Voor het pastoraat zijn WhatsApp en Instagram zeer geschikt

Sociale media helpen je als pastor om in contact te komen met jongeren. En ook met elkaar doorpraten gaat heel goed via WhatsApp.

Als zuurdesem hebben de sociale media een weg gevonden in de maatschappij. Nagenoeg alles is ervan doordrongen. Een wereld zonder WhatsApp, Instagram, Snapchat, Facebook en Twitter is niet meer voor te stellen.

Wanneer ik wereld zeg, bedoel ik dit ook. Over heel het rond van de aarde wordt gebruikgemaakt van sociale media.

Wat ook over heel de wereld is aan te treffen, is de kerk. De vraag is wat de wereldwijde kerk met de sociale media doet. In veel gevallen is dat niets en dat is een gemiste kans.

Onder andere voor het pastoraat zijn de sociale media een probaat middel. Dit lijkt tegenstrijdig. Pastoraat kennen we als een face-to-facegesprek en de sociale media zijn het tegenovergestelde hiervan. Maar wanneer we dit denken, dan vergissen we ons.

Neem Facebook. Vooral dertigplussers komen we op dit medium tegen. Ze delen met foto’s allerlei zaken uit hun leven. Dat is ook kenmerkend voor een huisbezoek.

Op Facebook kan op het geplaatste bericht gereageerd worden, ook via een persoonlijk bericht, dat niet door anderen gelezen kan worden. Zo kan zich een gesprek ontspinnen, maar ook een afspraak gemaakt worden.

Het bericht kan ook dienen als bron van informatie voorafgaande aan een huisbezoek.

Als het om jongvolwassenen gaat, is WhatsApp een goed middel. Op Facebook zitten ze niet en e-mail lezen ze bijna niet, maar via WhatsApp is het eenvoudig om met hen te communiceren. Even iets doorspreken. Even vragen hoe het gaat. Een afspraak maken. Ideaal om pastoraat vorm te geven. Maar ook om hele gesprekken te voeren. Dit betekent niet dat een lijfelijke ontmoeting niet meer plaatsvindt. WhatsApp komt niet in plaats daarvan. Precies zoals gedrukte preken niet in plaats komen van de kerkdienst.

Instagram

Instagram lijkt voor het pastoraat op het eerste gezicht minder geschikt. Evenals Facebook heeft het – naast liken – ook de functie om te reageren, maar dit kan niet, zoals bij Messenger van Facebook, via een persoonlijk bericht. Maar het volgen van vooral jongeren op Instagram geeft wel de mogelijkheid betrokken te zijn bij hun leven. Die informatie kan bijdragen aan de invulling van de catechese en de prediking. Maar ook van het pastoraat, door tijdens een ontmoeting aan te haken bij een foto of filmpje dat gepost is.

De sociale media zijn zo een uitstekend middel om te gebruiken in het pastorale werk in de gemeente. Maar pas tegelijk op voor de zuurdesem van de sociale media, wanneer dit het instrumentele overstijgt.

De sociale media zijn niet het verlossende middel, maar ze kunnen zeker bijdragen. Een gesprek kan de diepte in gaan en hoeft niet aan de oppervlakte te blijven.

Maar wanneer een ontmoeting mogelijk is, dan zal de vraag om een afspraak te maken en door te praten, als eerste geappt moeten worden.

Opiniestuk is geplaatst in het Nederlands Dagblad op 8 april

Interview hierover op Groot Nieuws Radio op 10 april

Kritiek op de toekomstplannen voor de Protestantse Kerk kan natuurlijk. Maar kom dan niet met onwaarheden en spookbeelden.

Een aantal predikanten en ouderlingen heeft een manifest ondertekend tegen de structuurwijziging van de Protestantse Kerk (ND 25 maart). Evenals de algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond, Piet Vergunst, zie ik dit als een hartenkreet. In dit licht wil ik het manifest serieus nemen. Op een andere manier is het manifest niet serieus te nemen, ondanks alle namen die eronder staan. Het staat namelijk vol onwaarheden en is zeer tendentieus geschreven.

