Daar staat hij. 
In een koude nacht. 
Bij het vuur. 
Te midden van hen die er op uitgetrokken waren 
om in de hof van Gethsémané Jezus te arresteren. 
Petrus staat er alleen. 
Omringd door mensen die Jezus niet hebben beleden 
als de Christus, de Zoon van de levende God. 
Petrus deed dit wel.
Petrus die niet wil dat Jezus een haar gekrenkt wordt. 
God zou dat wel verhoeden? 
Maar in de hof van Gethsémané was geen legioen engelen op komen dagen. 
Het was andersom. 
Jezus gaf Zichzelf over in de handen van die horde mensen. 
Petrus sloeg het met een zwaard in de hand met verbijstering gade 
Hij kon niet anders dan Jezus op gepaste afstand volgen.
Maar nu is hij in de hol van de leeuw. In het huis van de hogepriester. 
Hij is hier vreemd, maar moet doen alsof het de normaalste zaak van de wereld is dat hij hier is. 
Hij mag niet opvallen. 
Hij wil dicht bij Jezus zijn. 
Hij wil zien wat er allemaal gebeurt. 
Hij vreest echter ook voor zijn leven.
Zo staat Petrus daar. 
Alleen in een menigte. 
Dit is mogelijk niet vreemd. 
Allemaal kunnen we de ervaring kennen ons alleen te voelen te midden van een menigte. 
Kennen we de ervaring alleen te staan in het geloof in Jezus? 
Mogelijk op school of op de werkplek. 
Misschien ook wel in de familie- of vriendenkring. 
Durf jij er dan voor uit te komen dat je gelooft in Jezus? 
Of zwijgen we of ontkennen we het zelfs uit angst voor ……..
Petrus kent die angst. 
Hij vreest voor zijn leven. 
Hij houdt zich gedeisd en stelt zich verdekt op. 
Maar hij kan niet voorkomen dat er iemand is, die het vermoeden uitspreekt dat hij bij Jezus hoort. Het is een dienstmeisje. Te midden van de menigte pikte zij Petrus er uit. Ze weet zeker dat Petrus bij Jezus hoort en kijkt hem strak aan. ‘Die man hoorde er ook bij!
Petrus ontkent. ‘Ik ken Hem niet eens!’ 
Maar even later bevestigd een ander de woorden van het dienstmeisje. ‘Jij bent ook een van hen!’ 
Petrus ontkent weer in alle toonaarden. ‘Welnee man, helemaal niet.’ 
Petrus wil niet alleen komen te staan. 
De angst bekruipt hem.
Even lijkt de rust weergekeerd in het binnenste van Petrus. Een uur verstrijkt. Maar dan slaat het noodlot toe. 
‘Ja zeker, die man was ook in zijn gezelschap, hij komt immers ook uit Galilea.’ 
Petrus weet niet hoe hard hij zijn best moet doen om het te ontkennen.
‘Ik weet niet waar je het over hebt.’ 
De angst bekruipt hem.
Het is een reële angst. Voor talloze mensen een dagelijkse ervaring. Zeker in landen als India, Bangladesh en Pakistan of Indonesië. Angst om herkent te worden als volgeling van Jezus. Angst voor de represailles. Angst om alleen te komen te staan. Alleen tegenover hen die Jezus vervolgen.
Dit maakt deze geschiedenis zo moeilijk. 
Wanneer ik alleen kom te staan en doodsangsten mij bekruipen, 
heb ik op dat moment de moed om voor het geloof in Jezus uit te komen? 
Zijn Naam te belijden onder de mensen? De gedachte alleen al kan huiveringwekkend zijn. 
Hoor ik daar al een haan kraaien?
Hoe herkenbaar. 
In de veilige haven spreken we grote woorden over ons eigen handelen en dat van God. 
We zingen liederen als ‘Jezus, Overwinnaar’ en ‘Voorwaarts, christenstrijders’.
Maar wat wanneer we ons bedreigd voelen. 
Ervaren dat we alleen staan in het geloof. 
Laten we op dat moment Jezus alleen staan door te verloochenen dat wij Hem kennen?
De haan kraaide. 
Niet één keer. 
Niet twee keer. 
Drie keer verloochende Petrus Jezus. 
Precies zoals Jezus gezegd had. 
Jezus, die weet dat Petrus op de binnenplaats is. 
Jezus, die weet dat Petrus wel wil, maar niet durft. 
Jezus, die Petrus aankijkt. 
Te midden van al de mensen op de binnenplaats van het huis van de hogepriester 
ziet Jezus Petrus. 
Ziet Hij de worsteling in zijn hart. 
Petrus staat er niet alleen voor. 
Jezus is er voor Petrus.
Jezus is er voor hem. 
Jezus staat voor hem. 
Jezus staat voor hem terecht. 
Alleen Petrus kan dit nog niet begrijpen. 
Het dringt niet tot hem door wat er gebeurt en staat te gebeuren. Hij voelde slechts de angst en voelt nu het verdriet opkomen. 
Hij heeft Jezus, zijn Meester verloochend. 
Het voelt als een messteek in het hart. 
Hij kan Jezus niet langer onder ogen komen. 
Hij verlaat de binnenplaats en huilt buiten bittere tranen.
Petrus huilt en verdwijnt in de ochtendnevel. 
Precies zoals het moet zijn. 
Want de Heere Jezus zal alleen de weg gaan waarvan de Vader wil dat Hij die aflegt. 
De weg naar Golgotha. 
Daar zal Hij alleen de straf dragen voor de zonde van de wereld.
Van mens en God verlaten. 
Al is Hij niet eenzaam. 
Hij weet Zijn hemelse Vader bij Zich.
En Petrus? 
En wij? 
Wij raken even uit beeld. 
Alle ogen zijn gericht op Jezus en op de weg die Hij gaat. 
Zo moet het ook zijn. 
Van jezelf afzien en zien op Jezus. 
Zien op Hem die jou allang gezien heeft. 
Zien op Hem die precies weet wat er in jouw hart leeft. 
Zien op Hem die jouw worstelingen kent. 
Ook de aarzelingen over het belijden van het geloof.
Maar wie ziet op Jezus, die mag weten niet alleen te zijn. 
Niet alleen als er niemand is en ook niet alleen te midden van een menigte. 
Jezus is aan het kruis door God verlaten, opdat wij nooit meer door Hem verlaten zullen worden. 
Hij gaat met ons mee op onze levensweg door het leven. 
Hij geeft kracht om Jezus te volgen en sterkt ons in geloof. 
Hij geeft ons hoop. 
Vraagt iemand u waarop de hoop die in u leeft gebaseerd is, 
wees dan steeds bereid om u te verantwoorden. 
Wees niet bang. 
Je staat er niet alleen voor.

