Het zijn de beginjaren van de 21ste eeuw. Classes zijn volop bezig geweest met de toekomstige kerkorde en ordinanties van de nieuw te vormen Protestantse Kerk in Nederland. Er klinkt enthousiasme en zorgen worden geuit. Meegaan. Niet meegaan. We weten allemaal hoe het eind 2003 en begin 2004 gelopen is.

Net als vele anderen vroeg ik mij rond de vorming van de Protestantse Kerk in Nederland af hoe deze kerk zich zou gaan ontwikkelen. Welke richting gaat zij op? Is en blijft het mijn kerk? De vraag drong zich sterker op nadat een groot deel van het behoudende deel van de Nederlandse Hervormde Kerk besloot niet mee te gaan in de nieuw te vormen kerkgemeenschap.

Was het een vraag die zich bij mij opdrong? Laat ik eerlijk zijn. Eigenlijk was het geen vraag. Ik besloot mee te gaan. Het was wel een meegaan onder een voorbehoud. Een overgang naar de Christelijke Gereformeerde Kerk achtte ik als een mogelijkheid. Dit voor het geval dat ik vervreemding ervoer of mij in de steekgelaten zou voelen door de Protestantse Kerk in Nederland.

Vele kerkgangers, uit wat wij Gereformeerde Bondsgemeenten zijn gaan noemen, ervaren deze vervreemding en voelen zich in de steek gelaten. Ik kan me voorstellen dat je dit ervaart, wanneer je niet mee kunt gaan met een klimaatmars. Wanneer je niet weg kunt bij Israël. Wanneer ethische kwesties als pro-life en het huwelijk als een instituut van één man en één vrouw je na aan het hart liggen. Is dit mijn kerk? Is het deze vervreemding die er voor zorgt dat ik me met velen hervormd blijf noemen en niet protestants?

Laten we de hand eens in eigen boezem steken. Voor de vorming van de Protestantse Kerk in Nederland klonk volop “We kunnen niet weg en we kunnen niet mee”. Het eerste gedeelte heeft alles te maken met de gedachte dat de kerk een planting Gods is. Daar loop je niet van weg. Ook niet als zij ziek is. Tegelijk was er toen al vervreemding. Iets dat onder andere zichtbaar werd in de ordinanties rondom het huwelijk.

Maar wanneer je zegt ‘we kunnen niet mee’ en toch mee gaat, dan positioneer je je als gast in het huis van de kerk en niet als medebewoner. Je bent wel binnen, maar je hebt de jas nog aan en de koffer voor vertrek staat gereed. Is dit eerlijk? Heb je de Protestantse Kerk in Nederland dan een kans gegeven? Of heb je altijd een afwerende houding aangenomen en is het daardoor nooit tot een gezonde hechting gekomen.

We kunnen de vervreemding koesteren als een sjibbolet van rechtzinnigheid. Wanneer de Protestantse Kerk in Nederland zich over iets uitspreekt dat niet in ons straatje past kunnen we sterk benadrukken dat we in de steek gelaten worden. Want waarom als Protestantse Kerk in Nederland wel daaraan verbinden en niet aan de Mars voor het leven. Maar er is ook een andere mogelijkheid. Wat zou er gebeuren wanneer allen die zich vervreemd en in de steek gelaten voelen de Protestantse Kerk in Nederland gaan omarmen. Dat de gemeenten die zich met de Gereformeerde Bond verwant weten zich aan de Protestantse Kerk in Nederland hechten, zoals een kind aan zijn moeder? Voormalige scriba’s en presessen zijn ons hierin voorgegaan en ook de nieuwe scriba doet dit.

Is de tijd gekomen voor een nieuwe verbondssluiting? Of anders voor een soort familiediner met Bert van Leeuwen. Moet er een eerste stap gezet werden om elkaar voor Gods aangezicht te ontmoeten? Want wanneer je niet weg kunt en mee bent gegaan, dan past het om zonder schroom te zeggen: Dit is mijn kerk.

Nee, het is niet de ware kerk des Heeren. Het is wel de kerk die ten tijde van de reformatie door de Heere aan Nederland is geschonken. Daarmee is het Gods kerk. Zo zijn kerkgangers die zich met de Gereformeerde Bond verbonden weten in de Protestantse Kerk in Nederland geen vreemdelingen en bijwoners, maar huisgenoten Gods.

Collegapredikanten stellen vast dat het regelen van preekbeurten uit de hand is gelopen. Om dit beter te reguleren, stellen zes collegapredikanten voor om de septemberlijst nieuw leven in te blazen. Op deze manier hopen zij te voorkomen dat we te vroeg worden gebeld. Een goed initiatief?