classispredikant

Dit begint al direct aan het begin, waar de zorg wordt uitgesproken dat de kerk verandert van een presbyteriale orde (van onderop) naar een episcopale (van bovenaf). Dat gebeurt juist niet. Het doel van de toekomstnota Kerk2025 is: terug naar de basis. Minder regelen van bovenaf. Kerk-zijn moet gebeuren in de plaatselijke gemeente en tussen plaatselijke gemeenten. Elkaar ontmoeten, spreken en bijstaan. Er komt geen top-downstructuur, zoals geopperd. Wat er wel komt, is een classispredikant, die gemeenten aanspoort elkaar te ontmoeten, die op huisbezoek gaat bij gemeenten en predikanten en die, wanneer dit nodig is, alvast bepaalde maatregelen kan nemen. De classispredikant zal doen wat het breed moderamen van de classis nu doet. Het kan alleen iets gerichter en sneller. Dat is een wens van veel gemeenten waar problemen zijn.

niet uit de lucht

De maatregelen die de classispredikant kan nemen, zijn lang niet zo verstrekkend als in het manifest wordt gesuggereerd. Ook kunnen de besluiten niet pas achteraf teruggedraaid worden. Het zijn voorlopige maatregelen die de classispredikant neemt. De toekomstige classis (of regionale vergadering) zal die voorlopige maatregelen definitief moeten maken. En natuurlijk komen ook de voorlopige maatregelen van de classispredikant niet uit de lucht vallen. De situatie binnen de desbetreffende gemeente zal al veel eerder besproken zijn binnen de classis en met andere kerkelijke colleges. De manier waarop in het manifest gesproken wordt over de classispredikant, is dan ook zeer onjuist en overdreven. Om niet te zeggen populistisch.

De classispredikant zal niet verbaal zijn punt doordrukken, daalt niet als een eenzaam figuur uit de hoogte neer en heeft geen eigen gebied. De classispredikant geeft leiding aan een classis en ontmoet en begeleidt, om de plaatselijke kerken ten dienste te zijn. Geen heerser dus, maar een dienaar. Tot slot stelt het manifest de huidige werkgemeenschappen, waar predikanten uit een bepaald gebied elkaar ontmoeten, gelijk aan ringen die in een gebied gevormd zouden moeten worden. De werkgemeenschappen van predikanten blijven bestaan. Daar kunnen predikanten elkaar ontmoeten en ik raad hun dit aan. De ringen zijn bedoeld om ervoor te zorgen dat gemeenten elkaar ontmoeten. Dit kan tussen (afgevaardigden van) kerkenraden of de dagelijkse besturen daarvan, maar ook tussen kerkrentmeesters, diakenen of ouderlingen. Dit kunnen zeer wezenlijke ontmoetingen zijn, wanneer dit serieus opgepakt wordt. De plaatselijke gemeenten zijn hierbij aan zet.

onrust en onzekerheid

Wat blijft staan is de cri de coeur. Gebaseerd op onrust en onzekerheid en gebrek aan kennis van Kerk2025. Hier ligt een taak voor de landelijke kerk om duidelijk te informeren, dat de kerk presbyteriaal blijft en dat aan de basis inzet van de plaatselijke gemeenten wordt gevraagd, om elkaar te ontmoeten, te spreken en bij te staan.

————————————————————————————————————————————————————————

Opiniestuk heeft gestaan in het Nederlands Dagblad van 28 maart 2017. Een soortgelijk stuk stond dezelfde dag ook in het Reformatorisch Dagblad. Zie hieronder

Lees ook andere stukken over Kerk2025 op deze site. Uitleg over Kerk2025 en doelstelling Wel het hele pakket Kerk2025

————————————————————————————————————————————————————————-

Het manifest tegen ”Kerk 2025” is moeilijk serieus te nemen, vindt ds. J. Holtslag. Het staat vol onwaarheden en is zeer tendentieus geschreven.

Een groep predikanten en ouderlingen heeft vorige week een manifest verzonden naar alle classes in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). De ambtsdragers spreken daarin hun zorg uit over het reorganisatieplan ”Kerk 2025” (RD 25-3).

2017-03-23-KRK2-kapel_dienstencentrum-4-FC-V_web_webLees ook Ambtsdragers uiten zorgen over ”Kerk 2025” in manifest

Evenals de algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond, P. J. Vergunst, zie ik dit manifest als een hartenkreet. In dit licht neem ik het ook serieus.

Op een andere manier is het manifest niet serieus te nemen, ondanks alle namen die eronder staan. Het manifest staat namelijk vol onwaarheden en is zeer tendentieus geschreven. Dit begint al direct in de kop, waar de zorg wordt uitgesproken dat de kerk verandert van een presbyterale orde naar een episcopale. Juist niet. Het is terug naar de basis. In de plaatselijke gemeente moet het gebeuren en tussen plaatselijke gemeenten. Elkaar ontmoeten, spreken en bijstaan.