Uitgesproken tijdens een avond in de Stille week in Giessen-Oudekerk

Vanuit theologisch oogpunt wordt er door velen gekeken naar het coronatijdperk en wordt de vraag gesteld wat God ons hiermee wil zeggen. In een eerdere blog schreef ik hier al iets over. Is het een straf, een teken, een waarschuwing. In een artikel in Time trekt N.T. Wright een andere lijn. Hij gaat niet op de pool zitten van ik weet het, maar betrekt de tegenovergestelde positie. Die van het niet weten. Een verstandige keus. Wie kan de tijd duiden en Gods hand in de geschiedenis ontwaren? Al zien we dat dit in de Bijbel wel gebeurt. Nadrukkelijk worden gebeurtenissen verbonden aan Gods handelen. Een straf. Een teken. Een waarschuwing. Het is iets dat we ook in de kerkgeschiedenis tegenkomen. Oorlogen met het daarbij horende verlies of de overwinning en (natuur)rampen werden geduid als komend uit de hand van God. De Heere regeert. Zo klinkt het vanuit Zondag 9 en 10 van de Heidelbergse Catechimus.

Maar dus niet bij N.T. Wright. Het niet weten krijgt bij hem een andere uitwerking. Het niet weten koppelt hij aan klagen. Want als alom de vraag gesteld wordt naar het waarom en er geen antwoord is, dan rest er niets meer dan te klagen.

