wil dat Jezus een haar gekrenkt wordt. 
God zou dat wel verhoeden? 
Maar in de hof van Gethsémané was geen legioen engelen op komen dagen. 
Het was andersom. 
Jezus gaf Zichzelf over in de handen van die horde mensen. 
Petrus sloeg het met een zwaard in de hand met verbijstering gade 
Hij kon niet anders dan Jezus op gepaste afstand volgen.
Maar nu is hij in de hol van de leeuw. In het huis van de hogepriester. 
Hij is hier vreemd, maar moet doen alsof het de normaalste zaak van de wereld is dat hij hier is. 
Hij mag niet opvallen. 
Hij wil dicht bij Jezus zijn. 
Hij wil zien wat er allemaal gebeurt. 
Hij vreest echter ook voor zijn leven.
Zo staat Petrus daar. 
Alleen in een menigte. 
Dit is mogelijk niet vreemd. 
Allemaal kunnen we de ervaring kennen ons alleen te voelen te midden van een menigte. 
Kennen we de ervaring alleen te staan in het geloof in Jezus? 
Mogelijk op school of op de werkplek. 
Misschien ook wel in de familie- of vriendenkring. 
Durf jij er dan voor uit te komen dat je gelooft in Jezus? 
Of zwijgen we of ontkennen we het zelfs uit angst voor ……..
Petrus kent die angst. 
Hij vreest voor zijn leven. 
Hij houdt zich gedeisd en stelt zich verdekt op. 
Maar hij kan niet voorkomen dat er iemand is, die het vermoeden uitspreekt dat hij bij Jezus hoort. Het is een dienstmeisje. Te midden van de menigte pikte zij Petrus er uit. Ze weet zeker dat Petrus bij Jezus hoort en kijkt hem strak aan. ‘Die man hoorde er ook bij!
Petrus ontkent. ‘Ik ken Hem niet eens!’ 
Maar even later bevestigd een ander de woorden van het dienstmeisje. ‘Jij bent ook een van hen!’ 
Petrus ontkent weer in alle toonaarden. ‘Welnee man, helemaal niet.’ 
Petrus wil niet alleen komen te staan. 
De angst bekruipt hem.
Even lijkt de rust weergekeerd in het binnenste van Petrus. Een uur verstrijkt. Maar dan slaat het noodlot toe. 
‘Ja zeker, die man was ook in zijn gezelschap, hij komt immers ook uit Galilea.’ 
Petrus weet niet hoe hard hij zijn best moet doen om het te ontkennen.
‘Ik weet niet waar je het over hebt.’ 
De angst bekruipt hem.
Het is een reële angst. Voor talloze mensen een dagelijkse ervaring. Zeker in landen als India, Bangladesh en Pakistan of Indonesië. Angst om herkent te worden als volgeling van Jezus. Angst voor de represailles. Angst om alleen te komen te staan. Alleen tegenover hen die Jezus vervolgen.
Dit maakt deze geschiedenis zo moeilijk. 
Wanneer ik alleen kom te staan en doodsangsten mij bekruipen, 
heb ik op dat moment de moed om voor het geloof in Jezus uit te komen? 
Zijn Naam te belijden onder de mensen? De gedachte alleen al kan huiveringwekkend zijn. 
Hoor ik daar al een haan kraaien?
Hoe herkenbaar. 
In de veilige haven spreken we grote woorden over ons eigen handelen en dat van God. 
We zingen liederen als ‘Jezus, Overwinnaar’ en ‘Voorwaarts, christenstrijders’.
Maar wat wanneer we ons bedreigd voelen. 
Ervaren dat we alleen staan in het geloof. 
Laten we op dat moment Jezus alleen staan door te verloochenen dat wij Hem kennen?
De haan kraaide. 
Niet één keer. 
Niet twee keer. 
Drie keer verloochende Petrus Jezus. 
Precies zoals Jezus gezegd had. 
Jezus, die weet dat Petrus op de binnenplaats is. 
Jezus, die weet dat Petrus wel wil, maar niet durft. 
Jezus, die Petrus aankijkt. 
Te midden van al de mensen op de binnenplaats van het huis van de hogepriester 
ziet Jezus Petrus. 
Ziet Hij de worsteling in zijn hart. 
Petrus staat er niet alleen voor. 
Jezus is er voor Petrus.
Jezus is er voor hem. 
Jezus staat voor hem. 
Jezus staat voor hem terecht. 
Alleen Petrus kan dit nog niet begrijpen. 
Het dringt niet tot hem door wat er gebeurt en staat te gebeuren. Hij voelde slechts de angst en voelt nu het verdriet opkomen. 
Hij heeft Jezus, zijn Meester verloochend. 
Het voelt als een messteek in het hart. 
Hij kan Jezus niet langer onder ogen komen. 
Hij verlaat de binnenplaats en huilt buiten bittere tranen.
Petrus huilt en verdwijnt in de ochtendnevel. 
Precies zoals het moet zijn. 
Want de Heere Jezus zal alleen de weg gaan waarvan de Vader wil dat Hij die aflegt. 
De weg naar Golgotha. 
Daar zal Hij alleen de straf dragen voor de zonde van de wereld.
Van mens en God verlaten. 
Al is Hij niet eenzaam. 
Hij weet Zijn hemelse Vader bij Zich.
En Petrus? 
En wij? 
Wij raken even uit beeld. 
Alle ogen zijn gericht op Jezus en op de weg die Hij gaat. 
Zo moet het ook zijn. 
Van jezelf afzien en zien op Jezus. 
Zien op Hem die jou allang gezien heeft. 
Zien op Hem die precies weet wat er in jouw hart leeft. 
Zien op Hem die jouw worstelingen kent. 
Ook de aarzelingen over het belijden van het geloof.
Maar wie ziet op Jezus, die mag weten niet alleen te zijn. 
Niet alleen als er niemand is en ook niet alleen te midden van een menigte. 
Jezus is aan het kruis door God verlaten, opdat wij nooit meer door Hem verlaten zullen worden. 
Hij gaat met ons mee op onze levensweg door het leven. 
Hij geeft kracht om Jezus te volgen en sterkt ons in geloof. 
Hij geeft ons hoop. 
Vraagt iemand u waarop de hoop die in u leeft gebaseerd is, 
wees dan steeds bereid om u te verantwoorden. 
Wees niet bang. 
Je staat er niet alleen voor.