Er komt geen top-downstructuur, zoals geopperd. Wat er wel komt, is een classispredikant die gemeenten aanspoort elkaar te ontmoeten, die op huisbezoek gaat en die, wanneer dit nodig is, alvast bepaalde maatregelen kan nemen. De classispredikant zal doen wat het breed moderamen van de classis nu doet. Het kan alleen iets gerichter en sneller. Een wens van veel gemeenten waar problemen zijn.

De maatregelen die genomen kunnen worden, zijn lang niet zo verstrekkend als in het manifest wordt gesuggereerd. Ook kunnen de besluiten niet pas achteraf teruggedraaid worden. De toekomstige classis kan de besluiten definitief maken. Maar zal de classispredikant voordat er besluiten genomen worden niet overleggen met bijvoorbeeld de visitatie? Ook zal de situatie in de betreffende gemeente al veel eerder besproken zijn binnen de classis.

Geen heerser, maar dienaar

De manier waarop er in het manifest gesproken wordt over de classispredikant is dan ook zeer onjuist en overdreven. Om niet te zeggen populistisch. De classispredikant zal niet verbaal zijn punt doordrukken, daalt niet als een eenzame figuur uit de hoogte neer en heeft geen eigen ressort.

De classispredikant geeft leiding aan een classis en ontmoet en begeleidt om de plaatselijke kerk ten dienste te zijn. Geen heerser dus, maar een dienaar.

Tot slot zijn de ringen niet gelijk aan de huidige werkgemeenschappen. De werkgemeenschappen van predikanten blijven bestaan. Daar kunnen predikanten elkaar ontmoeten en ik raad hen dit aan. De ringen zijn bedoeld om ervoor te zorgen dat gemeenten elkaar ontmoeten.

Dit kan tussen (afgevaardigden van) kerkenraden of moderamina, maar ook tussen kerkrentmeesters, diakenen of ouderlingen. Dit kunnen zeer wezenlijke ontmoetingen zijn, wanneer dit serieus opgepakt wordt. De plaatselijke gemeenten zijn hierbij aan zet.

Wat blijft staan is de cri de coeur. Gebaseerd op onrust en onzekerheid en gebrek aan kennis van ”Kerk 2025”. Hier ligt een taak voor de landelijke kerk om duidelijk te informeren dat de kerk presbyteriaal blijft en dat op de basis inzet van de plaatselijke gemeente wordt gevraagd om elkaar te ontmoeten, te spreken en bij te staan.

De auteur is predikant van de hervormde gemeente Giessen-Nieuwkerk en preses van de classis Gorinchem. Hij schrijft dit artikel op persoonlijke titel.

 

Grote pakketten papier bevatten de ordinantiewijzigingen die nodig zijn om Kerk2025 verder uit te rollen. In eerste lezing heeft de synode van de Protestantse Kerk in Nederland de voorstellen al aangenomen. Nu zijn de classes aan het woord om te considereren (overwegen). Daarna is het woord weer aan de synode om in tweede lezing erover te besluiten. Wordt het ongewijzigd aangenomen of vinden er wijzigingen plaats of zijn de overwegingen van de classes zo overtuigend dat het in tweede lezing verworpen wordt. 22 september weten we meer.

 

Tot die tijd is het goed om het rapport ‘Kerk 2025: Waar een Woord is, is een weg’ weer eens ter hand te nemen. Want er is iets

wonderlijks aan de hand. Het rapport dat dr. Arjan Plaisier geschreven heeft, bestaat uit twee gedeelten. Deel II gaat over de inrichting van de kerk. Over waar het naar toe gaat. Zo wordt gesproken over het DNA van de Protestantse Kerk en dat het anders verder moet de organisatie moet op de schop. Dit is waar kerkenraden en classes nu over aan het nadenken zijn. Dit sluit dus volledig aan bij het rapport.

 

Maar het rapport heeft twee delen!