Het invullen van het preekrooster 2026 heb ik dit jaar evenals vorig jaar beperkt tot de zondagen waarop ik in eigen gemeente voorga. De zondagen waarop ik niet in eigen gemeente voorga, zijn geheel leeg gebleven. Dit vanuit de zienswijze dat de tijd niet in mijn hand is en dat ik mezelf, bij leven en welzijn, altijd beschikbaar kan stellen om voor te gaan. Daarbij heb ik de zondagen gevuld met preekbeurten in gemeenten die in de buurt liggen. Dit doe ik vanuit de gedachte dat er geen sprake is van zondagsrust wanneer ik zondag aan zondag vele kilometers afleg om elders voor te gaan. Al besef ik dat afstanden in het westen van Nederland van een andere orde zijn dan bijvoorbeeld in het noorden van ons land.

Voordat ik in ga op de septemberlijst, eerst even terug naar 2025. Voor mij staat dit jaar in het teken van afscheid nemen van de huidige hervormde gemeente in Giessenburg en de overgang naar de hervormde gemeente van Garderen. Wat heeft dit tot gevolg voor de zondagen in mijn agenda? Het betekent dat mijn preekrooster, dat ik eind 2023 samen met de preekvoorziener en mijn collega heb ingevuld, voor meer dan de helft weggegooid kon worden. Mijn vertrek betekent voor mijn collega om enkele diensten te wisselen. Voor de preekvoorziener betekent het dat hij voorgangers mag zoeken voor diensten waarvan we eerder afgesproken hadden, dat ik daarin zou voorgaan. Inmiddels is hij hierin geslaagd.

Dit laatste is nagenoeg altijd het geval wanneer een predikant een gemeente verlaat vanwege een beroep of vanwege emeritaat. De zondagen in de zomer zijn lastig, maar veelal worden de opengevallen gaten opgevuld. In de meeste situaties is vertrekt een predikant die een beroep heeft aangenomen na ongeveer drie maanden. In die korte perioden zijn preekvoorzieners in staat om de open gevallen gaten in te vullen. Dit geldt zowel voor het resterende jaar, als het volgende jaar.
Het lijkt ons te zeggen dat het niet nodig is om de zondagse erediensten een jaar tot twee jaar van tevoren al ingevuld te hebben. Het lukt binnen drie maanden. Hierbij aansluitend is het afspreken van preekbeurten in de tweede helft van september geen vreemd idee. Preekvoorzieners en predikanten zijn dit al gewend wanneer er een beroep wordt aangenomen.

Tot mijn vreugde worden bij de poging om de septemberlijst opnieuw leven in te blazen beide groepen meegenomen. Het begint wel bij het vinden van draagvlak onder predikanten. Wanneer die er is, worden ook kerkenraden en hiermee preekvoorzieners benaderd om aan de septemberlijst mee te doen.
Voor mij is dit een wezenlijk punt. Een afspraak van alleen predikanten is namelijk slechts één kant van de zaak en hiermee geen afspraak. Voor een afspraak heb je er immers twee nodig. Voor het slagen van de septemberlijst zal het initiatief breder gedragen moeten worden. Zeker omdat sommige preekvoorzieners zo aanhoudend kunnen zijn, dat een predikant eenvoudig toegeeft en een preekbeurt afspreekt. En ook omdat sommige predikanten zo graag in bepaalde gemeenten voor willen gaan, dan zij zelfs zonder aandringen van harte een beurt afspreken.

Het stemde mij dan ook vreugdevol toen ik op oudejaarsdag een e-mail kreeg van de preekvoorziener van de hervormde gemeente van Lexmond. Ik las het volgende in zijn mail. 

Met de komst van ds. Mijderwijk naar Lexmond zal het aantal preekbeurten dat voor 2026 afgesproken moet worden aanzienlijk minder zijn.
Mede door uw inzet en betrokkenheid, heeft in de vacaturetijd, elke zondag weer, 2 keer een voorganger op de kansel in Lexmond gestaan. 
Het was soms een ‘narrow escape’, maar in dankbaarheid mag ik zeggen dat we in geen enkele dienst een voorganger hebben gemist.
Daar wil ik u allen heel hartelijk voor bedanken.

De afgelopen 2 jaar hebben me geleerd dat een niet zo dichtgetimmerd rooster en meer leven met; ‘de Heere zal erin voorzien’ rust hebben gegeven. Niet een zorgeloos leven, maar een zorgende betrokkenheid. 
Zo’n niet zo strak gepland rooster heeft ook ruimte gegeven om regelmatig voorgangers uit te nodigen die hier niet eerder, of lang geleden, zijn geweest. Ik heb mogen ervaren dat dat door de gemeente is gewaardeerd.

Dit overdenkend en overwegend heb ik het voornemen om op de befaamde 2e januari niet aan de traditionele belronde deel te nemen. 
Dat ik u niet zal benaderen voor een dienst in Lexmond in 2026 heeft dus volstrekt niets te maken met ‘meer of minder waarderen’. 