Uitgesproken tijdens een avond in de Stille week in Giessen-Oudekerk

Vanuit het bekende adagium ‘Live and let live’ kwam ik terecht bij de Britse Rockgroep 10CC. Een lp van hen heet ‘Live and let live’. Het is in 1977 uitgekomen. Benieuwd volgde ik de link naar een Wikipediapagina. Mijn oog viel op de titels van de songs die op kant 1 van de lp staan. Vooral het eerste lied trok mijn aandacht. The second setting for the last supper. Vrij vertaald zegt de titel dat het lied gaat over de tafelschikking wanneer voor de tweede keer het Laatste Avondmaal gevierd wordt.

Het Laatste Avondmaal verwijst naar een gebeurtenis uit het leven van Jezus Christus. In de Evangeliën Mattheüs, Markus, Lukas en Johannes kun je hierover lezen. Het is de laatste maaltijd die Jezus met Zijn discipelen heeft. Vlak er na zal Hij gearresteerd worden en zal Hij overgeleverd worden in de handen van de Romeinen om gekruisigd te worden. Iets dat gebeurd is rond het jaar 33. Jezus stierf aan het kruis en Zijn gestorven lichaam werd in een graf gelegd. Een graf dat bewaakt werd door Romeinse soldaten omdat er een vermoeden was dat de volgelingen van Jezus Zijn lichaam zouden stelen. Alleen deze volgelingen hielden zich angstig verborgen in een huis. Toch blijkt op de derde dag dat Zijn lichaam verdwenen is. De steen voor het graf is weggerold en het graf is leeg.

Binnen het christelijke geloof wordt geleerd dat Jezus na Zijn sterven aan het kruis op de derde dag is opgestaan van de dood. Zijn opstanding is de overwinning op de dood. Zijn sterven aan het kruis is Zijn overwinning op de zonde en de duivel. Wie in Jezus gelooft mag weten dat hij verlost is van de zonde, omdat Jezus de straf er voor gedragen heeft. Zo is een gelovige verlost van de zonde en vrijgekocht uit de macht van de duivel.

10CC geeft in het lied aan te verlangen naar een tweede laatste avondmaal. Ze verlangen vooral naar de vervulling van de beloften. Ze zien er zo weinig van en het is al bijna 2000 jaar verder. Kan Jezus niet terugkomen of is er een andere goeroe die wel de beloften kan vervullen. In ieder geval staat de tafel gereed. Ook weten ze al wie er aan moeten zitten. De arme zwarte bevolking, de zwerver en zij die door drugs omkomen.

Het lied is mij in 1977 ontgaan, maar als jong jongetje zal ik er ook niet veel van begrepen hebben. Nu herken ik het verlangen van veel mensen naar een vreedzame samenleving waar niemand op welke manier dan ook achtergesteld wordt of kapot gemaakt wordt. Daarbij moet gezegd worden dat er in de afgelopen 40 jaar nog niet veel veranderd is. Zeker in de Verenigde Staten is een groot deel van de zwarte bevolking arm. Zwervers kennen we ook nog steeds. Al denken we momenteel vooral aan de vele vluchtelingen en asielzoekers. Ook kost drugs nog regelmatig het leven van een jong mens.

Wanneer komt dat land van melk en honing? 10CC gebruikt hier een Bijbelse zegswijze voor een land dat voorspoed geeft. Het is de belofte die de Heere God aan Abraham, de aartsvader van het volk Israël gedaan heeft. Zijn nageslacht zou in het beloofde land wonen. Een land overvloeiende van melk en honing. Deze vraag doe mij denken aan 2 Petrus 3 vers 8 tot 10.

8 Maar laat vooral dit u niet ontgaan, geliefden, dat één dag bij de Heere is als duizend jaar en duizend jaar als één dag.
9 De Heere vertraagt de belofte niet (zoals sommigen dat als traagheid beschouwen), maar Hij heeft geduld met ons en wil niet dat enigen verloren gaan, maar dat allen tot bekering komen.
10 Maar de dag des Heeren zal komen als een dief in de nacht. Dan zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen brandend vergaan, en de aarde en de werken daarop zullen verbranden.

Petrus, die bij het Laatste Avondmaal aanwezig was, die weet dat er ook in zijn tijd al mensen waren die zich afvragen waar de vervulling van de belofte bleef. Hij merkt op dat de tijd voor God anders werkt. Eén dag bij de Heere is als duizend jaar en duizend jaar als één dag. Ook moet er niet gezegd worden dat God de vervulling van de belofte vertraagt. Hij vertraagt niet, maar heeft juist geduld. Hij heeft geduld omdat hij wil dat ook mensen die nog niet geloven in Jezus Christus dit gaan doen en daardoor behouden zullen worden door Jezus’ sterven aan het kruis en Zijn opstanding uit de dood. Toch zal eens de dag aanbreken dat Jezus terugkomt. Wanneer? Dat is aan de Heere. Maar dat die dag komt is zeker. Al het kwaad dat op aarde gevonden zal worden, zal verbrand worden. De aarde zal gezuiverd worden en een ieder die van Jezus is zal eeuwig mogen leven op de nieuwe aarde.