 

Deel I gaat over de kern van het kerk zijn. Waar het op aankomt. Er wordt een pleidooi gevoerd voor Back to the Basics. Dit is sterk gekoppeld aan het voorwoord dat gebaseerd is op Marcus 6:7-9. In de geschiedenis die hier beschreven staat zendt de Heere Jezus de discipelen twee aan twee uit om te prediken en op te roepen tot bekering, om te onderwijzen en om zieken te genezen en onreine geesten uit te drijven. Bij dit alles zegt Hij dat de discipelen niets mee mogen nemen dan een staf en sandalen voor onderweg. Plaisier stelt hierbij de vraag: “Wat is nu nodig?” Hij wil relevant kerk zijn.

In het verdere van het rapport wordt dit verder uitgewerkt en de ordinantiewijzigingen zijn hier weer een verdere uitwerking van. Maar dat is maar de helft. Back to the Basics is niet alleen een (noodzakelijke) reorganisatie. Het is ook teruggaan tot de kern van het Evangelie van Jezus Christus. Iets dat de apostel Paulus krachtig samengevat heeft in 1 Korinthe 2:2.

Want ik had mij voorgenomen niets anders onder u te weten dan Jezus Christus, en Die gekruisigd.

Waarom hoor ik in het verdere van Kerk2025 hier niets meer over? We spreken over de noodzakelijkheid van een kerkelijke reorganisatie, maar niet over de noodzaak van de kerk en de kern van kerk-zijn. Waar gaat het mis in Kerk2025? Hoe kan de kern van het kerk-zijn gespreksonderwerp worden en de de reorganisatie weer de bijzaak? Laten we op de synode en in de classes, de werkgemeenschappen en kerkenraden daarover met elkaar spreken. Straks begint de lijdenstijd en gaan we op weg naar Goede Vrijdag; Jezus Christus en Die gekruisigd. Na Pasen was dit het gespreksonderwerp van de Emmaüsgangers en de Man die bij hen liep. De gekruisigde en opgestane Heere en Heiland.

Wanneer de kerk over Zijn lijden en sterven komt te spreken, dan zal de Opgestane meelopen en het zal de kerk tot zegen zijn.

 

 

Een eerdere blog, die vooral organisatorisch gericht is, is hier te lezen

Kerk2025

Voor mij liggen 54 pagina’s kerkorde teksten. Het is deel 1 van vele wijzigingen die kerk2025 met zich meebrengt. Voorstellen die voortbouwen op de rapporten ‘Waar een woord is, is een weg’ en ‘Een stap verder’. Naast me ligt ook de brochure Kerk2018. Een kritisch geluid laat deze brochure horen ten opzichte van al de voorstellen. Verder put ik uit de informatieavond over de voorgestelde ordinantiewijzigingen. Het is aan de classes om hierover te considereren en aan de synode om in tweede lezing te beslissen. Maar wat is mijn opvatting?

In ieder geval is het te makkelijk om alleen maar antwoord te geven op de opgestelde 10 vragen. Daarbij gaan de 10 vragen voorbij aan een diepere doordenking van de voorgestelde wijzigingen. Want wat betekent het allemaal voor het presbyteriaal-synodale principe? Wat wordt de verhouding van de plaatselijke gemeente tot de synode wanneer er geen afvaardiging meer is? Moeten we op sommige punten wel willen dat het voor de classis minder zwaar wordt?

 

Mijn gedachten gaan terug naar een eerdere consideratie. Nog niet zolang geleden. Besloten is dat ordinantiewijzigingen van gering gewicht die in eerste lezing unaniem door de synode zijn aangenomen niet voor consideratie naar de classes hoeven. Dit om de classis te verlichten. Maar waarom werd dit voorgesteld, terwijl men wist, dat er vele ordinantiewijzigingen aan zouden komen en de last toch al zou verminderen, wanneer deze ordinantiewijzigingen aangenomen zouden worden? Het roept bij mij vragen op. Het woord regentenkerk komt in mij op. Misschien ten onrechte, maar wordt de kerk bestuurd vanaf het grondvlak of toch van boven. In Kerk2018 lees ik dat managers de touwtjes in handen hebben.

