Weet u, bij ons hangen bij de kerkdeuren zendingsbussen. De gemeenteleden hebben elke zondag tot twee keer toe de gelegenheid om het zendingswerk te ondersteunen. Trouw wordt het opgehaalde geld overgemaakt naar de GZB. Onder andere voor Willem-Jan de Wit in Egypte. Misschien herkent u dit wel.

O wacht even.

Elk jaar staat er ook in het kerkblad dat mensen het dagboekje van de GZB kunnen bestellen. Bij trouwe lezers gaat de zendingscommissie langs de deur. Door ‘Een hand vol koren’ brengen we de zending ook onder de aandacht van de gemeenteleden. Misschien herkent u dit wel.

O wacht even.

Is door deze twee manieren de hele gemeente enthousiast voor zending? Krijgt op deze twee manieren zending binnen de gemeente de aandacht die het verdient? Nee, ik zet geen streep door de zendingsbussen, laat ze maar mooi hangen, en ik zet ook geen streep door het dagboekje, gewoon ieder jaar weer proberen te verkopen. Ik zet er geen streep door en ik plaats ook geen vraagtekens bij het nut van de zendingsbussen en de dagboekjes. Ik stel er wel een vraag bij. Krijgt zending werkelijk op deze manier de aandacht die het verdient?

Misschien moeten we de vraag eerst opsplitsen, want er komt nogal wat ter sprake. Het gaat over zending en de aandacht daarvoor binnen de gemeente. Nu is er binnen de gemeente veel wat aandacht verdient, maar welke plek krijgt zending hierin? Welke aandacht moet er binnen de gemeente voor zending zijn? Daar komt nog een vraag bij. Is de gemeente overtuigd dat zending aandacht verdient binnen de gemeente? Loopt ze er warm voor

Dat zijn nogal wat vragen waar je als Thuis Front Commissie tegenaan kunt lopen. U zat misschien al in de zendingscommissie of u was al een bekende van de persoon of het gezin dat namens de GZB uitgezonden is. Het was niet onlogisch om plaats te nemen in de TFC. Natuurlijk. Vanzelfsprekend.

Van harte wilt u de gemeente stimuleren om met gebed, meeleven en financiële steun bij de zendingswerker betrokken te zijn. Ook heeft het uw hart om het werk van de zendingswerker zo goed mogelijk voor het voetlicht te brengen. U ervaart in het begin dat het allemaal loopt. De uitzenddienst was geweldig. Zegenrijk. U ervaart ondersteuning van uw werk, maar vooral van het werk van de zendingswerker. Maar na verloop van tijd verdwijnt het enthousiasme.

Op welke manier kan zending binnen de gemeente de aandacht krijgen die het verdient? Deze vraag dringt zich op. Want in de gemeente spelen na verloop van tijd andere zaken die volop de aandacht krijgen. Waar enthousiasme voor is. Er zijn andere acties waar gebed en ook geld voor gevraagd worden. En de gemeenteleden zijn ook zelf weer met andere zaken betrokken.

We hebben de vraag in stukje geknipt. Laten we die stukjes een voor een ter hand nemen. We hebben gezegd dat er binnen de gemeente veel is wat aandacht verdient. Jongeren en ouderen. Zieke en rouw dragende gemeenteleden. Daarnaast vraagt het vluchtelingenwerk meer aandacht. Ook zijn er talloze kerkelijke activiteiten. Catechese, clubwerk, Vorming en Toerusting, het evangelisatiewerk. Welke plek krijgt zending temidden van die activiteiten?

Het lijkt alsof er een plek bevochten moet worden. De ellenbogen gebruiken om zending meer in het voetlicht te krijgen. Dat is toch al te gek. Maar dat zending aandacht behoort te krijgen is helder. Een kerk zonder zending verliest de band met de wereldkerk. Verliest ook een deel van de opdracht die de kerk heeft. Hoe de gemeente enthousiasmeren voor zending?

Hier gaat een vraag aan vooraf. Welke aandacht moet er binnen de gemeente voor zending zijn? Welk antwoord geven jullie op deze vraag? Waarbij gezegd mag worden dat dit een vraag is waarvan het goed is dat jullie als TFC’s hierover nagedacht hebben. In andere woorden: Wat zouden we willen bereiken? Moet heel de gemeente enthousiast zijn en evenveel weten van de ondersteunde zendingswerker of mag dit gedifferentieerd zijn? Wat is het minimale waarvan we willen dat bij iedereen bekend is? Het minimale enthousiasme. Ik kom hier later op terug.

 

Naast opvatting van de TFC’s over de aandacht van zending binnen de gemeente, is er ook de vraag of de gemeente overtuigd is dat zending aandacht verdient binnen de gemeente? Nu draaien we de vraag om en bekijken we het van de kant van de gemeente. Een TFC kan van alles willen, maar hoe staat de gemeente daartegenover. Is er al iets enthousiasme?