Terecht verbindt hij het klagen met de psalmen. Juist in het boek van de psalmen komen we talloze klaagliederen aan. In het artikel verwijst hij naar Psalm 6, Psalm 13 en Psalm 22. Wright kan dus niets met de genoemde zondagen uit de Catechismus. Hij zegt: “Some Christians like to think of God as above all that, knowing everything, in charge of everything, calm and unaffected by the troubles in his world. That’s not the picture we get in the Bible”.

Dit alles maakt dat naar zijn mening christenen niet moeten verklaren. Daar ligt volgens hem niet de roeping van een christen. De roeping van een christen in deze tijd is juist om niet te verklaren, maar om te klagen.

Hoewel ik een eind met hem op weg kan, haak ik uiteindelijk toch af. Is dit omdat ik wel wil verklaren. Ik zou het willen, maar er is een andere reden. Ik haak af omdat hij niet alleen de psalmen niet geheel laat klinken, maar vooral het Nieuwe Testament dicht laat.

Wanneer ik Psalm 13 lees, dan komt het geklaag en de pijn recht op mij af. David ervaart Gods nabijheid niet en hij weet het niet. Hij kan alleen maar klagen. Of toch niet. Want het laatste vers spreekt totaal andere taal. Het geklaag wordt naar de achtergrond verdrongen. Niet omdat David ineens God ervaart en het allemaal weet en kan verklaren. Er is niets veranderd in zijn situatie. Maar wat er plaats vindt, is dat zijn gevoel en zijn verstand het veld moeten ruimen voor geloof en vertrouwen. Zoals God er geweest is, zo zal Hij er zijn. ook al zie, voel en begrijp ik er niets van.

Komen we dit ook niet tegen bij de kruisiging van de Heere Jezus? Hij citeert Psalm 22. Jezus klaagt. Maar zijn laatste kruiswoord is: “Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest”. Hier is het klagen verdwenen en verdreven door geloof en vertrouwen. Jezus weet, dat Zijn Vader er voor Hem is.

Alle reden om ons niet te verliezen in het klagen alleen. Ik weet het niet, maar ik weet wel dat God nabij is. Ik kan mijn leven in Zijn handen leggen. Daar mag ik op vertrouwen. Helemaal in het licht van de opstanding van Jezus. Op Paasmorgen liet de Heere God zien, dat Hij er is. Dat is voor mij het allerbelangrijkste in deze tijd. Ik kan niet duiden en ik wil niet klagen. Dankbaar stel ik het vertrouwen op de Heere, mijn God. Daarom lees ik de Psalmen en laat ik het Nieuwe Testament niet dicht. Er mag geloofsvertrouwen zijn. Jezus leeft en ik met Hem. Een bemoedigende en troostvolle gedachte.

De ophef die ontstaan is na de publicatie van de Nashville-verklaring kwam achteraf niet als een verrassing en was vooraf te verwachten. Tegelijk ging het alle perken te buiten. Iedereen en dan ook iedereen moest zijn zegje er over doen. Waarbij vooral zonder enige onduidelijkheid naar voren kwam hoe verschrikkelijk deze verklaring wel niet was en hoe ver men er afstand van nam. BN-ers lieten van zich horen. Burgerlijke gemeenten hesen de regenboogvlag en kerken / dominees lieten weten dat bij hen iedereen wel welkom was.

Het was achteraf toch ook wel verrassend dat er zo massaal door heel Nederland gereageerd werd. Tenminste het leek alsof heel Nederland reageerde. Dit was natuurlijk niet zo, maar de reacties waren zo fel en luid, dat het leek dat Nederland even unaniem was in de afwijzing. Grote vraag is natuurlijk waar die eensgezindheid vandaan kwam. Wat heeft er voor gezorgd dat opstellers en ondertekenaars als haters werden neergezet en allerlei scheldkanonnades over zich heen kregen?

Het lezen van draadjes op Twitter en van afzonderlijke Tweets. Gaven mij wel een idee naar de oorzaak. Eigenlijk moet ik zeggen dat een gebeurtenis van een aantal jaren geleden mij stof gaf om tot het begrijpen te komen. De uitkomst. Het verschil met betrekking tot identiteitsbepaling.