 

Informatie over Kerk2025 heb ik ook verkregen op de informatieavond over Kerk 2025 die ik bezocht heb in Hardinxveld-Giessendam. Deze avond mocht ik als preses van de classis Gorinchem openen. Ik heb gelezen over Jetro die aan Mozes een reorganisatie voorstelde. Mozes moest niet alles alleen doen, maar ook anderen aanstellen. Leiders over duizend en leiders over honderd en leiders over vijftig en leiders over tien. Mozes nam deze wijzigingsvoorstellen over. Ik heb in de opening gezegd, dat wij zover nog niet zijn. Eerst laten we ons informeren. Het was ook een informatieavond. Daar was niets mis mee. Tegelijk verbaast het me dat er haast geen ander geluid gehoord wordt. Het is niet informeren over wat we kiezen, maar informeren over hoe het gaat worden. Ik vraag me af of consideratie nog wel nodig is. Heeft de synode het al niet unaniem aangenomen? Volgens Sjaak van ‘t Kruis is het inderdaad mosterd na de maaltijd.

Herman van Ginkel, de schrijver van de brochure Kerk2018 is het daar niet mee eens. De classis moet nog considereren. De koers kan nog verlegd worden. Dus er is ruimte om te (her)overwegen.

 

Maar welke koers zal gevaren moeten worden met het schip van de kerk?

 

Ik lees mijn aantekeningen door die ik 16 februari 2016 gemaakt heb. Op de classis Gorinchem, die toen 450 jaar bestond, was de toenmalige scriba van de Protestantse Kerk in Nederland aanwezig. De man achter de rapporten over Kerk2025. Dr. Arjan Plaisier zei onder andere dat hij graag zag dat goed functionerende classes doorgaan als ontmoetingsplaatsen. Deze opmerking sluit geheel aan bij de voorgestelde ordinantiewijzigingen. Deze opmerking brengt me bij pagina 39 van de brochure Kerk2018 waar Van Ginkel schrijft: “Wat in Kerk2025 wordt geschetst zal vast wel een keer ergens werkelijkheid worden, dat een classis door gebrek aan mensen niet meer kan functioneren. Maar daarvoor ga je niet alle classes opheffen, inclusief de goed functionerende.”

Ik verwacht dat er van die ontmoetingsplaatsen, zoals Plaisier die voor zich ziet, niet veel terecht komt. Ik zie dat er een leemte ontstaat tussen de plaatselijke gemeente en de landelijke synode. De predikanten komen mogelijk samen in een werkgemeenschap en de classispredikant bezoekt de gemeenten, maar daar blijft het waarschijnlijk bij. Vast zal iemand hierbij de reactie plaatsen: “Maar daar ben je toch zelf bij”. Dat is waar, maar als anderen er niet zijn, dan houdt het op.

Dan houdt het op. Van Ginkel schrijft dat het “vast wel een keer ergens werkelijkheid zal worden”. De praktijk is, dat het al werkelijkheid is geworden. Classes die niet functioneren. Trouwens ook werkgemeenschappen die niet functioneren. Is het dan wijs om terug te gaan tot 11 classes of om niet-functionerende classes samen te voegen. Het laatste lijkt een goede weg om te gaan. Tegelijk komt dit niet uit bij back to basics. Want bij samenvoegende classes ontstaat hetzelfde probleem als bij regioclasses. De afstand van en naar de gemeente is groot en betrokkenheid is er niet. Een optie is om een slecht of niet-functionerende classis samen te voegen met een goed functionerende classis. Maar dan moet die wel aan de betreffende classis grenzen. Een andere bijkomstigheid is dat er meer dan waarschijnlijk telkens samengevoegd moet worden en er een vreemde lappendeken ontstaan van classes. De vraag is of dit wijs is?

In de Bijbel lezen we dat Jezus zegt dat wie een toren bouwt eerst, eerst de kosten berekent. Zo zal ook met betrekking tot kerkelijke reorganisatie bekeken moeten worden wat verstandig is. Een steeds weer opnieuw samenvoegen van classes lijkt me van niet. Zo door gaan is ook geen optie. Aarzelend neig ik naar een opdeling in 11 classis. Tegelijk worstel ik met de goed functionerende classes en de afstand die zal ontstaan. Niet alleen naar de landelijke kerk, maar ook naar gemeenten in de regio.

 

Classispredikant

Wanneer het aantal classes teruggebracht wordt naar 11, is het dan verstandig om over elk van deze classes een classispredikant aan te stellen? Momenteel vindt het classicale werk toch plaats zonder fulltime kracht, waarom dan nu een betaalde kracht? Het is waar dat het nu allemaal gebeurt door vrijwilligers. Maar als we dit opmerken, dan worden de Regionale adviseurs classicale vergaderingen niet meegerekend. Deze mensen vallen weg. Dus de kostenpost is niet dat er 11 fulltime betaalde krachten bijkomen. De classispredikant kan daarom voor mij geen belemmering zijn voor kerk2025. Tenminste financieel gezien. Want wat houdt deze functie verder in?