Ik hoop van harte dat u uw ‘vrije beurten’ op preekbeurtenzoeker.nl wilt (blijven) opgeven zodat preekbeurtenvoorzieners contact met u op kunnen nemen als er een voorganger voor een dienst gezocht moet worden.

Nogmaals dank, dank, hartelijk dank dat u in de voorbije periode heeft bijgedragen aan de opbouw van onze gemeente.

Gods zegen in het nieuwe jaar.

Deze preekvoorziener werkt al mee met het vinden van draagvlak onder de preekvoorzieners. Hij is er van overtuigd, dat de invulling van preekbeurten niet slechts stoelt op menselijke afspraken, maar verbonden is met de voorzienigheid van de Heere God. Het welbekende Deo Volente; zo de Heere wil en wij leven.

Het is mijn hoop dat er voldoende draagkracht zal zijn om de septemberlijst weer een nieuwe start te geven. Draagkracht onder predikanten en kerkenraden. Voor mij betekent dit dat ik zelf met mijn nieuwe preekvoorziener hierover in gesprek zal gaan. Hoe denkt hij hierover? Dit vraag ik vanuit de gedachte dat het vreemd is wanneer andere predikanten wel gevraagd worden om preekbeurten af te spreken, terwijl de eigen predikant het niet doet. Daarbij is het de vraag of het eigen preekrooster al vroeg gemaakt moet worden. Zou dit verschoven kunnen worden tot halverwege het jaar? Het antwoord op de vraag ligt in de mate van draagkracht van het initiatief.

Persoonlijk heb ik hier geen zicht op. Ik ben benieuwd hoe de collega’s in den lande hierover denken. Daarnaast ben ik benieuwd hoe gemeenten rondom Garderen hierover zullen denken. Mocht het voet aan de grond krijgen, dan zal ik iets meer preekbeurten invullen dan nu het geval is. Dit betreft zeker de vrije zondagen aan het begin van het jaar. Al is het goed om in de kerk onder het gehoor van een collega te zitten. Beter gezegd: om onder het Woord te zitten.

Vele woorden zijn al gewijd aan het coronavirus. Hoe er mee om te gaan? Hoe het te duiden? Nieuwe woorden zijn aan de Nederlandse vocabulaire toegevoegd, zoals anderhalvemetersamenleving en coronacrisis. Discussies laaien op over de waarde van de mens en die van de economie. Voorzichtig wordt er gesproken over de tijd na het coronatijdperk.

Op theologisch gebied klinken woorden als ‘straf van God’, ‘gevolg van de zondeval’, ‘gevolg van menselijk handelen’, ‘niet duiden, maar klagen’, ‘oproep tot bekering’. Het laatste deed mij denken aan woorden die in bepaalde kringen boven een rouwkaart gezet worden. “De Heere heilige deze roepstem aan ons aller hart”. Dit bracht mij ertoe om op een andere manier naar de huidige tijd te kijken. We komen als Nederlandse samenleving uit een glorieuze tijd. Misschien wel een soort gouden eeuw. Alles was mogelijk en bereikbaar. Je kunt wat je wilt. De mogelijkheden zijn onbegrensd. Maar ineens is alles niet meer mogelijk en bereikbaar. Niet alles wat je wil kan. Er worden grenzen gesteld.

Dit doet wat met de mens. Terwijl de mens zich machtig waande en het leven onder controle had, maakt een onzichtbaar virus aan alle illusies een eind. De machtige mens wordt machteloos en dreigt de controle te verliezen. Het leven is niet meer als hiervoor en de vraag is of het wel weer wordt zoals het was. Dit brengt allerlei gedachten en gevoelens los bij de mens en ik meen dat het goed is wanneer we ten volle beseffen dat we als samenleving een rouwproces doorgaan. Dit proces wil ik hieronder beschrijven en verder uitwerken.

Het rouwproces wordt veelal opgedeeld in verschillende fases. Hierbij geldt dat niet iedereen altijd elke fase doorlopen moet hebben en ook dat niet elke fase even lang duurt. Elisabeth Kübler-Ross spreekt over 5 fases. Maar door anderen wordt ook uitgegaan van vier of zes fases. De indeling die zij hanteert is als volgt:

  • Ontkenning
  • Woede
  • Marchanderen
  • Verdriet en depressie
  • Aanvaarding

Ontkenning

In het licht van het coronavirus is de eerste fase uitermate herkenbaar. In het begin vooral door de ontkenning dat het een groot probleem is of zal worden. Het niet onder ogen willen en kunnen zien, dat ook de Nederlandse samenleving hevig ontwricht zal raken, zoals gebeurt is in Wuhan en in Lombardije.

Ontkenning kwamen en komen we ook volop tegen bij mensen die niet onder de indruk zijn van het coronavirus. Maatregelen vinden zij maar overbodig. Elkaar ontmoeten en begroeten, waarom zou je dat beboetten?