Het was in de lijdenstijd op een bijeenkomst van regionale predikanten, dat een predikante een opening hield over Goede Vrijdag. Een prima opening. Dit was de overtuiging van al de aanwezigen. Zowel de vrijzinnige collega’s, als de Gereformeerde bondspredikanten waren onder de indruk. Een unieke situatie. Soms zou je dan ook willen dat de tijd even stilgezet kon worden. Want unieke situaties duren zelden lang. Zo ook nu niet. Er volgde een gesprek over de inleiding, waarbij de inleidster op een gegeven moment zei: “Ik heb niets met het woord schuld. Ik ben zoals ik ben. Zo hebben mensen mij te accepteren”. Vervolgens kwamen de vragen. Als je niets hebt met schuld, wat heb je dan met Goede Vrijdag? Een andere collega voegde toe, dat voor hem Jezus het type was van de lijdende mens. Op de vraag of dit ook iemand anders kon zijn, antwoordde hij met ja. De eenheid die er even leek te zijn, was plotsklaps volledig verdwenen, alsof die er nooit geweest was.

Een aantal reacties op de Nashville-verklaring deden mij hier aan denken en zorgden er voor dat ik ontdekte, dat er een groot verschil is in de manier van in het leven staan. Twee manieren die draaien om het woord identiteit. Waardoor wordt bepaald wie ik ben?

Tijdens de bijeenkomst van predikanten werd duidelijk dat bij de betreffende predikante de identiteit bepaald werd door haarzelf. Zo ben ik. Dit ben ik. Dit klinkt mogelijk niet vreemd in de oren. Want mijn identiteit is toch wie ik ben. Maar zo wordt dit niet opgevat door de rechterflank van de kerk. De identiteit van de mens wordt niet bepaald door wie je bent, maar door wie je voor God zou moeten zijn. Wie op deze manier naar zichzelf kijkt, die ziet vele gebreken en tekortkomingen. Die ziet schuld. Die ziet een zondaar voor Gods aangezicht. Die ziet de noodzaak van bekering en ook van verzoening en vergeving van zonden, omdat door eigen kracht niet aan Gods doel voldaan kan worden. Deze mens heeft een middelaar nodig tussen God en mens.

De kerk van alle tijden en plaatsen heeft deze Middelaar gevonden in Jezus Christus, die beleden wordt als Gods Zoon. Gods zelf die mens geworden is om aan het kruis Zijn leven te geven en de losprijs te betalen om allen die in Hem geloven met God te verzoenen. Wie zonde en schuld kent in zijn leven, die zal dankbaar gebruik willen maken van de verlossing die God biedt in Jezus. Maar hier houdt het niet op. Wie ziet op de gekruisigde Christus en na schuldbelijdenis vergeving van zonden ontvangen heeft, die zal uit dankbaarheid willen leven naar Gods wil. In deze situatie is het uitermate belangrijk om Gods Woord zo te onderzoeken, dat Zijn wil duidelijk wordt. Want alleen dan kan met behulp van de Heilige Geest rechtvaardig voor God geleefd worden. Hierbij kent men de gedachte van Maarten Luther, dat men tot de wederkomst van Jezus tegelijk rechtvaardig en zondaar blijft.

Wie niets met het woord schuld heeft en de eigen identiteit in zichzelf vindt en van mening is, dat iedereen hem/haar maar moet nemen hoe hij/ zij is, die zal niet de noodzaak hebben om in de Bijbel op te zoek te gaan naar allerlei regels van hoe God wil dat een mens leeft. Ik leef zoals ik ben. Want zo ben ik en zo moet iedereen en ook God mij accepteren. Zo heeft God mij toch gemaakt.

Wie dit laatste standpunt huldigt, die zal van mening zijn dat ieder mens er mag zijn zoals die mens er wil zijn. Wie het andere standpunt aanhangt, zal van mening zijn dat een mens de eigen identiteit moet vinden in Christus en dat Gods norm bepalend is. In het eerste geval is er volledige acceptatie van LHBTIQ-ers en die mogen zijn en blijven zoals zij zelf willen. In het tweede geval is er wel de acceptatie, maar zal op de weg van het geloof gestreden moeten worden tegen zonden. Hier komt de interpretatie van de Bijbel om de hoek kijken. Waarbij de klassiek christelijke invulling van het huwelijk die is van het monogame huwelijk van één man en één vrouw in liefde en trouw.