Wanneer we deze vraag stellen dan kijken we naar de huidige interesse van de gemeente voor zending. Die kan hoog zijn. Die kan op het gewenste niveau zitten. Maar die kan ook beneden alle peil zijn. In hoeverre is het nodig dat de gemeente allereerst groeit in het besef van de noodzakelijkheid van zending. Laat ik het anders zeggen. Is er in de gemeente een bodem waarop de TFC het werk kan doen? In Giessenburg was er een bodem.

Toen ik als predikant verbonden werd aan de hervormde Gemeente Giessen-Nieuwkerk werd er ondersteuning gegeven aan een zendingsechtpaar. Zij werken via de GZB in Malawi. Hun terugkeer naar Nederland maakte een einde aan deze ondersteuning. Was het toen vanzelfsprekend om opnieuw iemand te gaan ondersteunen. Ik moet zeggen van ja. Tegelijk is hier niet alles mee gezegd. Dat de zendingscommissie in het bijzonder er werk van maakte om iemand anders te ondersteunen had namelijk een drietal redenen. Als eerste is er een zeker bewust zijn van de noodzaak van zending. Dit bewust zijn bewerkt dat er regelmatig mensen een beroep doen op de diaconie omdat zij een tijdelijke activiteit ondernemen die onder gebracht kan worden onder de kop zending.

Doordat er tijdelijke activiteiten zijn van gemeenteleden die onder de noemer van zending gebracht kunnen worden en die ondersteund werden door de diaconie, wordt de gemeente telkens weer bepaald bij zending. Het mooie is dat andere initiatieven niet bedreigend hoeven te zijn, maar juist ten positieve kunnen doorwerken. Wat voor de daadwerkelijke keuze vooral bepalend is geweest, is de reis die ik zelf twee jaar geleden gemaakt heb naar Egypte, maar daar later meer over.

De vraag was of er in de gemeente een bodem is waarop de TFC het werk kan doen? Wanneer die bodem ontbreekt, gaat het anders en zal binnen de TFC, de zendingscommissie en de kerkenraad hierover gesproken moeten worden. Beginpunt is het besluit tot het ondersteunen van een zendingswerker. Dit is niet iets van een paar mensen, maar van heel de gemeente. Gezamenlijk zal gekeken behoren te worden op welke wijze er een fundament voor het belang van het zendingswerk gelegd kan worden of hoe het enthousiasme voor zending omhoog gekrikt kan worden.

Het mooie van deze gezamenlijke discussie is dat deze niet slechts gevoerd wordt door de TFC en door de zendingscommissie, maar ook door de kerkenraad. Op deze manier wordt er een vloertje gelegd. Samen kan besproken worden op welke manier vormgegeven wordt aan het zendingswerk. Op welk niveau moet het gaan leven?

 

Heel minimaal is dat meer dan het overgrote deel van de gemeente de naam en het gezicht kent van de zendingswerker. Natuurlijk kunt u een foto bij de zendingsbussen hangen. U kunt ook de hele kerkzaal vol hangen met foto’s. Ik vermoed dat u zelf wel een tussenweg kunt bedenken. Wezenlijk is dat er een lampje gaat branden wanneer mensen de naam horen of de foto zien. Waarbij herhaling wezenlijk is.

Vlak boven dit minimum is de kennis over het land waar de zendingswerker werkzaam is. Op allerlei manieren is het mogelijk om dit land zo nu en dan centraal te stellen. Dan kunt u denken aan hapjes op een gemeenteavond die horen bij het betreffende land. Maar u bent waarschijnlijk veel creatiever dan ik ben in het bedenken van mogelijkheden. Maar door het land zichtbaar te maken komt onbewust ook de zendingswerker voor het voetlicht te staan. Zo wordt aandacht gegenereerd voor zending.

Een tijd geleden heb ik via Facebook de vraag gesteld of men weet wie we namens de GZB ondersteunen. In welk land deze persoon werkt en wat hij daar doet. Hoewel in sommige antwoorden de naam verkeerd geschreven was, was ik niet ontevreden. Het maakte dat ik op zijn verjaardag gerust een foto van hem kon posten met de vraag hem te feliciteren met zijn verjaardag. Velen wisten wie hij was en wat hij deed.

Facebook is één van de sociale media. Persoonlijk is naast de aandacht voor zending in de prediking de sociale media voor mij een middel dat volop gebruikt kan worden. Hiervoor kreeg ik twee jaar geleden via de GZB een geweldige kans. Een reis naar Egypte gaf de mogelijkheid om via de website hervormdgiessenburg.blogspot.nl en via Facebook informatie te geven over de christenen aldaar. Zo was er een korte periode waarin de gemeente veel meekreeg over zending in deze tijd. Vooral 30-plussers werden zo geïnformeerd. De oudere gemeenteleden hoorden het op een gemeenteavond.