Deze fase herken ik geheel bij mezelf. Alle informatie kwam niet binnen. Kon ik het niet aan? Het idee dat het allemaal wel mee zou vallen en dat alle maatregelen maar overbodig waren, was sterk. Langzaam, heel langzaam drong het door. Regelmatig heb ik gezegd, dat ik de #frontberichten heel hard nodig heb om de impact van het virus te beseffen. Inmiddels is het bij mij ten volle doorgedrongen. Maar het is gerust mogelijk dat anderen in deze fase blijven hangen en de ernst van het coronavirus blijven ontkennen.

Op kerkelijk gebied zien we het ontkennen terug in het door laten gaan van kerkdiensten. Wel of niet met de gedachte dat God zal beschermen tegen de verderfelijke pest. Ook zien we het in de duiding van het coronavirus als een straf van God vanwege zondige gedragingen. Dan leeft het idee dat alleen anderen geraakt zullen worden. Bij de aidsepidemie kon men zich hier nog achter verschuilen. Maar dat het coronavirus iedereen kan raken, zal door geen enkele gelovige meer ontkent mogen worden. Deze fase zal heel kerkelijk Nederland gepasseerd moeten zijn.

Woede

Een tweede fase in het rouwproces is die van de woede. Woede steekt in het licht van het rouwproces de kop op wanneer zelf of een geliefde besmet is geraakt met het coronavirus of dat de angst leeft, dat dit gebeurt. In het begin van de coronacrisis is de woede duidelijk aanwezig bij hen bij wie de ernst van het hele gebeuren doorgedrongen was. Woede dat dit kon gebeuren in Wuhan. Of het nu met een markt of een laboratorium te maken had of met allebei. Woede dat de overheid en het RIVM niet eerder maatregelen getroffen hebben, maar het op z’n beloop lieten. Woede dat evenementen, bijeenkomsten en kerkdiensten doorgingen. Woedend op hen die op dat moment niet doordrongen waren van de ernst van de situatie.

Deze woede is zichtbaar geworden richting hen die door zijn gegaan met het houden van kerkdiensten, maar was er ook andersom. Woedend op hen die terechtwezen. Want was het kerkgebouw niet vele malen groter dan de plaatselijke supermarkt en ze mochten er toch met 30 mensen in.

Persoonlijk hoorde ik niet bij de koplopers in het onderkennen van de situatie. De woede begreep ik eerst ook niet en vond ik maar overdreven. Mede omdat ik de angst niet kende en niet de ervaring had van besmetting door geliefden. Toen de ernst van het coronavirus bij mij doordrong werd de geuite woede begrijpelijker. Vanaf toen kende ik de woede richting hen die zich niets van de maatregelen aantrokken. Hoe haal je het in je stomme kop om in deze situatie door te gaan met ………… Vult u maar in.

De woede is een fase in het rouwproces. Een fase die niet in stand gehouden moet worden. De pijn die onder de woede ligt zal wel benoemd behoren te worden. De pijn van hen die direct te maken hebben met de gevolgen van het coronavirus. Doordat ze zelf besmet zijn geraakt en ernstige gevolgen er van ondervinden of doordat ze werkend op een ic-afdeling met eigen ogen gezien hebben wat het virus kan aanrichten. Dood en verderf. Deze pijn moet niet verdrongen worden, maar uitgesproken worden. Iets dat in ieder geval door de #frontberichten kan gebeuren.

Marchanderen

Achter het marchanderen ligt de machteloosheid om de zaken weer te herstellen naar de oude situatie of de situatie naar de hand te zetten. Dit maakt dat mensen bewust of onbewust, rationeel of irrationeel gaan polderen. Als ik me houd aan de anderhalvemetersamenleving, dan mag ik toch wel bij mijn moeder op bezoek in het verzorgingstehuis. Wanneer ik meerdere keren per dag 20 seconden lang mijn handen was, dan kunnen de kleinkinderen toch wel op bezoek komen. In deze fase is de ernst van de situatie helder, maar de alles veranderende doorwerking van het gebeuren niet. In deze situatie wil de rouwende mens onderhandelen, want erkennen en accepteren is nog lang niet aan de orde. Zover is de weg van het rouwproces nog niet bewandeld.

In eerder genoemde voorbeelden zien we vormen van marchanderen. We komen het ook tegen bij hen die onder het mom van de economie scholen en bedrijven weer willen openen. Er wordt onderhandelt en in veel gevallen zijn de ouderen en de zwakkeren in de samenleving het wisselgeld. “Wanneer wij hen isoleren, dan kan de rest van de samenleving toch wel weer gewoon opgestart worden”. De ontkenningsfase en de woede is voorbij en er wordt geprobeerd weer grip op alles te krijgen, voordat de grip op het eigen leven wordt kwijtgeraakt. Het marchanderen is hiermee een vorm van zelfbehoud. De angst om op de een af andere manier er aan onder door te gaan. Zo wordt van alles gewogen om het gewaardeerde leven dat er was weer voort gang te laten vinden.