Twee verschillende uitgangspunten betreffende de identiteit van de mens zorgen ervoor dat er verschillende uitkomsten zijn en dat men elkaar niet begrijpt, maar ervaart als bedreigend. Wanneer het uitgangspunt gedeeld wordt dat de identiteit gevonden behoort te worden in Christus, dan zal zonder verklaringen en in allen openheid het gesprek gevoerd moeten worden over de interpretatie van de Bijbelse teksten. Dit alles coram Deo.

De kerkredactie van het Reformatorische Dagblad plaatste donderdag 25 januari een artikel met als titel: “Duitse predikant Beile: Liberalen en evangelicalen bevinden zich op verschillende planeten“. Het artikel bleef hangen en ik vroeg op op Twitter af of dit ook in Nederland herkenbaar is. Dit bracht mij gedachten niet in rustig vaarwater. Want hoe komt Markus Beile aan zijn opmerking? Hoewel ik het Reformatorisch Dagblad niet van nepnieuws verdenk, leek het mij goed eerst om het oorspronkelijke Duitse artikel in het Deutsches Pfarrerblatt op te zoeken en te lezen. Conclusie trekken uit een krantenartikel zonder het origineel bestudeerd te hebben past niet.

 

Markus Beile begint zijn artikel met het feitelijke gegeven dat in 2016 bijna 200.00 mensen een van de evangelischen Landeskirchen heeft verlaten. Wat voor hem ook feitelijk is, is het zwijgen hierover. Waarom wordt er geen denktank opgericht om de leegloop te stoppen en het tij te keren? Hij ziet dat er in de kerk niet gepraat wordt over kernpunten. De oorzaak ligt voor hem in het gegeven dat er slechts oppervlakkig dezelfde taal gesproken wordt.

Om zijn punt duidelijk te maken, schetst hij de verschillende theologieën in de kerk. Hij begint met de traditionele theologie die vandaag de dag in de door Karl Barth gestempelde kerken te vinden is. De kern is dat God zich geopenbaard heeft in Jezus Christus. Dit verkondigd de Bijbel die ook Woord van God genoemd kan worden. Tegelijk wordt de Bijbel in haar tijd verstaan en worden er geen directe ethisch-sociale uitdagingen afgeleid.

Aansluitend behandelt hij de Evangelische theologie. Er zijn duidelijke verbindingen met de traditionele theologie, maar ook een groot verschil. De Evangelische theologie gaat er namelijk vanuit dat de Bijbel wel maatgevende elementen bevat voor de huidige tijd. Het gaat om het aannemen van de redding die Jezus Christus aanbiedt. Een redding die ook verworpen kan worden, maar dit heeft consequenties.

Een derde theologie die Beile tegenkomt in zijn kerk is de liberale theologie. Een theologie die zich duidelijk onderscheid van de traditionele theologie. Ze verwerpt de openbaringstheologie omdat deze de open dialoog met de wetenschap en andere religie belemmert. Deze dialoog is noodzakelijk omdat de waarheid niet alleen in het christendom te vinden is. Daarbij is religiositeit eerder een antropologisch fenomeen.

Tot slot onderscheid Markus Beile de seculiere theologie. Jezus Christus is wel het centrum van de theologie, maar tegelijk moet alle transcendente worden ontmanteld. Hij koppelt de naam van Dorothe Sölle aan deze seculiere theologie. Een theologie die gerust verbonden kan worden met het woord ontmythologiseren en dan kan ook de naam van Rudolf Bultmann er aan gehangen worden.

 

Door deze geheel verschillende manieren waarop mensen in de kerk staan wordt uit verschillende theologische basisopvattingen geredeneerd en komt men niet tot het verstaan van elkaar. Zo komt hij aan de gedachte dat men op verschillende planeten leeft. In de praktijk heeft dit vier consequenties. Het eerste gevolg is dat er slechts oppervlakkig gediscussieerd wordt. Daarnaast verschuilen mensen zich achter standaardzinnen. Als derde gevolg noemt Beile de mogelijkheid dat er van alles iets gepakt wordt en een compromistheologie gecreëerd wordt. Een laatste gevolg is dat het verleden verheerlijk wordt. Hierbij verwijst hij naar het Lutherjaar dat hij ziet als een gemiste kans. Het was uitermate goed geweest om in het Lutherjaar te spreken over de urgente problemen.