Foto’s, filmpjes, verhalen. Ze komen nog weleens terug. Mede door het jongerenproject van dit jaar van de GZB en de HGJB. Ik kan met een gerust hart de jongeren verzekeren dat de situatie in Caïro er zo uit ziet als de filmpjes laten zien. Ik kan daarbij iets vertellen over de armoede die ik in de zuidelijke provincie Minya heb aangetroffen.

U begrijpt dat dit niet alleen iets doet met de catechisanten, maar ook iets met mij gedaan heeft. De tijd in Egypte, was kort, maar vormt een mens. Het Midden-Oosten was mij bekend door vier reizen naar Israël, maar dit is geheel anders. Vooral door de ontmoeting met gewone protestantse christenen. Ik mocht deze ontmoetingen hebben in het zuiden van Egypte, maar ook in de achterstandswijken van Caïro waar het vuil meters hoog op straat ligt en mensen dicht op elkaar gepakt wonen.

 

Toen vorig jaar het ondersteunen van het zendingsechtpaar afliep vanwege hun terugkeer, kreeg de zendingscommissie drie opties aangeboden van de GZB. Een daarvan was Willem Jan de Wit in Caïro. Die kenden ze al van de berichten op Facebook en dat maakte dat de leden van de zendingscommissie tegelijk enthousiast werden om hem te ondersteunen. Voor de gemeente was het ook makkelijker om de stap te maken want hij was ook bij hen bekend. De bekendheid groeide door zijn bezoek eind augustus aan de gemeente. Dat is van grote invloed voor het enthousiasmeren van de gemeente. Maar indirecte aanwezigheid werkt ook door. Dit mocht ik ervaren toen eind november twee Egyptische predikanten op bezoek waren. Collega’s die ik heb leren kennen toen zij nog studeerden bij Willem Jan de Wit en zo hebben we ze ook aangekondigd. Zo kwam Willem Jan de Wit ook in beeld.

Van het bezoek heeft heel de gemeente niet veel meegekregen. Ze hoorden dat ze zondags in de kerk waren. Mogelijk hebben ze hen gezien bij de verkoopdag van de vrouwenvereniging die de zaterdag ervoor plaatsvond. Toch hebben ze indirect veel meegekregen. Want Via Facebook en Instagram heb ik verslag gedaan van de belevenissen met hen. Het bezoek aan de Nederlandse piramides, de molens van Kinderdijk, maar ook de maaltijd bij een diaken en met diakenen en bij een lid van de zendingscommissie met anderen leden daarbij.

Zo kan de sociale media prima ingezet worden om zending onder de aandacht te brengen door verslag te doen en dit nadrukkelijk te linken aan de ondersteunde persoon. Nu heb ik het met Willem Jan de Wit wel getroffen. Want toen is onderzoek deed naar zijn naamsbekendheid in de gemeente. Reageerde hij ook met een verwijzing naar zijn blogs. Door deze links kwamen gemeenteleden op zijn website terecht, lazen ze wat meer over hem en doen dit mogelijk in het vervolg ook. Zo is Facebook een goed middel om de gemeenteleden tussen 30 en 80 jaar te bereiken met zending.

Maar natuurlijk kan ook zo nu en dan, niet elke week of twee weken, in het kerkblad of de zondagse nieuwsbrief iets over de werkzaamheden verteld worden van de zendingswerker. Hierbij kan verwezen worden naar de Facebookpagina of de website van de zendingswerker, of naar de site van de GZB. Mogelijk kan zo’n artikel gepaard gaan met de voorbede in de kerkdienst, maar ook met de oproep om thuis in de voorbede de zendingswerker voor Gods troon te brengen en een zegen te vragen over het zendingswerk. Zo komt er door het gebed in het hart van de gemeente en de gemeenteleden plaats voor zending en ontstaat enthousiasme.

 

Dan is er de hoop en het gebed dat de gemeente enthousiast wordt en overtuigd raakt van de noodzaak van zending. Tenminste, ze raakt bekend met iemand die namens de GZB uitgezonden is om zendingswerk te bedrijven. Want wat de vraag betreft hoe zending in de gemeente de aandacht krijgt die ze verdient, hebben we vooral gefocust op het onder de aandacht brengen en niet op zending. Overtuigd raken van de noodzaak van zending is misschien wel een ander verhaal.

Wat is daarvoor nodig? Noodzakelijk is het besef dat het Evangelie van Jezus Christus aan alle creatuur verkondigd moet worden, omdat alleen door de Heere Jezus er eeuwige verlossing te verkrijgen is. Het is het besef dat het geloof in de eigen verlossing en de liefde van en voor de Heere Jezus niet slechts bestemd is voor het eigen privé-archief, maar dat het gedeeld moet worden zodat steeds meer mensen over het rond der wereld het Evangelie liken en in het netwerk komen van Jezus Christus.