Binnen de kerk zal er voor deze fase opgepast moeten worden. Het marchanderen ligt voor de hand. Natuurlijk met de al eerder genoemde mogelijk om met 30 mensen in een kerk aanwezig te zijn, maar ook op andere terreinen. We zijn vaak erg creatief om allerlei zaken te bedenken, zodat het oude leven toch op de een of andere manier doorgang kan vinden. We willen vasthouden aan wat was en niet aanvaarden dat de tijden veranderd zijn. Het is allemaal heel begrijpelijk. Gewoon willen doen wat we gewoon waren. Dat past ons het beste. Dan staan we aan de lopende band van het kerkelijk leven en weten we precies wat er gebeurt en wat er van ons verwacht wordt. Dus wanneer we de kerkelijke lopende band in gang kunnen houden, dan is het goed en dan kan later alles weer precies verlopen zoals we in de kerk gewend waren.

Ik herken dit alles in de talloze discussies over online avondmaal vieren en online dopen. Creatieve geesten die wegen zoeken om het bij het oude te houden in een iets andere situatie. Als de predikant de doopformule laat klinken, dan kan toch een ouder dopen. Wanneer de predikant de instellingswoorden uitspreekt dan kan toch thuis brood en wijn gedeeld worden. Maar al met al is het marchanderen en een onderdeel van het rouwproces. Er zal een bewustwording op gang moeten komen, dat men oude wijn in oude zakken doet en nieuwe wijn in nieuwe zakken. De tijden zijn veranderd. Maar dit moet wel eerst binnenkomen.

Verdriet en depressie

Bij het rouwproces komt er een keer een moment waarop de realiteit doordringt. Het is het besef na de dood van een geliefde dat het niet meer wordt, zoals het was. Het komt niet meer goed. Het is over en voorbij. De dood heeft voorgoed een verandering gebracht in het leven. Dit proces zal de samenleving ook doormaken wanneer het gaat over het coronavirus. Heerst er eerst nog een gevoel alles naar de hand te kunnen zetten in deze fase is dat gevoel compleet verdwenen. De zinloosheid en de machteloosheid overheersen en de moed zakt in de schoenen. Somberheid overheerst. Zo las ik woorden van een predikant die somber opmerkte dat met kerst de kerken niet vol zullen zitten.

Als vanzelf zullen dergelijke sombere berichten in de media komen. Politici, influencers, multinationals, ondernemers, artiesten, sporters die het verdriet uitspreken en geen hoop meer zien. Het is donker en de tunnel is lang. “Komen we ooit nog van het coronavirus af?” “Kunnen we ooit nog mensen een hand geven, laat staan een knuffel? Wanneer zijn er weer kerkdiensten te bezoeken en wanneer mag er dan weer gezongen worden?”

In deze fase komt het definitieve van de situatie in volle werkelijkheid binnen. Een harde klap, wanneer je vermoedt dat het zingen van het Ere zij God er met kerst niet in zit. Verdriet, sombere gedachten en een depressie liggen op de loer. Persoonlijk, maar ook als samenleving. Een mens en een samenleving die in deze fase van het rouwproces verkeert, is moeilijk te bereiken. Staat voor niets anders open dan sombere toekomstbeelden. In een persoonlijke situatie is er zijn het enige wat mogelijk is.

Wat betekent dit voor een samenleving? Als samenleving zullen we bewust moeten zijn, dat deze gevoelens heersen en heel vanzelfsprekend zijn. We zullen er voor moeten waken dat dergelijke gevoelens en gedachten verdrongen worden. Voor een samenleving betekent het dat het verdriet en de somberheid uitgesproken mag worden. Niet gelijk afkappen. Laat mensen en heel de samenleving deze fase door mogen gaan. Het is de weg die in een rouwproces afgelegd moet worden. Het is de weg naar de aanvaarding.

Aanvaarding

Aanvaarden dat de Nederlandse samenleving sinds half maart niet meer gelijk is als daarvoor. Aanvaarden dat heel de wereld veranderd is en dat zaken niet meer gaan zoals we ze gewoon waren. Dat een anderhalvemetersamenleving van deze tijd is. Dat dit grote consequenties heeft voor evenementen zoals concerten, festivals, sportwedstrijden en kerkdiensten. Aanvaarden betekent loslaten van wat was en het nieuwe normaal omarmen. Al blijft het voelen als abnormaal. Want aanvaarden en loslaten is wat anders dan vergeten hoe het was. Een nieuwe normaal tot er hopelijk een medicijn is en de mogelijkheid tot vaccinatie.