Maar hoe nu verder. Markus Beile ziet geen heil in de zwijgcultuur. Maar als er over zaken gesproken moet worden, zoals de vraag of homoseksuele mensen kerkelijk gezegend mogen worden, dan blijft de kerk daar mee worstelen en komt niet verder. Het breekt alleen de kerk maar af. Maar de keuze om een duidelijke theologische positie te kiezen ziet hij ook niet zitten. Dat zal de kerk doen breken. Hierom komt hij uit bij het Amerikaanse model van kerkverbanden. Meerdere kerken die naast elkaar bestaan en zich duidelijke positioneren.

 

Nu is dit een model dat wij in Nederland kennen. Het bevreemdt mij dan ook dat Beile naar Amerika kijkt en niet naar het kleine westelijk gelegen buurland. Tegelijk is de grootste protestantse kerk in Nederland een conglomeratie van zeer uiteenlopende theologieën. De situatie die Beile schetst is dan ook zeer herkenbaar. De laatst gehouden synodevergadering van de Protestantse Kerk in Nederland waar het inzegenen van andere levensverbintenissen dan het huwelijk tussen één man en één vrouw ter sprake kwam, is hier een voorbeeld van. Meer dan regelmatig scheurt en botst het in de synode, op de classes en in de werkgemeenschappen. Terwijl de één belijdt, dat het met de Bijbel meer gaat om het verhaal dan om de moraal omdat alles wat van boven gezegd wordt van beneden komt, wil een ander alle ethische standpunten alleen baseren op de Bijbel als Gods onfeilbaar woord. Het Woord van Hem die beleden wordt als persoonlijk en drie-enig God, Vader, Zoon en Heilige Geest, en waarvan door anderen gezegd wordt dat hij niet bestaat of moeder genoemd wordt.

Wie dit alles op een rijtje zet die kan niet anders dan concluderen dat het onmogelijk is dat de Protestantse Kerk in Nederland met één mond belijdend kan spreken. De bespreking van het rapport ‘Brandpunten in de verkondiging’ is hier een bewijs van. De Protestantse Kerk in Nederland is geen belijdende kerk. Het is een instituut van mensen die iets met Jezus hebben. Als ik het zo op schrijf dan lijkt dit heel mooi. Geweldig toch dat mensen iets met Jezus hebben. Zeker. Maar met welke Jezus? In de afgelopen 2000 jaar kerkgeschiedenis is er veel over Jezus gezegd en geschreven en de kerk heeft vele zaken weggezet als ketterij. Kies ik er dan voor om in tegenstelling tot Markus Beile wel één theologie centraal te stellen? Die neiging kan ik haast niet onderdrukken. Tegelijk ben ik dankbaar voor de breedte die in de kerk aanwezig is. Maar dit betekent mijns inziens niets dat die breedte alsmaar opgerekt kan worden. De vrijzinnigheid hoort net als de orthodoxie bij de kerk, maar er zijn grenzen. Sinds de synode van Dordrecht werden die bepaald door de Drie formulieren van enigheid. Hier is allang geen overeenstemming meer over. Maar het basale als de apostolische geloofsbelijdenis staat ook onder kritiek. Of we moeten er mee kunnen leven dat de een het letterlijk belijdt en de ander slechts spiritueel. Dit laatste vind ik meer dan lastig. Want het gaat mij om Jezus Christus en Die gekruisigd. Dit is de kern van het christelijke geloof en behoort de kern te zijn van de kerk. Wie niet belijdt dat Jezus Gods Zoon is die op de aarde kwam en als het Lam van God voor de zonde van wereld gestorven is aan het kruis en na drie dagen waarlijk opgestaan is uit het graf, die kan misschien een plek vinden in de Protestantse Kerk in Nederland, maar vindt geen aansluiting bij de Kerk van Christus.

 

In tegenstelling tot veel andere mensen heeft Jebroer het wel begrepen. De meeste Nederlanders leven hun leven en doen dit met ups en downs. Soms zit het mee en soms zit het tegen. Maar hoe het er ook voorstaat, we gaan door. Hopend op betere tijden. Tenminste, wanneer op hoge ouderdom het idee ontstaat dat het leven voltooid is, dan moet er de mogelijkheid zijn om het leven te beëindigen. Maar tot die tijd gaan we door. Knokken we zelfs om in leven te blijven, wanneer kanker ons lichaam kapot dreigt te maken.