 

Dus ja, we proberen te verwezenlijken dat zending in de gemeente de aandacht krijgt die ze verdient. Daarvoor is een fundament nodig. Hiervoor heb ik eerder de vraag gesteld op welke manier er een fundament voor het belang van het zendingswerk gelegd kan worden of hoe dit omhoog gekrikt kan worden. Het antwoord is niet door aandacht te genereren. Het fundament  is Jezus Christus. Zowel zending, als het onder de aandacht brengen van zending begint bij Hem, die mensen uitzendt in Zijn wijngaard.

Deze noodzaak van zending en van het ondersteunen van broeders en zusters elders heb ik ervaren door het bezoek aan Egypte en door het bezoek van de twee Egyptische collega’s aan Nederland. In Egypte heb ik ook ervaren hoe dicht er geleefd wordt bij de Heere Jezus en hoe de kerk leeft in hoopvolle verwachting.

Tijdens mijn tijd in Egypte mocht ik een bijdrage leveren aan een college missiologie aan het Evangelical Theological Seminary Cairo, het ETSC. De vraag die ik mocht beantwoorden was wat mijn indruk was van de kerk in Egypte. Ik heb toen gezegd: “The church in Egypt is a dreamful church with a heart full of hope”. De kerk in Egypte is een kerk vol dromen en met een hart vol van hoop. Zo was en is mijn beleving.

 

Ik ontmoette in een achterstandswijk van Caïro pastor John. Zij gemeente was officieel nog geen gemeente, maar hoopte dit wel te worden. Het is aan de staat om officieel tot kerk te verklaren. Ze hadden met kerst al bekers laten maken met daarop de tekst dat ze kerk zijn. Maar ze liepen veel verder vooruit. Hun droom was om discipelen te maken en vervolgens elders een nieuwe gemeente te beginnen om ook elders in de miljoenenstad Caïro mensen te winnen voor Jezus.

Dit soort verhalen en deze ontmoetingen zorgen ervoor dat een christelijk hart sneller gaat kloppen voor zending. Het laat zien hoe hard andere christenen ons gebed en onze steun nodig hebben. Het maakt bewust dat geloven geen privézaak is. Als christenen zijn we wereldwijd aan elkaar verbonden en hebben we de opdracht om Christus te prediken aan alle creaturen. Zo krijgt zending in de gemeente de aandacht die het verdient.

Ik dank u.

 

 

Hoe krijgt zending binnen de gemeente de aandacht de het verdient?

  1. Stel duidelijke doelen over de gewenste aandacht voor zending. In welke mate moeten gemeenteleden betrokken zijn?
  2. Zie andere zendingsdoelen niet als bedreiging, maar als stimulans om aandacht voor zending in de gemeente te creëren.
  3. Onderzoek op welke platforms gemeenteleden en de zendingswerker te bereiken zijn
  4. Maak gebruik van het materiaal dat er is (van de GZB en van de zendingswerker)
  5. Wees bewust en draag uit dat zending logischerwijs volgt uit het geloof in Jezus

De kerkredactie van het Reformatorische Dagblad plaatste donderdag 25 januari een artikel met als titel: “Duitse predikant Beile: Liberalen en evangelicalen bevinden zich op verschillende planeten“. Het artikel bleef hangen en ik vroeg op op Twitter af of dit ook in Nederland herkenbaar is. Dit bracht mij gedachten niet in rustig vaarwater. Want hoe komt Markus Beile aan zijn opmerking? Hoewel ik het Reformatorisch Dagblad niet van nepnieuws verdenk, leek het mij goed eerst om het oorspronkelijke Duitse artikel in het Deutsches Pfarrerblatt op te zoeken en te lezen. Conclusie trekken uit een krantenartikel zonder het origineel bestudeerd te hebben past niet.

 

Markus Beile begint zijn artikel met het feitelijke gegeven dat in 2016 bijna 200.00 mensen een van de evangelischen Landeskirchen heeft verlaten. Wat voor hem ook feitelijk is, is het zwijgen hierover. Waarom wordt er geen denktank opgericht om de leegloop te stoppen en het tij te keren? Hij ziet dat er in de kerk niet gepraat wordt over kernpunten. De oorzaak ligt voor hem in het gegeven dat er slechts oppervlakkig dezelfde taal gesproken wordt.

Om zijn punt duidelijk te maken, schetst hij de verschillende theologieën in de kerk. Hij begint met de traditionele theologie die vandaag de dag in de door Karl Barth gestempelde kerken te vinden is. De kern is dat God zich geopenbaard heeft in Jezus Christus. Dit verkondigd de Bijbel die ook Woord van God genoemd kan worden. Tegelijk wordt de Bijbel in haar tijd verstaan en worden er geen directe ethisch-sociale uitdagingen afgeleid.