 

De opdracht van de classispredikant is om een keer in de vier jaar elke gemeente, elke predikant en elke kerkelijk werker te visiteren. Aangezien ik nergens gelezen heb over een tekort aan visitatoren, vraag ik me af waarom dit niet doorgezet wordt. Is het omdat sommige visitaties wel, maar anderen niet als zinvol ervaren worden? Is er de hoop dat de visitatie door de classispredikant in de meeste gevallen wel als zinvol zal worden ervaren? Ik mag het hopen. Toch blijf ik ook voordelen zien aan de visitatie door (emeriti-)predikanten met een andere ambtsdrager. Daarnaast zijn ongeveer 50 visitaties per jaar voor de classispredikant best een hele kluif. Ik hoop dat er met de classispredikant iemand meegaat op visitatie.

 

De classispredikant krijgt de bevoegdheid om voorlopige maatregelen te nemen. Ik denk hierbij aan ordinantie 3.19 – tijdelijke vrijstelling van werkzaamheden. Het is goed dat dit bekrachtigd dient te worden door de classicale vergadering en de classispredikant hier verantwoording vanaf moet leggen. Toch zou het ook goed zijn, wanneer de classispredikant even kan sparren. Precies zoals dit nu plaatsvindt in het moderamen van de classis. Maar met wie? De visitator die verbonden zal worden aan de classis is een mogelijkheid.

 

De classispredikant vertegenwoordigt verder de classicale vergadering, al dan niet samen met andere leden van het moderamen, in contacten met andere kerkgenootschappen, maatschappelijke organisaties, overheden en media in de regio. Hoe dit gestalte zal moeten krijgen is mij onbekend. Momenteel kunnen we dit niet. Het geeft wel de indruk dat er werk op de classispredikant afkomt, dat nu op de schouders ligt van de preses of de scriba van de landelijke kerk.

 

Classis

De classis waar de classispredikant de voorzitter van is, zal niet bestaan uit afgevaardigden maar uit verkozen ambtsdragers. Gemeenten die niet kunnen of net willen afvaardigen kunnen hier verstek laten gaan. Daarnaast is de kans groot dat niet naar de persoon gekeken wordt, maar dat de gemeente waaruit de persoon komt bepalend is. Verkiezing op grond van modaliteit.

Misschien is het een idee dat verkozenen zo nu en dan eens een bezoek brengen aan een gemeente die niet in de classis vertegenwoordigd is om contact te houden.

 

Synode

Contact met de synode is er feitelijk nu ook al niet. Tenminste wat de gemeenten betreft. Wie afgevaardigd was naar de classicale vergadering en deze ook daadwerkelijk bezocht, die trof de afgevaardigde naar de synode. Voor anderen, zowel kerkenraadsleden als gewone gemeenteleden was de synode ver weg. Dat verandert nu dus niet.

 

Wanneer ik alles over zie, dan kan ik geen bezwaar hebben tegen de verdere uitwerking van het plan. Mijn aarzeling zit aan het begin. Dan denk ik aan de goed functionerende classes, maar vooral aan de leemte die er zal ontstaan en de kans dat er van de ontmoetingsplekken niets terecht komt. Wordt de plaatselijke gemeenten niet vooral een eiland? Zullen verschillende modaliteiten elkaar nog wel ontmoeten? Zal er daardoor een gebrek aan binding ontstaan met de landelijke kerk? Uit een rapport van de HGJB blijkt dat jongeren nu al geen binding hebben met het instituut kerk. Dit zal alleen maar meer worden. De Protestantse kerk zal bestaan uit allerlei losse gemeenten, waarbij beleid van bovenaf niet zal doordringen tot de basic. Slechts de predikantenopleiding en het werk van regionale en generale colleges zal als zinvol ervaren worden. Wanneer het dan echt back to basics gaat, dan ben ik het met Van Ginkel eens, dat de dienstenorganisatie veel verder ingekrompen kan worden. Een mogelijkheid is dat verschillende onderdelen zelfstandig verdergaan en gaan functioneren zoals de HGJB, de IZB en de GZB.