Voortgaand proces

Met de bovenstaande opmerking realiseer ik me dat ik de nieuwe situatie niet aanvaard heb. In deze fase ben ik niet beland. Ik houd en wil teveel vasthouden aan mijn oude leven. Ik vraag me zelfs af of ik de fase hiervoor al in ben gegaan. Veel meer ontdek ik bij mij zelf het marchanderen. Want als er een medicijn is en mensen er tegen gevaccineerd kunnen worden, dan is het toch klaar en dan gaan we toch gewoon verder zoals we in 2019 gewend waren. Ik hoop van harte dat er een moment komt waarop we als samenleving opgelucht en met vreugde in het hart kunnen zeggen: “Dit is zo 2019”. Ik verlang er naar. Een normale samenleving waarin mensen op gepaste afstand dicht bij elkaar leven en gevaar van besmetten of besmet worden geweken is.

Ik weet niet of die tijd komt. Als het lukt om binnen een korte periode met medicijnen mensen die besmet zijn te genezen en door vaccinatie te voorkomen dat mensen ziek raken, dan lijkt deze periode tijdelijk te zijn. Dan hebben we ‘slechts’ het verlies te verwerken van geliefden die gestorven zijn door het coronavirus, van bedrijven die omgevallen zijn en van een tijd waarin we niet bij elkaar over de vloer kwamen. Dan rest het de samenleving slechts om dit te aanvaarden. Voor talloze mensen zal het persoonlijk moeilijk zijn om tot aanvaarding te komen, maar als samenleving zal deze stap niet zo groot zijn.

Maar wanneer de mogelijkheid van medicatie en vaccinatie langdurig uitblijven, dan zal er een nieuw goed moeten komen. Dan zal in de kerk nagedacht moeten worden over de invulling van kerk zijn in 2021 en verder. Voor kerkdiensten lijken online diensten een goed alternatief. Tegelijk is dit het doorgaan op oude voet. Ik wil dan ook geen alternatieven bieden. Zover ben ik niet en ik laat me graag leiden door hen die al wel zover zijn. Bovenal wil ik me laten leiden door de Geest van God. Want Hij die hemel en aarde geschapen heeft, blijft dezelfde tot in alle eeuwigheid. God verandert niet en is en blijft betrokken bij deze wereld en in het bijzonder bij de kerk op aarde. Voor een kerk die niet weet hoe het verder moet, maar wel door heeft dat het niet bij het oude kan blijven, is het gebed tot Hem en om leiding door de Heilige Geest het enige wat rest. Het brengt de gedachten bij de volgelingen van Jezus die na de hemelvaart van Heere Jezus eensgezind bijeen waren in bidden en smeken. De Heere God vulde hen met Pinksteren met de Heilige Geest en gaf en de mogelijkheden om het Evangelie van Jezus Christus te delen met allerlei mensen en in allerlei talen. In dit vertrouwen wil ik leven. Dat God ook nu door Zijn Geest geeft wat nodig is om het Evangelie van Zijn Zoon te delen. Zo mogen we te midden van een rouwproces de Heere dienen met blijdschap.

Winkels neigen er toe om het woord ”kerst” in te wisselen voor een ander woord. In de folder is kerstbrood feestbrood geworden. Dat is niet iets om woedend van te worden, maar er verheugd over te zijn.

Verdwijnt kerst?

Over korte tijd breken de adventsweken aan. De tijd voor Kerst. Ook de tijd waarop de brievenbus uitpuilt van reclamefolders. In ieder geval wanneer er geen nee-nee-sticker op de bus geplakt zit. Naast de speelgoedfolders voor het sinterklaasfeest, zitten er reclamefolders van de juwelier in de brievenbus. Want zoals we met sinterklaas speelgoed aan de kinderen geven, zo behoren met Kerst volwassenen sieraden van goud en zilver aan elkaar te geven. Bijvoorbeeld tijdens het kerstdiner. Hiervoor krijgt u weer andere folders in de bus. Supermarkten die u proberen over te halen om een goed gevulde tafel gereed te maken tijdens de kerstdagen. Alles voor een sprankelend kerstfeest.

Al is er een andere tendens waarneembaar. Winkels neigen er toe om het woord ”kerst” in te wisselen voor een ander woord. Onder andere de Lidl. In de folder is kerstbrood feestbrood geworden. Het kerstontbijt heet feestontbijt. Een kersttrui is nu feestkleding. Sommige mensen werden hier woest over en Lidl haastte zich om te zeggen dat de kerstcampagne nog komt. Maar ik juich deze verandering van harte toe.

Boos of verheugd

Waarom worden mensen boos en hoe kan het dat ik hier verheugd over ben? De mensen die boos zijn geworden, zitten in het frame dat de Nederlandse tradities verdwijnen. Zwarte Piet die moet wijken voor de roetveegpiet. En naast Kerst lijkt ook Pasen te verdwijnen omdat er over een lentefeest gesproken gaat worden. De angst dat Nederlandse tradities verdwijnen wordt veelal ingegeven door islamofobie. De trend bij winkels duiden velen die boos reageerden op mijn tweet, als een wijken voor de islam.