Aansluitend behandelt hij de Evangelische theologie. Er zijn duidelijke verbindingen met de traditionele theologie, maar ook een groot verschil. De Evangelische theologie gaat er namelijk vanuit dat de Bijbel wel maatgevende elementen bevat voor de huidige tijd. Het gaat om het aannemen van de redding die Jezus Christus aanbiedt. Een redding die ook verworpen kan worden, maar dit heeft consequenties.

Een derde theologie die Beile tegenkomt in zijn kerk is de liberale theologie. Een theologie die zich duidelijk onderscheid van de traditionele theologie. Ze verwerpt de openbaringstheologie omdat deze de open dialoog met de wetenschap en andere religie belemmert. Deze dialoog is noodzakelijk omdat de waarheid niet alleen in het christendom te vinden is. Daarbij is religiositeit eerder een antropologisch fenomeen.

Tot slot onderscheid Markus Beile de seculiere theologie. Jezus Christus is wel het centrum van de theologie, maar tegelijk moet alle transcendente worden ontmanteld. Hij koppelt de naam van Dorothe Sölle aan deze seculiere theologie. Een theologie die gerust verbonden kan worden met het woord ontmythologiseren en dan kan ook de naam van Rudolf Bultmann er aan gehangen worden.

 

Door deze geheel verschillende manieren waarop mensen in de kerk staan wordt uit verschillende theologische basisopvattingen geredeneerd en komt men niet tot het verstaan van elkaar. Zo komt hij aan de gedachte dat men op verschillende planeten leeft. In de praktijk heeft dit vier consequenties. Het eerste gevolg is dat er slechts oppervlakkig gediscussieerd wordt. Daarnaast verschuilen mensen zich achter standaardzinnen. Als derde gevolg noemt Beile de mogelijkheid dat er van alles iets gepakt wordt en een compromistheologie gecreëerd wordt. Een laatste gevolg is dat het verleden verheerlijk wordt. Hierbij verwijst hij naar het Lutherjaar dat hij ziet als een gemiste kans. Het was uitermate goed geweest om in het Lutherjaar te spreken over de urgente problemen.

Maar hoe nu verder. Markus Beile ziet geen heil in de zwijgcultuur. Maar als er over zaken gesproken moet worden, zoals de vraag of homoseksuele mensen kerkelijk gezegend mogen worden, dan blijft de kerk daar mee worstelen en komt niet verder. Het breekt alleen de kerk maar af. Maar de keuze om een duidelijke theologische positie te kiezen ziet hij ook niet zitten. Dat zal de kerk doen breken. Hierom komt hij uit bij het Amerikaanse model van kerkverbanden. Meerdere kerken die naast elkaar bestaan en zich duidelijke positioneren.

 

Nu is dit een model dat wij in Nederland kennen. Het bevreemdt mij dan ook dat Beile naar Amerika kijkt en niet naar het kleine westelijk gelegen buurland. Tegelijk is de grootste protestantse kerk in Nederland een conglomeratie van zeer uiteenlopende theologieën. De situatie die Beile schetst is dan ook zeer herkenbaar. De laatst gehouden synodevergadering van de Protestantse Kerk in Nederland waar het inzegenen van andere levensverbintenissen dan het huwelijk tussen één man en één vrouw ter sprake kwam, is hier een voorbeeld van. Meer dan regelmatig scheurt en botst het in de synode, op de classes en in de werkgemeenschappen. Terwijl de één belijdt, dat het met de Bijbel meer gaat om het verhaal dan om de moraal omdat alles wat van boven gezegd wordt van beneden komt, wil een ander alle ethische standpunten alleen baseren op de Bijbel als Gods onfeilbaar woord. Het Woord van Hem die beleden wordt als persoonlijk en drie-enig God, Vader, Zoon en Heilige Geest, en waarvan door anderen gezegd wordt dat hij niet bestaat of moeder genoemd wordt.