Deze manier van in het leven staan is feitelijke bijzonder. De meeste mensen in Nederland geloven dat dood dood is. Wanneer dood dood is, dan doet niet ter zake hoe oud je bent geworden, of je wat bereikt hebt, of je beweend zult worden en herinnerd. Wat maakt het allemaal uit wanneer het met de dood toch is afgelopen. Wat maakt het voor een dode uit of er veel of weinig mensen op de uitvaart zijn. Daar weet en merkt een dode toch niets van als hij dood is.

Dan heeft Jebroer het goed begrepen. Feesten, alsof elke dag hier mijn laatste is. Feesten. Alles uit het leven halen wat er in zit. Lol. Plezier. Drank. Drugs. Hou je niet in. Zorg ervoor dat je op je laatste levensdag niet een mogelijkheid tot feesten hebt laten liggen. Sterf je jong, wat maakt het uit. Dood is dood. Daar weet je dan toch niets van.
Het levensmotto sluit aan bij Cicero. Deze filosoof heeft eens geschreven: “Heb geen angst voor de dood, want zolang wij er zijn is de dood er niet en als de dood er is zijn wij er niet meer”.
Het is trouwens ook te herkennen bij streng reformatorische jongeren. Zij die steeds bepaald worden bij de uitverkiezing kunnen komen tot een volgende reactie: Haal alles uit het leven wat er in zit. Ben je uitverkoren, dan grijpt God je wel in het nekvel en zo niet dan heb je in ieder geval nog genoten.

Jebroer heeft het begrepen. Zijn dood hoeft ook niet beweend te worden. Dat zou jammer zijn. Bouw een feest en leef alsof het je laatste dag is. Geen bloemen en geen toespraken. Drank en drugs. Neem het er van.

Maar als dood dood is, dan is dit aardse leven het enige. Dan is er niets tussen hemel en aarde. Maar waarom daar dan toch verwijzingen naar? Waarom jezelf een kind van de duivel noemen. Waarom jezelf  een naam geven die een verbinding legt met Jezus? Heeft Jebroer het goed begrepen en weet hij dat er meer is tussen hemel en aarde? Weet hij ten diepste dat dood niet dood is? Het lijkt er op.

Naast de gelijkenis met de naam van Jezus zijn er andere overeenkomsten te noemen. Al moet ik sommige tegenovergestelde overeenkomsten noemen.
Zo noemt hij zich kind van de duivel, terwijl Jezus de Zoon van God is. Hij schrijft dat zijn moeder niet over hem moet huilen. Jezus heeft op weg naar zijn kruising voor de zonde van de wereld gezegd: Dochters van Jeruzalem, huil niet over Mij, maar huil over uzelf en over uw kinderen. Ook over Jezus hoeft niet gehuild te worden, maar wat een verschil. Op de kist van Jebroer mag drank en drugs gegooid worden. Het dient nergens meer toe. Wat een verschil met het gestorven lichaam van Jezus. Dat heeft geen ontbinding gezien. Op de derde dag na zijn sterven aan het kruis stond hij op uit de dood.

Heeft Jebroer het begrepen. Misschien wel, maar hij heeft het niet aangenomen. Het lijkt alsof de eeuwige dood hem meer trekt dan het eeuwige leven. De lol in dit tijdelijke aardse leven trekt hem meer, dan de eeuwige vreugde in Gods Koninkrijk op de nieuwe aarde. Maar dit is nog niet het meest verdrietige. Het pijnlijkste is dat hij zoveel jongeren meeneemt in zijn idee, dat alles draait om feesten en drank en drugs. Vele anderen neemt hij mee in zijn ondergang. Jou ook of mag Jezus jou redden voor de eeuwigheid? Hij zoekt jou op en wil niet dat jij verloren gaat. Beter vouw jij je handen en vraag je in gebed aan Jezus of Hij jou wil helpen en redden.

 

Jebroeder heeft een parodie gemaakt op het lied getiteld: Volgeling van Jezus.