Nu kan dit meespelen. Daar moeten de winkeliers maar op antwoorden. Maar zelf vermoed ik een andere reden. Commerciële instellingen worden slechts gedreven door één ding: geld verdienen. Is het commercieel interessant om de woorden Kerst en Pasen te blijven gebruiken? Dan blijven de betreffende winkels dit doen. Maar het is tegenwoordig commercieel meer interessant om te spreken over de feestmaand december en over een feestdiner aan het einde van het jaar. Waarom dit zo is? Een voor de hand liggende oorzaak van deze verschuiving is de voortgaande secularisatie. Kerst zegt de gemiddelde Nederlander niets meer.

Geen kersttrui voor het Kind in de kribbe

Voor winkels is geld verdienen het doel. Met dit oogmerk worden bepaalde woorden en beelden gebruikt in folders. Zo was het altijd al. De kerststol, het kerstdiner, de kersttrui en al die andere zaken die het voorvoegsel kerst kregen toebedeeld zijn nooit gebruikt om mensen bekend te maken met de betekenis van Kerst. Het ging om de verkoopcijfers. Daarom juich ik het toe dat het voorvoegsel kerst verdwijnt. Door het commerciële gebruik van het woord werd Kerst verbonden met een dwaalleer. Het bracht mensen niet tot Christus. Want alles wat de komst van de Heere Jezus op aarde betreft, staat haaks op wat er in de folders van juweliers en supermarkten te vinden is.

De Heere Jezus Christus heeft het aan God gelijk zijn losgelaten en Hij heeft de hemelse heerlijkheid verlaten. Hij kwam als mens op aarde te midden van arme zondaars. Voor Hem geen kersttrui. Hij werd in doeken gewikkeld en neergelegd in een kribbe. Ook later had Hij geen plaats om Zijn hoofd neer te leggen. Als wij dit Kerstevangelie tot ons door laten dringen, zou het dan niet mooi zijn, wanneer het woord Kerst weer zuiver gebruikt zou worden? Alleen verwijzend naar Jezus Christus en Zijn komst op aarde.

Tot Christus Ik betwijfel of een kerststol of kersttrui er ooit voor gezorgd heeft dat iemand tot Christus kwam voor eeuwige verlossing. Maar wanneer het woord kerst verdwijnt uit de reclamefolders betekent dit dat mensen nog maar op één andere manier echt kunnen horen over Kerst. Dit is via christenen. Als christenen is het onze taak om te verkondigen dat Gods Zoon op aarde is gekomen. Willen wij deze opdracht serieus nemen? Gaat het heil van onze naaste ons aan het hart? Laten wij buren, vrienden, collega’s en wie de Heere God ook maar op ons pad brengt, uitnodigen voor een kerstconcert of voor een van de kerkdiensten tijdens de kerstdagen. Dan is het een idee om vooraf of na afloop met elkaar te spreken over de betekenis van Kerst. Misschien wel bij het feestdiner of met een plak van een feeststol bij de koffie. Het mag allemaal. Als Kerst maar niet langer ondergesneeuwd raakt door commerciële motieven, maar ziet op Christus.

De ophef die ontstaan is na de publicatie van de Nashville-verklaring kwam achteraf niet als een verrassing en was vooraf te verwachten. Tegelijk ging het alle perken te buiten. Iedereen en dan ook iedereen moest zijn zegje er over doen. Waarbij vooral zonder enige onduidelijkheid naar voren kwam hoe verschrikkelijk deze verklaring wel niet was en hoe ver men er afstand van nam. BN-ers lieten van zich horen. Burgerlijke gemeenten hesen de regenboogvlag en kerken / dominees lieten weten dat bij hen iedereen wel welkom was.

Het was achteraf toch ook wel verrassend dat er zo massaal door heel Nederland gereageerd werd. Tenminste het leek alsof heel Nederland reageerde. Dit was natuurlijk niet zo, maar de reacties waren zo fel en luid, dat het leek dat Nederland even unaniem was in de afwijzing. Grote vraag is natuurlijk waar die eensgezindheid vandaan kwam. Wat heeft er voor gezorgd dat opstellers en ondertekenaars als haters werden neergezet en allerlei scheldkanonnades over zich heen kregen?

Het lezen van draadjes op Twitter en van afzonderlijke Tweets. Gaven mij wel een idee naar de oorzaak. Eigenlijk moet ik zeggen dat een gebeurtenis van een aantal jaren geleden mij stof gaf om tot het begrijpen te komen. De uitkomst. Het verschil met betrekking tot identiteitsbepaling.