Wie dit alles op een rijtje zet die kan niet anders dan concluderen dat het onmogelijk is dat de Protestantse Kerk in Nederland met één mond belijdend kan spreken. De bespreking van het rapport ‘Brandpunten in de verkondiging’ is hier een bewijs van. De Protestantse Kerk in Nederland is geen belijdende kerk. Het is een instituut van mensen die iets met Jezus hebben. Als ik het zo op schrijf dan lijkt dit heel mooi. Geweldig toch dat mensen iets met Jezus hebben. Zeker. Maar met welke Jezus? In de afgelopen 2000 jaar kerkgeschiedenis is er veel over Jezus gezegd en geschreven en de kerk heeft vele zaken weggezet als ketterij. Kies ik er dan voor om in tegenstelling tot Markus Beile wel één theologie centraal te stellen? Die neiging kan ik haast niet onderdrukken. Tegelijk ben ik dankbaar voor de breedte die in de kerk aanwezig is. Maar dit betekent mijns inziens niets dat die breedte alsmaar opgerekt kan worden. De vrijzinnigheid hoort net als de orthodoxie bij de kerk, maar er zijn grenzen. Sinds de synode van Dordrecht werden die bepaald door de Drie formulieren van enigheid. Hier is allang geen overeenstemming meer over. Maar het basale als de apostolische geloofsbelijdenis staat ook onder kritiek. Of we moeten er mee kunnen leven dat de een het letterlijk belijdt en de ander slechts spiritueel. Dit laatste vind ik meer dan lastig. Want het gaat mij om Jezus Christus en Die gekruisigd. Dit is de kern van het christelijke geloof en behoort de kern te zijn van de kerk. Wie niet belijdt dat Jezus Gods Zoon is die op de aarde kwam en als het Lam van God voor de zonde van wereld gestorven is aan het kruis en na drie dagen waarlijk opgestaan is uit het graf, die kan misschien een plek vinden in de Protestantse Kerk in Nederland, maar vindt geen aansluiting bij de Kerk van Christus.

 

Kan de kerk wat leren van de voetbalwereld? Past het beroepingscommissies om in het spoor te gaan van voetbalclubs? Hopelijk mag het tot nadenken zetten nu de Protestantse kerk in Nederland opnieuw gaat nadenken over de mobiliteit van predikanten.

 

Op de synodevergadering van 16/17 november 2017 van de Protestantse Kerk in Nederland zal er gesproken worden over de mobiliteit van predikanten. Ligt daar een probleem? Ja. Er zijn predikanten die verlangen om naar een andere gemeente te vertrekken, maar die nooit een beroep krijgen of via sollicitatie de mogelijkheid krijgen om van standplaats te vertrekken. In sommige gevallen komt het in die periode tot een conflict. Een trieste aangelegenheid. Het maakt meer kapot dan je lief is. De gevolgen zijn groot wanneer na een buitengewone visitatie het Generale College voor Ambtsontheffing wordt ingeschakeld om een uitspraak te doen over de vraag of de predikant de gemeente nog wel met stichting kan dienen.

Wanneer het komt tot een losmaking betekent dit voor de predikant het verlaten van de pastorie. Hierdoor worden ook overige gezinsleden uit hun leefomgeving getrokken. Tegelijk blijft de pastorie even leeg, omdat de gemeente niet gelijk weer mag beroepen. Daarnaast brengt het losmaken van een predikant ook andere gevolgen met zich mee in de gemeente. Er is grote kans op partijvorming en spanningen.

 

Losgemaakte trainers

Voor de predikant die losgemaakt is, betekent het ook dat geprobeerd moet worden om elders aan de slag te komen. Maar daar ligt juist het probleem. Dit is de jaren ervoor ook niet gelukt. Alle reden om conflicten en losmaking zoveel mogelijk te voorkomen. Tegelijk blijft er een vraag overeind staan. Waarom lukt het predikanten, al of niet losgemaakt, zo moeilijk om over te gaan naar een andere gemeente. Deze vraag kwam sterk in mij boven toen ik las over de nieuwe trainer die aangesteld is bij voetbalclub FC Twente. Het betrof Gertjan Verbeek. Ik las wat meer over hem en dat was niet positief. Ik las dat hij de afgelopen jaren trainer was van AZ, 1. FC Nürnberg en VfL Bochum. Bij al de drie clubs werd hij vroegtijdig ontslagen. Maar ondanks al deze losmakingen, komt hij gewoon weer an de bak als trainer. Hetzelfde zien we bij Ronald Koeman. Net ontslagen bij Everton wordt hij genoemd als mogelijke bondscoach. Blijkbaar maakt het voetbalclubs en de KNVB niet uit wanneer iemand bij de vorige werkgever ontslagen is vanwege slechte resultaten. Ze gaan uit van diens kwaliteiten.

Wat weerhoudt kerkelijke gemeenten om een predikant die losgemaakt is of die al zeer langdurig aan een gemeente verbonden is te beroepen? Wanneer een trainer in de voetbalwereld een tweede kans krijgt, dan toch zeker ook in de kerk. Natuurlijk is er veel meer over te zeggen. Maar laten beroepingscommissie eens over bovenstaande nadenken en niet gelijk de naam van de betreffende predikant aan de kant schuiven.

31 oktober is het zover. Door Refo500 en vele anderen is er een jaar lang naar toegeleefd. De dag waarop het 500 jaar geleden is dat de monnik Maarten Luther volgens de traditie 95 stelling heeft gespijkerd op de deur van de slotkerk in Wittenberg. Wat de gevolgen daarvan zouden worden heeft hij niet overzien. Hij wilde slechts de kerk hervormen en meende de paus aan zijn kant te hebben. Pas later kreeg Luther de uitwerking door.