 

Kerk2025. Het zal een feit worden. De synode heeft het in eerste lezing unaniem aanvaard. De aarzelingen en het protest beschreven in Kerk2018 kan ik meevoelen, maar tegelijk zie ik geen andere oplossing. Stilletjes aan en beetje bij beetje inkrimpen is niet de weg. Toch hoop ik dat er verder nagedacht wordt over de presbyteriale-synodale structuur die lijkt te verdwijnen, over de visitatie en de plaats van de classispredikant hierin. Als preses van de classis Gorinchem merk ik dat er steeds opnieuw van alles op je afkomt, dat lang niet eenvoudig is en niet zakelijk afgehandeld kan worden. Het raakt het hart wanneer het in een gemeente of met een predikkant niet goed gaat. Maar misschien is dit wel de basic. Dat het wezen van de kerk je aan het hart gaat. Immers, de gemeente is gekocht en betaald met het bloed van Jezus Christus.

 

Lees ook Wel het hele pakket kerk2025 en  Manifest tegen ‘Kerk2025’ staat vol misinformatie

Op 15 juni 1520 werd er vanuit de Rooms katholieke kerk een banbul vastgesteld. De officiële publicatie was 24 juli. Het is de dag waarop de bul aan de Sint-Pieter aangeslagen werd. Pas begin oktober kreeg de persoon tegen wie de bul gericht was, deze te lezen. Het betrof de monnik Maarten Luther. Woonachtig te Wittenberg. Met zijn 95 stellingen die hij op 31 oktober 1517 geslagen had op de deur van de slotkerk in Wittenberg bracht hij een beweging opgang die ertoe leidde, dat hij al zijn boeken moest verwerpen. Iets dat hij niet deed. Het maakte dat de Rooms Katholieke Kerk de ban over hem uitsprak.

Zo nu en dan stelt iemand de vraag of Rome deze ban niet kan opheffen. Onder andere in 1971 door vertegenwoordigers van Rooms-katholieken. Dr. Hans Küng was 5 jaar eerder al van mening dat de ban kon worden opgeheven. Frappant is dat er toen over gesproken werd, terwijl 12 jaar later dit gesprek niet meer gevoerd hoefde te worden. Volgens kardinaal Joseph Ratzinger is de ban met de dood van Luther tot een einde gekomen. Onlangs heeft Hendro Munsterman deze woorden van Paus Bedenictus  XVI bevestigd. Tijdens de jaarlijkse Oecumenelezing op vrijdag 13 januari in Utrecht zegt hij volgens het Reformatorisch Dagblad dat Luthers excommunicate inmiddels is opgeheven. „Dat gebeurt namelijk automatisch als iemand overlijdt. Als Hans Küng in interviews oproept om in het Lutherjaar de excommunicatie van Luther op te heffen, dan slaat hij de plank volledig mis. Dat kan niet eens. Nee, Luther is een allereerst medegedoopte. In diezelfde doop zijn wij reeds verenigd in Christus, ook al is de kerkelijke gemeenschap nog niet volledig.”

Oftewel geen gezeur meer over het opheffen van de banbul.

Maar toch wil ik hier nog een woord aan wijden. De bul die Luther ontving heeft officieel: Bulla contra errores Martini Lutheri et sequacium. In het laatste woord zit het. De bul is gericht tegen de fouten van Maarten Luther en zijn volgelingen. Hieronder verstaan we hen die in 1520 de leer van Luther aanhingen. Maar moeten we hieronder ook niet hen verstaan die later de lijn van Luther gevolgd zijn? Zijn alle Lutheranen en ook al de calvinisten en Zwinglianen hier niet bij inbegrepen. Geldt de bul niet voor alle protestanten?

Wanneer er ooit sprake wil zijn van oecumene dan zal hier toch overeenstemming over moeten zijn. Of van protestantse zijde zal de protestantse theologie herroepen moeten worden en betiteld moeten worden als een dwaling. Of van Rooms-katholieke zijde zal de ban opgeheven moeten worden en zal hiermee uitgesproken worden dat de leer van Luther geen dwaling was. Het is toch van het één of van het ander. Of misschien is er een tussenweg. Al lijkt het mij niet eenvoudig die te vinden. Hopelijk vind ik wel iemand die zijn licht kan werpen of de ban nog steeds geldt voor de volgelingen van Maarten Luther.

 

Hendro Munsterman schreef het volgende over Trente en wat gelezen kan worden als een antwoord op de gestelde vraag.

Wat moeten we toch met het concilie van Trente? (uitgebreide versie)