Het was in de lijdenstijd op een bijeenkomst van regionale predikanten, dat een predikante een opening hield over Goede Vrijdag. Een prima opening. Dit was de overtuiging van al de aanwezigen. Zowel de vrijzinnige collega’s, als de Gereformeerde bondspredikanten waren onder de indruk. Een unieke situatie. Soms zou je dan ook willen dat de tijd even stilgezet kon worden. Want unieke situaties duren zelden lang. Zo ook nu niet. Er volgde een gesprek over de inleiding, waarbij de inleidster op een gegeven moment zei: “Ik heb niets met het woord schuld. Ik ben zoals ik ben. Zo hebben mensen mij te accepteren”. Vervolgens kwamen de vragen. Als je niets hebt met schuld, wat heb je dan met Goede Vrijdag? Een andere collega voegde toe, dat voor hem Jezus het type was van de lijdende mens. Op de vraag of dit ook iemand anders kon zijn, antwoordde hij met ja. De eenheid die er even leek te zijn, was plotsklaps volledig verdwenen, alsof die er nooit geweest was.

Een aantal reacties op de Nashville-verklaring deden mij hier aan denken en zorgden er voor dat ik ontdekte, dat er een groot verschil is in de manier van in het leven staan. Twee manieren die draaien om het woord identiteit. Waardoor wordt bepaald wie ik ben?

Tijdens de bijeenkomst van predikanten werd duidelijk dat bij de betreffende predikante de identiteit bepaald werd door haarzelf. Zo ben ik. Dit ben ik. Dit klinkt mogelijk niet vreemd in de oren. Want mijn identiteit is toch wie ik ben. Maar zo wordt dit niet opgevat door de rechterflank van de kerk. De identiteit van de mens wordt niet bepaald door wie je bent, maar door wie je voor God zou moeten zijn. Wie op deze manier naar zichzelf kijkt, die ziet vele gebreken en tekortkomingen. Die ziet schuld. Die ziet een zondaar voor Gods aangezicht. Die ziet de noodzaak van bekering en ook van verzoening en vergeving van zonden, omdat door eigen kracht niet aan Gods doel voldaan kan worden. Deze mens heeft een middelaar nodig tussen God en mens.

De kerk van alle tijden en plaatsen heeft deze Middelaar gevonden in Jezus Christus, die beleden wordt als Gods Zoon. Gods zelf die mens geworden is om aan het kruis Zijn leven te geven en de losprijs te betalen om allen die in Hem geloven met God te verzoenen. Wie zonde en schuld kent in zijn leven, die zal dankbaar gebruik willen maken van de verlossing die God biedt in Jezus. Maar hier houdt het niet op. Wie ziet op de gekruisigde Christus en na schuldbelijdenis vergeving van zonden ontvangen heeft, die zal uit dankbaarheid willen leven naar Gods wil. In deze situatie is het uitermate belangrijk om Gods Woord zo te onderzoeken, dat Zijn wil duidelijk wordt. Want alleen dan kan met behulp van de Heilige Geest rechtvaardig voor God geleefd worden. Hierbij kent men de gedachte van Maarten Luther, dat men tot de wederkomst van Jezus tegelijk rechtvaardig en zondaar blijft.

Wie niets met het woord schuld heeft en de eigen identiteit in zichzelf vindt en van mening is, dat iedereen hem/haar maar moet nemen hoe hij/ zij is, die zal niet de noodzaak hebben om in de Bijbel op te zoek te gaan naar allerlei regels van hoe God wil dat een mens leeft. Ik leef zoals ik ben. Want zo ben ik en zo moet iedereen en ook God mij accepteren. Zo heeft God mij toch gemaakt.

Wie dit laatste standpunt huldigt, die zal van mening zijn dat ieder mens er mag zijn zoals die mens er wil zijn. Wie het andere standpunt aanhangt, zal van mening zijn dat een mens de eigen identiteit moet vinden in Christus en dat Gods norm bepalend is. In het eerste geval is er volledige acceptatie van LHBTIQ-ers en die mogen zijn en blijven zoals zij zelf willen. In het tweede geval is er wel de acceptatie, maar zal op de weg van het geloof gestreden moeten worden tegen zonden. Hier komt de interpretatie van de Bijbel om de hoek kijken. Waarbij de klassiek christelijke invulling van het huwelijk die is van het monogame huwelijk van één man en één vrouw in liefde en trouw.

Twee verschillende uitgangspunten betreffende de identiteit van de mens zorgen ervoor dat er verschillende uitkomsten zijn en dat men elkaar niet begrijpt, maar ervaart als bedreigend. Wanneer het uitgangspunt gedeeld wordt dat de identiteit gevonden behoort te worden in Christus, dan zal zonder verklaringen en in allen openheid het gesprek gevoerd moeten worden over de interpretatie van de Bijbelse teksten. Dit alles coram Deo.