De gevolgen zijn immens gewenst. Voor hem zelf en voor de kerk in West-Europa. Zijn leven werd een rollercoaster, zoals we dit tegenwoordig noemen. Meer dan hectisch. Overal moest hij verantwoording afleggen. Maar iets herroepen deed hij niet. “Hier sta ik. Ik kan niet anders”. Het maakte Luther de ban opgelegd kreeg. Uit de kerk gezet. Maar omdat Luther het kerk zijn voortzette, ontstond de Lutherse kerk. De kerk van de reformatie.

 

Protestantse kerk

Een manier van kerk zijn die bijval kreeg. Zwingli, Calvijn en anderen volgden het spoor van Luther. Zo ontstond er in Europa de protestantse kerk, waarbij de ene kerk wat meer voortborduurde op Luther en de ander op Calvijn. Het was een kerk, of kan ik beter zeggen het waren kerken die verrezen naast of in plaats van de Rooms Katholieke. De ene kerk van Christus was in Europa gedeeld. Een deling die zich vooral in Nederland vele malen voortzette tot op de dag van vandaag toe. Hoewel het ontstaan van de Protestantse Kerk in Nederland en de gesprekken tussen de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt en de Nederlandse Gereformeerde kerken ook een andere tendens laten zien.

 

Aandacht reformatie misplaatst?

Wie het kerkelijk landschap in Nederland tot zich neemt, die wordt daar niet vrolijk van. De kerk is gedeeld en verdeeld. Zelfs waar eenheid is, is de eenheid vaak ver te zoeken. Was de reformatie eigenlijk wel zo geweldig dat het gepast is om er zoveel aandacht aan te besteden? Zijn al die Lutheravonden en Lutherreizen niet misplaatst?

Het lijkt me goed om te beseffen dat Luther een groot misverstand had ontdekt in de Rooms Katholieke kerk. Het kopen van een aflaat, maakt niet dat een ziel de hemel inspringt. Het is door geloof alleen. Wat is het heilzaam wanneer in de kerk iemand opstaat en de boel wakker schudt. Dit is geen mensenwerk. De kerk was juist mensenwerk geworden omdat Gods Woord niet recht verkondigd werd.

Dat Luther met de ban geslagen werd en niet naar hem geluisterd werd, was ook mensenwerk. De eenheid van de kerk was in Europa bewaard gebleven, wanneer de kerk dwalingen had tegengesproken en hervormingen had doorgevoerd. Maar menselijk handelen belette deze noodzakelijke bekering met het ontstaan van de protestantse kerk als gevolg. Menselijk handelen dat Gods handelen tegenwerkte.

 

Sola scriptura

Dit laatste is van alle tijden en plaatsen. Zoals ik in deze column, menen we telkens het gelijk aan onze kant te hebben. De ander zit fout. Nederigheid zit niet in onze genen. Ondanks dat de Heere ons oproept om de andere hoger te achten dan jezelf. Dit alles leert dat wij en de kerk in het geheel steeds opnieuw hervormd moet worden. De ballast weg en teruggebracht op het Woord van God alleen, dat in Jezus Christus vlees is geworden. Daarom zullen we net als Luther moeten blijven kloppen op de Bijbeltekst en de Geest niet uitdoven maar alle ruimte geen om het Woord van God te laten klinken in de kerk van vandaag. Hopelijk vinden we dan over kerkmuren heen de eenheid van broeders en zusters in het geloof.

Was het 500 jaar geleden dat de kerk in beroering kwam door de 95 stellingen van Maarten Luther, vandaag is de kerk ook in beroering. Oorzaak is Kerk2025. Een stappenplan dat al een paar jaar oud is, maar nu de gemoederen flink bezighoudt. Een van de redenen is dat de classes zich hebben uit te spreken over deel 1 van de kerkordewijzigingen. Hiermee is het veel dichterbij gekomen dan toen het in november 2014 in de synode geagendeerd was. Al is de inhoud niet geheel anders. Wie de synodevergaderingen gevolgd heeft, had al eerder over kerk2025 kunnen weten en daarop kunnen reageren. In de laatste dagen voordat de consideraties ingestuurd moesten worden is dit gedaan via Kerk2018 van ds. Herman van Ginkel en via het Manifest tegen structuurwijziging PKN.

 

Kerk2018 heeft mij aan het denken gezet. Daar ben ik ook dankbaar voor. Want ik was op de trein van Kerk2025 gestapt zonder na te denken of ik die richting wel op wilde. Die vraag heb ik me gesteld en ook beantwoord gekregen. Het antwoord is dat Kerk2025 geen andere richting opgaat dan de Protestantse Kerk in Nederland al gaat en is gegaan. Kerk2025 is geen wissel. Kerk2025 heeft opgemerkt dat het landschap anders is geworden en dat het daarom beter is om anders te werk te gaan. Kerk2025 is dus niet een reorganisatievoorstel, zoals in Kerk2018 wordt gesuggereerd. Het landschap is ruw geworden en er zal lichtvoetiger verder gegaan moeten worden.

 

Dit betekent dat de presbyteriale structuur blijft bestaan. Er komt geen top-downstructuur. Op de synode wordt beleid gemaakt, maar daar is zij ook voor. De verantwoordelijkheden blijven verdeeld: over sommige zaken besluit de plaatselijke kerkenraad en over andere zaken de classis of synode. Daarbij blijft de classicale vergadering een ambtelijke vergadering. Ook als zij van 74 teruggaat naar 11 en niet iedere gemeente meer een afvaardiging heeft. De situatie in grote delen van ons land laat zien, dat het zo niet kan blijven. Niet meer dan 5 afgevaardigden op een classicale vergadering is niet vol te houden. Samenvoegen is noodzakelijk. Maar dan ook in één keer en met een classispredikant.

 

Waarom Kerk2025?

Bij de vorming van de huidige protestantse classes is de classes al groter geworden in aantal gemeenten in het classisgebied. Hervormd en Gereformeerd kwamen samen. Voor het Breed Moderamen (BM) van de classis betekent dit meer werk. Wanneer twee of drie classes die niet goed functioneren samengevoegd worden, dan komt er veel te veel op het bord van het BM te liggen. Er wordt vaak genoemd dat de classispredikant een te zware last krijgt, maar laten we het huidige BM niet vergeten. Om classes in de toekomst te laten functioneren, zal er samengevoegd moeten worden en om dit classiswerk behapbaar te laten zijn, is het aanstellen van een classispredikant niet meer dan noodzakelijk.

 

Logisch is het dat er verder gekeken wordt naar de taakomschrijving van deze functionaris. Alleen optreden als er zorgen zijn is gelijk aan interesse tonen in een echtpaar wanneer er huwelijksproblemen zijn en er echtscheiding dreigt. Wat kan het voor een gemeente zegenrijk zijn, wanneer er vroegtijdig betrokkenheid is en begeleiding. Dat er iemand is die de tijd heeft om predikant en kerkenraad te adviseren en een weg te wijzen. Dat grootschalige problemen voorkomen worden. Dit alles met als doel om de plaatselijke gemeente voluit kerk te laten zijn waar Gods zegen merkbaar is.

Dit beeld van de classispredikant is geheel anders dan het beeld dat geschetst wordt in het Manifest. De classispredikant zou vergaande maatregelen kunnen nemen. Zelfs losmakingen, fusies en kerksluitingen door kunnen zetten en zich verregaand kunnen bemoeien met de loopbaan van voorgangers. Dit is geheel onjuist. Beter is het om te stellen dat de classispredikant kan wat het huidige BM van de classis nu kan. En dan dus met voorlopige maatregelen. In de functieomschrijving is toegevoegd: in overleg met het moderamen van de classicale vergadering. De classispredikant is dus niet een dominant bisschoppelijk figuur, maar een pastor die handelt in overleg.

 

Back to basics

Wat mij opvalt aan de gevoerde discussie is dat er weinig gekeken wordt naar het grondvlak, terwijl Kerk2025 daar betrekking op heeft. Menig predikant is een einzelgänger. Veel collegiaal contact is er niet. De werkgemeenschappen hebben wel dit doel. In Kerk2025 komen hier de ringen bij. Niet alleen predikanten uit de regio die elkaar ontmoeten, maar ook gemeenten. We kunnen hier denken aan moderamina, maar ook aan diakenen of kerkrentmeesters. Maar ook lezingen voor ‘gewone’ gemeenteleden uit verschillende gemeenten. Elkaar ontmoeten, bevragen, opbouwen. Wat een zegen kan hiervan uitgaan. Deze ringen zijn dus niet alleen voor predikanten, zoals het Manifest oppert. Het is wel de opdracht van predikanten om werk te maken van de werkgemeenschappen en de ringen. Laat gemeente-zijn plaatsvinden waar de kerk zichtbaar kerk kan zijn. Onder de mensen en in de samenleving. Soms heel groot. Een andere keer heel klein. Zoals bij een huisgemeente, wanneer andere vormen van kerk zijn niet meer kunnen door gebrek aan mensen.

 

Door gebrek aan mensen.

Secularisatie. Vergrijzing. Ontgroening. Het zijn oorzaken. Het is de situatie waarin we kerk zijn. In 2040 zijn er mogelijk nog maar 800.000 PKN-leden. Het betekent anders kerk-zijn en tegelijk op dezelfde wijze. Want de kerk is en blijft van Christus. Hij is de gekruisigde en opgestane Heere. Zijn Evangelie mogen wij verkondigen. Dit is de basic van de kerk. Door dit Evangelie zijn wij geraakt en met dit Evangelie mogen wij de samenleving in beroering brengen. Ons gebed voor de kerk is daarbij onmisbaar.